27 Wee U, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars!,+ want GIJ gelijkt op witgekalkte+ graven, die van buiten weliswaar mooi schijnen, maar van binnen vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid zijn.
39 Maar de Heer zei tot hem: „GIJ Farizeeën nu, GIJ reinigt de buitenkant van de beker en de schotel, maar UW binnenste+ is vol roof en goddeloosheid.+