Vereist het christendom geloof in een Drieëenheid?
ALLE grote religies van de christenheid aanvaarden de leerstelling van de Drieëenheid als een artikel des geloofs. Er zijn meer dan 250 kerken bij de Wereldraad van Kerken aangesloten, die „de Heer Jezus Christus als God en Heiland naar de Schriften belijden, en die op grond daarvan tezamen hun gemeenschappelijke roeping trachten te vervullen, tot eer van de ene God, Vader, Zoon en Heilige Geest”.
Hoewel de zienswijzen van de verschillende religieuze lichamen die bij deze gemeenschap zijn aangesloten radicaal verschillen, wordt van alle geëist te erkennen dat de „Vader, Zoon en Heilige Geest” slechts „de ene God” zijn. Het verwerpen van de leerstelling der Drieëenheid wordt daarom in feite als het verwerpen van het christendom beschouwd.
Hoewel de Rooms-Katholieke Kerk niet bij de Wereldraad van Kerken is aangesloten, hangt ook zij het geloof in de Drieëenheid aan. Met betrekking tot deze leerstelling merkte de katholieke theoloog Walter Farrell op:
„Het mysterie van de Drieëenheid, zoals God het ons heeft verteld, is het mysterie van drie goddelijke, werkelijk onderscheiden personen in één en dezelfde goddelijke natuur: even gelijk, even eeuwig en één in wezen; één God. Van deze personen spruit de Tweede door een eeuwige verwekking uit de Eerste voort; de Derde spruit door een eeuwige ademing uit de Eerste en de Tweede voort. . . .
De Drieëenheid is een mysterie, daaraan valt niet te twijfelen. Als het ons niet was verteld, zouden wij nooit zoiets vermoed hebben. Nu wij weten dat er een Drieëenheid is, kunnen wij haar bovendien niet begrijpen. Wie het mysterie tracht te ontrafelen, verkeert in de positie van een bijziende man die zijn ogen inspant om vanaf de kust van Maryland [Amerikaanse staat aan de Atlantische Oceaan] een glimpje van Spanje te zien.”
De woorden van deze theoloog geven te kennen dat het onmogelijk is de God die men aanbidt te kennen. Dat is echter niet in overeenstemming met Jezus’ woorden tot een Samaritaanse vrouw: „Gijlieden aanbidt wat gij niet kent; wij [joden] aanbidden wat wij kennen” (Joh. 4:22). Hoewel de joden God nooit als een drieëenheid beschouwd hebben, kon Jezus toch zeggen dat zij wisten wat zij aanbaden. Degenen die de leerstelling van de Drieëenheid aanvaarden, kunnen evenwel niet uitleggen of begrijpen wie zij vereren. God is een groot mysterie voor hen. Wijst dit er niet op dat er iets mis is als men in termen van een mysterie over God tracht te spreken?
De hierboven aangehaalde katholieke theoloog gaf te kennen dat het zonder goddelijke openbaring onmogelijk zou zijn op de gedachte van de Drieëenheid te komen. Als dit zo is, waarom leren dan zelfs niet-christelijke religies een drieëenheidsbegrip? Professor E. Hopkins zei op grond van zijn studies over de drieëenheden van het hindoeïsme, het boeddhisme en de christenheid: „De drie drieëenheden zijn als religieuze uitdrukkingen identiek. . . . Men zou kunnen zeggen: Ik geloof als christen, als aanbidder van Visjnoe, of als boeddhist in God als godheid, en in de goddelijke vleeswording, en in de scheppende Heilige Geest.”
Het is ook opmerkenswaardig dat de drieëenheid van het Chinese boeddhisme wordt gedefinieerd op een wijze die nagenoeg identiek is aan wat belijdende christenen zeggen. Wij lezen:
„Alle Drie zijn besloten in één wezenlijke essentie. De drie zijn hetzelfde als één; niet één, en toch niet verschillend; niet in delen bestaand of samengesteld. Als de drie personen als één worden beschouwd, wordt over hen gesproken als de Volmaakte (Tathagata). Er is geen werkelijk verschil [tussen de drie personen van de drieëenheid]; zij zijn manifestaties, verschillende aspecten van dezelfde onveranderlijke zelfstandigheid.” — Origin and Evolution of Religion, blz. 348.
