8 of hij die vermaant, [laat hij zich toeleggen] op zijn vermanen;+ hij die uitdeelt, [doe het] met vrijgevigheid;+ hij die de leiding heeft,*+ [doe het] in alle ernst; hij die barmhartigheid betoont,+ [doe het] met blijmoedigheid.
10 Overeenkomstig de onverdiende goedheid+ van God die mij gegeven werd, heb ik als een wijs bestuurder van werken een fundament gelegd,+ maar iemand anders bouwt erop. Laat een ieder er echter op blijven toezien hoe hij daarop bouwt.+
17 Weest gehoorzaam aan hen die onder U de leiding nemen*+ en weest onderdanig,*+ want zij waken over UW ziel als [mensen] die rekenschap zullen afleggen,+ opdat zij dit met vreugde en niet met zuchten mogen doen, want dit zou voor U schadelijk zijn.+