11 Indien zij blijven zeggen: „Ga toch met ons mee. Laten wij toch loeren op bloed.+ Laten wij ons toch, zonder enige reden, verdekt opstellen tegen de onschuldigen.+
7 Hun eigen voeten blijven naar louter slechtheid snellen,+ en zij haasten zich om onschuldig bloed te vergieten.+ Hun gedachten zijn schadelijke gedachten;+ gewelddadige plundering en verbreking zijn op hun hoofdwegen.*+