5 Daarna sprak hij tot Ko̱rach en tot heel zijn vergadering, en zei: „Morgenochtend zal Jehovah bekendmaken wie hem toebehoort+ en wie heilig is+ en wie tot hem moet naderen,+ en al wie hij mocht uitkiezen,+ zal tot hem naderen.
3 Met eigen ogen hebt GIJ gezien wat Jehovah gedaan heeft in het geval van de Ba̱äl van Pe̱or,*+ dat iedere man die de Ba̱äl van Pe̱or achternaliep, door Jehovah, uw God, uit uw midden werd verdelgd.+