5 En zie, ik denk erover* een huis voor de naam van Jehovah, mijn God, te bouwen,+ juist zoals Jehovah mijn vader Da̱vid beloofd heeft, toen hij zei: ’Uw zoon, die ik in uw plaats op uw troon zal zetten, díé zal het huis voor mijn naam bouwen.’+
10 Hij is het die een huis voor mijn naam zal bouwen,+ en hijzelf zal mij tot een zoon worden,+ en ik hem tot een vader.+ En ik zal de troon van zijn koningschap+ over I̱sraël stellig tot onbepaalde tijd stevig bevestigen.’