Het raadselachtige vogelbekdier
DOOR ONTWAAKT!-CORRESPONDENT IN AUSTRALIË
TOEN wetenschappers voor het eerst het vogelbekdier zagen, wisten zij niet wat zij ervan moesten maken. Hier hadden zij een levende paradox, een kilootje tegenstrijdigheid, die enkele van hun wetenschappelijke overtuigingen omverwierp. Wij nodigen u uit kennis te maken met deze unieke kleine Australiër — een alleraardigst, schuw en lief schepseltje. Maar laten wij eerst eens teruggaan naar het jaar 1799 en zien hoeveel tumult er ontstond toen de Britse wetenschap voor het eerst de vacht van een vogelbekdier onder ogen kreeg.
„Hij kon letterlijk [zijn ogen] niet geloven”, wordt in een encyclopedie gezegd over dr. Shaw, assistent-conservator in de natuurhistorische afdeling van het British Museum. Hij had het vermoeden dat „iemand de snavel van een eend op de huid van een [viervoetig dier] had bevestigd. Hij trachtte de snavel eraf te krijgen en nog heden zijn de sporen van zijn schaar te zien op de originele huid.”
Toen de huid echt bleek te zijn, waren wetenschappers verbijsterd. Het vogelbekdier heeft een voortplantingsstelsel dat veel lijkt op dat van een vogel, maar heeft ook borst- of melkklieren. Deze schijnbare tegenstrijdigheid deed de vraag rijzen: Legt dit onwaarschijnlijke schepsel wel of geen eieren?
Na jaren van discussie kwam men erachter dat het vogelbekdier inderdaad eieren legt. Maar elke ontdekking leek het raadsel alleen maar groter te maken. Hoe deelt men een dier in dat (1) eieren legt maar melkklieren heeft; (2) een pels maar ook de snavel van een eend heeft; en (3) een geraamte met de kenmerken van een koudbloedig dier heeft maar warmbloedig is?
Na verloop van tijd werden wetenschappers het erover eens dat het vogelbekdier een zoogdier uit de orde Monotremata was. De monotremata of snaveldieren hebben, net als reptielen, één opening, of cloaca, die als doorgang dient voor eieren, spermatozoa, faeces en urine. Het enige andere levende snaveldier is de mierenegel. De wetenschappelijke naam die het vogelbekdier heeft gekregen is Ornithorhynchus anatinus, wat „op een eend lijkend dier met de bek van een vogel” betekent.
Op bezoek bij een vogelbekdier
Wij zouden naar een dierentuin kunnen gaan, maar er gaat niets boven het waarnemen van het gereserveerde vogelbekdier in het wild — iets wat zelfs maar weinig Australiërs ooit hebben gedaan. Onze speurtocht begint in het oosten van Australië, in de Blue Mountains ten westen van Sydney, hoewel veel van de zoetwaterrivieren, beken en meren in het oostelijke deel van Australië zouden voldoen.
Wij arriveren voor zonsopgang bij een oude houten brug over een heldere, met eucalyptussen omzoomde rivier. Geduldig en stil speuren wij het water af naar het verschijnen van een laag silhouet. Al snel wordt ons geduld beloond. Zo’n vijftig meter stroomopwaarts komt iets onze kant op. Wij moeten absoluut onbeweeglijk blijven staan.
Uit de grote hoeveelheid rimpelingen die zich vanaf zijn snavel verspreiden, blijkt dat het inderdaad een vogelbekdier is. Deze identificerende rimpelingen vormen zich als het dier het voedsel vermaalt dat het in zijn wangzakken heeft verzameld bij het fourageren op de bodem van de rivier. Hoewel zijn dagelijkse kost van seizoen tot seizoen varieert, bestaat die voornamelijk uit wormen, insektelarven en zoetwatergarnalen.
Verbaast u zich over de kleine afmetingen van het vogelbekdier? Dat doen de meeste mensen. Zij denken dat het vogelbekdier ongeveer zo groot is als een bever of een otter. Maar zoals u kunt zien is het kleiner dan zelfs een gemiddelde huiskat. Mannetjes variëren in lengte van 45 tot 60 centimeter en wegen 1 tot 2,5 kilo. Vrouwtjes zijn iets kleiner.
Voortgestuwd door afwisselende slagen van zijn van zwemvliezen voorziene voorpoten, duikt het rustig naar beneden en blijft een tot twee minuten onder water terwijl het zich een weg baant onder de brug door. Zijn achterpoten met gedeeltelijke zwemvliezen worden niet gebruikt om vooruit te komen maar dienen als roer en werken met de staart samen wanneer het dier zwemt. Ze bieden het dier ook goede houvast bij het graven.
Als het vogelbekdier wordt gestoord, duikt het met een duidelijke plons onder, en dat komt neer op een afscheidsgroet! Dus praten wij alleen wanneer het dier onder water is. „Hoe houdt zo’n beestje zich warm,” is dan een gefluisterde vraag, „vooral in het ijskoude water van de winter?” Dat lukt het vogelbekdier goed dank zij twee hulpmiddelen: een stofwisseling met een snelle energieomzetting die het dier dus van binnenuit verwarmt, en een dichte vacht die de warmte binnenhoudt.
