3 En aan A̱braham,+ I̱saäk+ en Ja̱kob+ ben ik altijd verschenen als God de Almachtige,*+ maar wat mijn naam Jehovah+ betreft,* daarmee heb ik mij niet aan hen bekendgemaakt.*+
18 Degene die jegens duizenden liefderijke goedheid betracht+ en de dwaling van de vaderen vergeldt in de boezem van hun zonen na hen,+ de [ware] God,* de grote,+ de sterke [God],*+ wiens naam Jehovah der legerscharen+ is,+
8 De Maker van het sterrenbeeld Kimah*+ en het sterrenbeeld Ke̱sil,*+ en Hij die diepe schaduw verandert+ in de morgen zelf, en die de dag zelf zo duister heeft gemaakt als de nacht,+ die de wateren der zee roept, opdat hij ze kan uitstorten op de oppervlakte der aarde+ — Jehovah is zijn naam;+
6 ’Hij die in de hemel zijn trap bouwt+ en zijn bouwsel boven de aarde, die hij grondvestte;+ hij die de wateren der zee roept,+ opdat hij ze kan uitstorten op de oppervlakte der aarde+ — Jehovah is zijn naam.’+