15 Toen stonden de mannen die met name waren aangewezen+ op en grepen de gevangenen vast, en alle naakten onder hen kleedden zij van de buit. Zij kleedden hen dus+ en verstrekten hun sandalen en gaven hun te eten+ en te drinken+ en wreven hen met olie in. In het geval van iedereen die voortstrompelde, gaven zij hun bovendien vervoer+ op de ezels en brachten hen naar Je̱richo,+ de Palmenstad,+ naast hun broeders. Daarna keerden zij naar Sama̱ria+ terug.

7 en geen mens placht hij slecht te behandelen;+ het pand dat hij nam voor schuld gaf hij altijd terug;+ niets placht hij weg te roven;+ de hongerige gaf hij altijd zijn eigen brood+ en de naakte placht hij te bedekken met een kledingstuk;+ 

36 naakt,*+ en GIJ hebt mij gekleed. Ik werd ziek en GIJ hebt mij verzorgd. Ik was in de gevangenis+ en GIJ zijt tot mij gekomen.’ 

15 Indien een broeder of een zuster zich in een naakte toestand bevindt en het toereikende voedsel voor de dag ontbeert,+ 

17 Als iemand echter de middelen van deze wereld voor de instandhouding van het leven bezit+ en zijn broeder gebrek ziet lijden+ en toch de deur van zijn [gevoelens van] teder mededogen voor hem sluit,+ in welk opzicht blijft de liefde Gods dan in hem?+