Die verbazingwekkende snavel
De zachte, rubberachtige snavel van het vogelbekdier is een zeer geavanceerd orgaan. Hij is overdekt met receptoren die aanrakingen en elektrische activiteit registreren. Op de bodem van de rivier zwaait het vogelbekdier al speurend langzaam met zijn snavel heen en weer, waarbij het zelfs de zwakke elektrische velden waarneemt die veroorzaakt worden door de spiercontracties van zijn prooi. Als het vogelbekdier onder water is, vormt zijn snavel zijn voornaamste contact met de wereld, want zijn ogen, oren en neus zijn dan stijf gesloten.
Kijk uit voor die sporen!
Als onze kleine vriend een mannetje is, zijn zijn achterpoten bewapend met twee enkelsporen die door buisjes zijn verbonden met twee gifklieren in de dij. Hij duwt beide sporen krachtig in het vlees van een aanvaller, ongeveer zoals een ruiter zijn rijdier aanspoort. Kort na de eerste schrik, krijgt het slachtoffer hevige pijn en verschijnt er plaatselijk een zwelling.
In gevangenschap kan het vogelbekdier echter zo tam zijn als een jong hondje. Het dierenpark in Healesville (Victoria) houdt deze dieren al tientallen jaren en bericht dat een vroege bewoner „bezoekers urenlang bezighield, door steeds maar weer op zijn rug te rollen om zijn buik te laten krabben . . . Duizenden bezoekers stroomden toe om dit uitzonderlijke diertje te zien.”
Ons vogelbekdier neemt zijn laatste duik voor vandaag als de ochtendzon net over de bergketen ten oosten van ons te voorschijn komt. In één nacht heeft het meer dan een vijfde van zijn eigen gewicht aan voedsel gegeten. Terwijl het uit het water klimt, worden de zwemvliezen aan zijn voorpoten teruggevouwen, waardoor sterke nagels zichtbaar worden. Het dier gaat nu naar een van zijn vele holen, die heel verstandig tussen boomwortels zijn gegraven als bescherming tegen erosie en instorting. Nestholen zijn normaal gesproken zo’n acht meter lang, maar andere holen kunnen tussen de één en bijna dertig meter lang zijn en vele zijgangen hebben. Holen voorzien ook in bescherming tegen extreme temperaturen, waardoor het voor wijfjes behaaglijke schuilplaatsen zijn voor het grootbrengen van hun jongen.
Tijd om eieren te leggen
In de lente gaat het wijfje naar een met vegetatie beklede kamer in een van haar dieper gelegen holen en legt één tot drie (meestal twee) eieren zo groot als een duimnagel. Ze broedt haar eieren uit door ze met haar lichaam en vette staart te omwikkelen. Na ongeveer tien dagen bevrijden de jongen zich uit hun perkamentachtige schaal, en zij voeden zich met de melk waarin de twee melkklieren van de moeder voorzien. Het wijfje van het vogelbekdier brengt haar jongen trouwens alleen groot; uit niets blijkt dat deze zoogdieren paren vormen die lange tijd bij elkaar blijven.
Rond februari, na een groeispurt van drie en een halve maand, zijn de jongen gereed voor het water. Aangezien er in zo’n gebied slechts voor een bepaald aantal dieren voedsel is, gaan de jongen na verloop van tijd wellicht op zoek naar minder bevolkte wateren, waarvoor ze zelfs gevaarlijke stukken land doortrekken.
In gevangenschap zijn vogelbekdieren meer dan twintig jaar oud geworden, maar in het wild leven de meeste niet zo lang. Droogte en overstromingen eisen hun tol, alsook het feit dat ze ten prooi vallen aan grote varanen, vossen, grote roofvogels en, helemaal in het noorden in Queensland, zelfs aan krokodillen. De mens vormt echter de grootste bedreiging voor het vogelbekdier, niet door ze doelbewust te doden (vogelbekdieren zijn nu volkomen beschermd), maar door een steeds verdere aantasting van hun woongebied.
Als u ooit naar Australië komt, kunt u zelf ons unieke, kleine, als een vogel gebekte mengprodukt in zijn natuurlijke omgeving gadeslaan, aangezien u er nergens anders ter wereld een in het wild zult zien. Dank zij het vogelbekdier zult u nog een aspect ontdekken van de grenzeloze verbeelding — alsook het gevoel voor humor — van de Schepper.
[Illustratie op blz. 17]
Het vogelbekdier stuwt zich voort met zijn poten die van zwemvliezen zijn voorzien
[Verantwoording]
Met toestemming van Taronga Zoo
[Illustratie op blz. 17]
Het vogelbekdier weegt 1 tot 2,5 kilo, en is daarmee kleiner dan de gemiddelde huiskat
[Verantwoording]
Met toestemming van dr. Tom Grant
[Illustratie op blz. 17]
Zijn zeer gevoelige snavel vindt onder water prooien. (Dit dier bevindt zich in Healesville)
[Verantwoording]
Met toestemming van het dierenpark in Healesville
[Illustratieverantwoording op blz. 16]
Foto: Met toestemming van dr. Tom Grant