7 En Zedeki̱a’s zonen slachtte men voor zijn ogen af,+ en Zedeki̱a’s ogen maakte hij blind,+ waarna hij hem met koperen boeien bond+ en naar Ba̱bylon bracht.+
14 En er ging vervolgens vuur uit van [haar] staf.+ Het verslond zelfs haar scheuten, ja, haar vrucht, en er bleek in haar geen sterke staf te zijn, geen scepter om te heersen.+
Dat is een klaaglied, en het zal een klaaglied worden.’”+