8 Daarna zei Ka̱ïn tot zijn broer A̱bel: [„Laten wij het veld ingaan.”*] Het geschiedde dan toen zij op het veld waren, dat Ka̱ïn voorts zijn broer A̱bel aanviel en hem doodde.+
5 Daarna ging hij naar het huis van zijn vader te O̱fra+ en doodde zijn broers,+ de zonen van Jerubba̱äl, zeventig man, op één steen, maar Jo̱tham, de jongste zoon van Jerubba̱äl, bleef over, omdat hij zich verborgen had.