46Bel+ heeft zich neergebogen,+ Ne̱bo helt voorover; hun afgoden+ zijn voor de wilde dieren en voor de huisdieren geworden, hun vrachten, stukken bagage, een last voor de vermoeide dieren.
2 „Vertelt [het] onder de natiën en verkondigt [het].+ En heft een signaal* op;+ verkondigt [het]. Verbergt niets. Zegt: ’Ba̱bylon is ingenomen.+ Bel* is beschaamd gemaakt.+ Me̱rodach is verschrikt geworden. Haar beelden zijn beschaamd gemaakt.+ Haar drekgoden zijn verschrikt geworden.’
47 Daarom, ziet! er komen dagen, en ik zal stellig mijn aandacht richten op de gehouwen beelden van Ba̱bylon,+ en heel haar eigen land zal beschaamd worden, en haar eigen verslagenen zullen in haar midden vallen.+