4 Toen riep Jeremi̱a Ba̱ruch,*+ de zoon van Neri̱a, opdat Ba̱ruch uit Jeremi̱a’s mond al de woorden van Jehovah die Hij tot hem gesproken had, op de boekrol zou kunnen schrijven.+
45Het woord dat de profeet Jeremi̱a sprak tot Ba̱ruch,+ de zoon van Neri̱a, toen hij deze woorden uit de mond van Jeremi̱a in een boek opschreef+ in het vierde jaar van Jo̱jakim,+ de zoon van Josi̱a, de koning van Ju̱da, toen hij zei: