17 Beveel hun die rijk zijn+ in het tegenwoordige samenstel van dingen,* niet hooghartig* te zijn+ en hun hoop niet op onzekere rijkdom te vestigen,+ maar op God, die ons alle dingen rijkelijk verschaft om ervan te genieten;+
16 want alles wat in de wereld is+ — de begeerte van het vlees+ en de begeerte der ogen+ en het opzichtige geuren* met de middelen voor levensonderhoud die men heeft+ — spruit niet voort uit de Vader, maar uit de wereld.+