4 Maar Esau rende hem tegemoet, omhelsde hem en kuste hem, en ze barstten in tranen uit. 5 Toen Esau opkeek en de vrouwen en kinderen zag, vroeg hij: ‘Wie heb je daar bij je?’ Jakob antwoordde: ‘De kinderen die God je dienaar geschonken heeft.’+
‘God de Almachtige is in Luz in Kanaän aan me verschenen en heeft me gezegend.+4 Hij zei tegen me: “Ik zal je vruchtbaar en talrijk maken, en er zullen vele volken uit je voortkomen.+ Ik zal dit land aan je nageslacht* geven als een blijvend bezit.”+
21 Jehovah had aandacht voor Hanna en zorgde ervoor dat ze zwanger kon worden.+ Ze kreeg nog drie zonen en ook twee dochters. Intussen groeide de jonge Samuël bij Jehovah op.+