6 In het negende jaar van Hose̱a nam de koning van Assy̱rië Sama̱ria in,+ waarna hij I̱sraël in ballingschap voerde+ naar Assy̱rië en hen liet wonen in Ha̱lah+ en in Ha̱bor aan de rivier de Go̱zan+ en in de steden van de Meden.+
23 totdat Jehovah I̱sraël van voor zijn aangezicht verwijderde,+ juist zoals hij gesproken had door bemiddeling van al zijn knechten, de profeten.+ Zo ging I̱sraël van zijn eigen grond in ballingschap naar Assy̱rië, tot op deze dag.+
11 zal het niet zijn dat ik, net zoals ik gedaan zal hebben aan Sama̱ria en aan haar goden die niets waard zijn,+ evenzo aan Jeru̱zalem en aan haar afgoden zal doen?’+