18 En gij moet aan Jehovah, uw God, denken, want hij is het die u kracht geeft om vermogen te verwerven,+ ten einde zijn verbond gestand te doen dat hij uw voorvaders onder ede bevestigd heeft, zoals op deze dag.+
12 De rijkdom+ en de heerlijkheid+ zijn vanwege u, en gij heerst*+ over alles; en in uw hand is kracht+ en macht,+ en in uw hand is [het vermogen] om groot te maken+ en sterkte te verlenen aan allen.+
9 Hierop zei Ama̱zia+ tot de man van de [ware] God: „Maar wat dan te doen met het oog op de honderd talenten die ik aan de troepen van I̱sraël heb gegeven?”+ Hierop zei de man van de [ware] God: „Bij Jehovah bestaat het middel u veel meer te geven dan dit.”+