2 Ze rende dus naar Simon Petrus en de andere discipel, aan wie Jezus gehecht was,+ en zei tegen ze: ‘Ze hebben de Heer uit het graf weggehaald,+ en we weten niet waar ze hem hebben neergelegd.’
7 De discipel van wie Jezus veel hield+ zei tegen Petrus: ‘Het is de Heer!’ Toen Simon Petrus hoorde dat het de Heer was, deed hij zijn bovenkleed aan,* want hij was naakt, en sprong in het meer.