21 Want de wegen van een man* liggen vóór de ogen van Jehovah,+ en hij beschouwt al zijn gangen.+ 

17 Want mijn ogen zijn op al hun wegen. Ze zijn niet verborgen geweest voor mijn aangezicht, noch is hun dwaling onttrokken geweest aan mijn ogen.+ 

13 En geen schepping is voor zijn ogen niet openbaar,+ maar alle dingen liggen naakt en openlijk tentoongesteld voor de ogen van hem aan wie wij rekenschap hebben af te leggen.+

12 Want [de] ogen+ van Jehovah* zijn op de rechtvaardigen en zijn oren tot hun smeking;+ maar [het] aangezicht van Jehovah* is tegen hen die slechte dingen doen”.+