7 En Zedeki̱a’s zonen slachtte men voor zijn ogen af,+ en Zedeki̱a’s ogen maakte hij blind,+ waarna hij hem met koperen boeien bond+ en naar Ba̱bylon bracht.+
20 Bovendien voerde hij de overgeblevenen van het zwaard gevankelijk naar Ba̱bylon,+ en zij werden hem en zijn zonen tot knechten,+ totdat het koningshuis van Pe̱rzië+ de heerschappij verkreeg —
6 En de koning van Ba̱bylon ging ertoe over de zonen van Zedeki̱a in Ri̱bla voor diens ogen+ af te slachten,+ en al de edelen van Ju̱da slachtte de koning van Ba̱bylon af.+
8 En een krijgsmacht der Chaldeeën zette de koning toen achterna,+ en zij achterhaalden Zedeki̱a+ ten slotte in de woestijnvlakten van Je̱richo; en heel zijn eigen krijgsmacht werd van zijn zijde vandaan verstrooid.+