29 Ten slotte bleek dat zodra hij zijn hand terugtrok, zie, daar kwam zijn broer te voorschijn, zodat zij uitriep: „Wat bedoelt gij daarmee, dat gij voor uzelf een doorbraak* hebt veroorzaakt?” Daarom gaf men hem de naam Pe̱rez.*+
20 De zonen van Ju̱da nu waren, volgens hun families: Van Se̱lah+ de familie der Selanieten; van Pe̱rez+ de familie der Parzieten; van Ze̱ra+ de familie der Zarhieten.