26 En ik wil met hen een vredesverbond sluiten;+ een voor onbepaalde tijd durend verbond zal er met hen tot stand komen.+ En ik wil hun een plaats geven en hen vermenigvuldigen+ en mijn heiligdom tot onbepaalde tijd in hun midden plaatsen.+
16 En welke overeenkomst heeft Gods tempel* met afgoden?+ Want wij zijn een tempel+ van een levende God, zoals God heeft gezegd: „Ik zal onder hen verblijven+ en onder [hen] wandelen, en ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.”+