Stellig zou niemand beweren dat dit geloof in een drieëenheid een boeddhist of hindoe tot een christen maakt. Het feit dat niet-christelijke religies hun geloof in soortgelijke bewoordingen kunnen gieten als die van de theologen van de christenheid doet de bewering teniet dat alleen de God van de bijbel deze leerstelling geopenbaard kan hebben. Geen enkele boeddhist of hindoe zou toegeven dat dit de bron van zijn geloof is. Welnu, hebben de kerken van de christenheid de basis voor hun leerstelling dan van de God gekregen die in de bijbel wordt geïdentificeerd?
Het woord „drieëenheid” komt niet in de Heilige Schrift voor. De ’Vader, Zoon en heilige geest’ worden weliswaar te zamen genoemd (Matth. 28:19), maar impliceert dit op zichzelf het bestaan van een drieëenheid? Een gezin zou uit een vader, een moeder en een zoon kunnen bestaan. Toch zou niemand zeggen dat zij een drieëenheid vormen, waarin elk gezinslid dezelfde autoriteit, kennis en macht bezit. — Vergelijk Matthéüs 2:19-21.
Iemand zou echter kunnen antwoorden: ’Het „Nieuwe Testament” gaat veel verder dan de „Vader, Zoon en Heilige Geest” alleen maar te zamen te noemen. Het onderwijst de drieëenheidsleer.’ Is dat zo?
Na de theologische ontwikkeling van de Drieëenheid te hebben besproken, verklaart de New Catholic Encyclopedia: „Men zou de indruk kunnen krijgen dat het dogma van de Drieëenheid alles welbeschouwd een uitvinding uit het eind van de 4de eeuw is. In zekere zin is dit zo.” Verschaft het „Nieuwe Testament” de basis voor deze uitvinding? Openbaart het bijvoorbeeld dat Jezus Christus gelijk is aan God?
Jezus Christus heeft nooit zo’n bewering gedaan. Hij erkende zijn Vader als zijn God. Jezus zei tot Maria Magdalena: „Ik stijg op naar mijn Vader en uw Vader en naar mijn God en uw God” (Joh. 20:17). Hij beschouwde zijn Vader als de bron van zijn autoriteit door te zeggen: „De Zoon kan geen enkel ding uit zichzelf doen, maar alleen wat hij de Vader ziet doen.” — Joh. 5:19.
In plaats van op gelijkheid te zinspelen, wijst de Schrift juist duidelijk op Jezus’ onderworpenheid aan zijn Vader. Wij lezen: „God [is] het hoofd van de Christus” (1 Kor. 11:3). „Ook de Zoon zelf [zal] zich onderwerpen aan Degene die alle dingen aan hem onderwierp, opdat God alles zij voor iedereen.” — 1 Kor. 15:28.
Als bovendien de Vader, Zoon en heilige geest gelijk waren en één God vormden, zou een zonde tegen de Zoon ook een zonde tegen de Vader en de heilige geest zijn. Dit is echter niet het geval. Jezus Christus zei: „Iedere soort van zonde en lastering zal de mensen worden vergeven, maar de lastering tegen de geest zal niet worden vergeven. Spreekt iemand bijvoorbeeld een woord tegen de Zoon des mensen, het zal hem worden vergeven; maar spreekt iemand tegen de heilige geest, het zal hem niet worden vergeven.” — Matth. 12:31, 32.a
Kan de leerstelling van de Drieëenheid dus als christelijk worden beschouwd? Neen, want ze ontkent de duidelijke bijbelse verklaringen dat Jezus Christus de „Zoon van God”, de „eerstgeborene van heel de schepping” en het „begin van de schepping door God” is (Joh. 20:31; Kol. 1:15; Openb. 3:14). De leerstelling behelst ten onrechte dat Jezus Christus even gelijk en even eeuwig als de Vader is.
Het ware christendom vereist derhalve dat wij de leerstelling van de Drieëenheid als onjuist, als een „uitvinding” van zondige mensen verwerpen. Wij dienen de Vader als de enige ware God te aanbidden en moeten dit doen door bemiddeling van zijn eerstgeboren Zoon, Jezus Christus, Degene die de eerste plaats onder al Gods met verstand begaafde schepselen inneemt. — Kol. 3:17.
[Voetnoten]
a Zie voor een uitvoerige schriftuurlijke bespreking de brochure „Het Woord” — Wie is hij? Volgens Johannes en het boek Aid to Bible Understanding, blz. 918-920.