Spreuken
Een wijze zoon is hij die een vader verheugt,+ en een verstandeloze zoon is de droefheid van zijn moeder.+ 2 De schatten van de goddeloze zullen niet baten,+ maar rechtváárdigheid zal van de dood bevrijden.+ 3 Jehovah zal de ziel van de rechtvaardige niet laten hongeren,+ maar de sterke begeerte van de goddelozen zal hij wegstoten.+
4 Wie met lakse hand werkt, zal over weinig middelen beschikken,+ maar het is de hand van de vlijtige die iemand rijk zal maken.+
5 De zoon die met inzicht handelt, zamelt in gedurende de zomertijd; de zoon die schandelijk handelt, slaapt diep gedurende de oogst.+
6 Zegeningen zijn voor het hoofd van de rechtvaardige,+ maar wat de mond van de goddelozen aangaat, die bedekt gewelddaad.*+ 7 De gedachtenis van de rechtvaardige is tot zegen,+ maar de naam van de goddelozen — die zal verrotten.+
8 Wie wijs van hart is, zal geboden aannemen,+ maar wie dwaas van lippen is, zal vertreden worden.+
9 Hij die in rechtschapenheid wandelt, zal in zekerheid wandelen,+ maar hij die zijn wegen krom maakt, zal zichzelf doen kennen.+
10 Wie met zijn oog knipt, zal smart veroorzaken,+ en wie dwaas van lippen is, zal vertreden worden.+ 11 De mond van de rechtvaardige is een bron* van leven;+ maar wat de mond van de goddelozen aangaat, die bedekt gewelddaad.+
12 Háát verwekt twisten,+ maar liefde bedekt zelfs alle overtredingen.+
13 Op de lippen van de verstandige wordt wijsheid gevonden,+ maar de roede is voor de rug van wie het aan hart ontbreekt.*+
14 De wijzen zijn het die kennis als een schat wegleggen,+ maar de mond van de dwaas is de ondergang zelf nabij.+
15 De waardevolle dingen van een rijke zijn zijn sterke stad.+ De ondergang van de geringen is hun armoede.+
16 De activiteit van de rechtvaardige leidt tot leven;+ de opbrengst van de goddeloze leidt tot zonde.+
17 Hij die zich aan streng onderricht houdt, is een pad ten leven,*+ maar hij die terechtwijzing verlaat, doet dolen.+
18 Waar iemand is die haat bedekt, daar zijn leugenlippen,+ en wie een slecht bericht uitbrengt, is verstandeloos.+
19 In de overvloed van woorden ontbreekt overtreding niet,+ maar wie zijn lippen in bedwang houdt, handelt beleidvol.+
20 De tong van de rechtvaardige is uitgelezen zilver;+ het hart van de goddeloze is weinig waard.+
21 Het zijn de lippen van de rechtvaardige die velen blijven weiden,*+ maar door gebrek aan hart* blijven de dwázen sterven.+
22 De zegen van Jehovah — die maakt rijk,+ en hij voegt er geen smart bij.*+
23 Voor de verstandeloze is het aan de dag leggen van een losbandig gedrag* als een spel,+ maar wijsheid is voor de man* van onderscheidingsvermogen.+
24 Wat schrikaanjagend is voor de goddeloze — dat zal hem overkomen;+ maar de begeerte van de rechtvaardigen zal ingewilligd worden.+ 25 Zoals wanneer de stormwind voorbijgaat, zo is de goddeloze niet meer;+ maar de rechtvaardige is een fundament tot onbepaalde tijd.+
26 Als azijn voor de tanden en als rook voor de ogen, zo is de luiaard voor hen die hem uitzenden.+
27 Het is de vrees voor Jehovah die dagen zal toevoegen,+ maar het zijn de jaren van de goddelozen die verkort zullen worden.+
28 De verwachting van de rechtvaardigen is een verheuging,+ maar de hoop van de goddelozen — die zal vergaan.+
29 De weg van Jehovah is een vesting voor de onberispelijke,+ maar de ondergang is voor de beoefenaars van wat schadelijk is.+
30 Wat de rechtvaardige aangaat, hij zal tot onbepaalde tijd niet aan het wankelen worden gebracht;+ maar wat de goddelozen aangaat, zij zullen niet op de aarde blijven vertoeven.+
31 De mond van de rechtvaardige — die draagt de vrucht van wijsheid,+ maar de tong van verkeerdheid zal worden afgesneden.+
32 De lippen van de rechtvaardige — ze leren goede wil kennen,+ maar de mond van de goddelozen is verkeerdheid.+