11 ’Want ikzelf weet heel goed welke gedachten ik jegens ulieden koester’,+ is de uitspraak van Jehovah, ’gedachten van vrede, en niet van rampspoed,+ om U een toekomst en een hoop+ te geven.
22 Nu hebt GIJ echter, omdat GIJ vrijgemaakt werdt van de zonde, maar slaven van God zijt geworden,+ heiligheid tot vrucht,+ en als eindresultaat eeuwig leven.+