33 En U zal ik onder de natiën verstrooien,+ en ik wil een zwaard achter U ontbloten;+ en UW land moet een woestenij worden,+ en UW steden zullen een verlaten ruïne worden.
9 Hij dan verbrandde het huis van Jehovah+ en het huis van de koning+ en alle huizen van Jeru̱zalem;+ en het huis van ieder groot man* verbrandde hij met vuur.+