11 Later zond Saul boden+ naar Da̱vids huis om het te bewaken en om hem ’s morgens ter dood te laten brengen;+ maar Mi̱chal, zijn vrouw, vertelde het Da̱vid en zei: „Indien gij vannacht uw ziel niet laat ontkomen, zult gij morgen een ter dood gebrachte zijn.”
11 Indien zij blijven zeggen: „Ga toch met ons mee. Laten wij toch loeren op bloed.+ Laten wij ons toch, zonder enige reden, verdekt opstellen tegen de onschuldigen.+