Job
11 Toen antwoordde de Naämathiet Zo̱far+ en zei:
3 Zal dat ijdele gezwets van u mannen* tot zwijgen brengen,
En zult gij blijven bespotten zonder dat er iemand is die [u] bestraft?+
6 Dan zou hij u de geheimen der wijsheid meedelen,
Want de dingen der praktische wijsheid zijn menigvuldig.*
Ook zoudt gij weten* dat God toelaat dat ten gunste van u iets van uw dwaling wordt vergeten.+
7 Kunt gij de diepe dingen Gods doorgronden,+
Of kunt gij de Almachtige zelfs tot het uiterste doorgronden?
9 Ze is langer van afmeting dan de aarde,
En breder dan de zee.
10 Indien hij voorbijgaat en [iemand] overlevert
En een rechtszitting belegt, wie kan hem dan weerstaan?
11 Want hijzelf kent heel goed de mannen* die onwaarachtig zijn.+
Wanneer hij ziet wat schadelijk is, zal hij zich dan niet opmerkzaam betonen?
12 Zelfs een leeghoofdig man* zal nog een goede beweegreden krijgen
Zodra een ezelachtige zebra als mens* wordt geboren.
13 Indien gijzelf werkelijk uw hart zult bereiden
En inderdaad uw handpalmen tot hem uitbreidt,+
14 Indien wat schadelijk is in uw hand is, doe het ver weg,
En laat geen onrechtvaardigheid in uw tenten wonen.
15 Want dan zult gij uw aangezicht zonder smet opheffen+
En gij zult stellig bevestigd worden, en gij zult niet vrezen.
16 Want gij — moeite zult gij vergeten;
Als [aan] wateren die zijn voorbijgevloeid, zult gij [eraan] denken.
17 En helderder dan de middag zal [uw] levensduur+ rijzen;
De duisternis zal worden als de morgen zelf.+