8 Het woord dat van Jehovah tot Jeremi̱a kwam nadat koning Zedeki̱a een verbond had gesloten met heel het volk dat in Jeru̱zalem was, om voor hen vrijlating* uit te roepen,+ 

21 dat* ook de schepping+ zelf vrijgemaakt+ zal worden van de slavernij des verderfs en de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods zal hebben. 

25 Deze Ha̱gar nu betekent Si̱naï,+ een berg in Ara̱bië, en zij komt overeen met het tegenwoordige Jeru̱zalem, want zij is met haar kinderen in slavernij.+ 

15 en [om] allen die uit vrees voor de dood+ hun leven lang aan slavernij onderworpen waren,+ te bevrijden.+