Jezus’ leven en bediening
IJver voor de aanbidding van Jehovah
NADAT Jezus de bruiloft in Kana heeft bijgewoond, reist hij naar Kapérnaüm, een stad die dicht bij de Zee van Galiléa ligt. Zijn discipelen, zijn moeder en zijn broers, die Jakobus, Jozef, Simon en Judas heten, zijn bij hem. Maar voordat zij aan deze reis begonnen, zijn zij vermoedelijk eerst naar Jezus’ huis in Nazareth gegaan, zodat het gezin kon ophalen wat zij nodig zouden hebben.
Maar waarom gaat Jezus naar Kapérnaüm in plaats van zijn bediening in Kana, Nazareth of een andere plaats ergens in de heuvels van Galiléa voort te zetten? Om te beginnen ligt Kapérnaüm gunstiger, en klaarblijkelijk is het een grotere stad. Ook wonen de meesten van Jezus’ nieuwe discipelen in of in de buurt van Kapérnaüm, zodat zij niet van huis weg hoeven om een opleiding van hem te krijgen.
Tijdens zijn verblijf in Kapérnaüm verricht Jezus wonderen, zoals hij zelf enkele maanden later getuigt. Maar al gauw zijn Jezus en zijn metgezellen weer op pad. Het is lente, en zij zijn op weg naar Jeruzalem om het Pascha van 30 G.T. te vieren. Als zij daar zijn, leren de discipelen Jezus kennen van een zijde die zij misschien nog niet eerder hadden gezien.
Gods Wet vereist dat de Israëlieten dieroffers brengen. Om het hun gemakkelijk te maken, verkopen handelaren in Jeruzalem voor dit doel dieren of vogels. Maar zij doen dit midden in de tempel, en zij zetten de mensen af door te hoge prijzen te vragen.
Diep verontwaardigd maakt Jezus een zweep van touwen en drijft de verkopers naar buiten. Hij werpt de geldstukken van de geldwisselaars op de grond en gooit hun tafels omver. „Neemt deze dingen hier vandaan!” roept hij tegen degenen die de duiven verkopen. „Maakt het huis van mijn Vader niet langer tot een huis van koopwaar!”
Als Jezus’ discipelen dit zien, herinneren zij zich de profetie die over Gods Zoon zegt: „De ijver voor uw huis zal mij verteren.” Maar de joden vragen: „Wat voor teken kunt gij ons laten zien, aangezien gij deze dingen doet?” Jezus antwoordt: „Breekt deze tempel af en in drie dagen zal ik hem oprichten.”
De joden nemen aan dat Jezus het over de letterlijke tempel heeft, maar hij spreekt over de tempel van zijn lichaam. En drie jaar later herinneren zijn discipelen zich deze uitspraak van hem als hij uit de doden wordt opgewekt. Johannes 2:12-22; Matthéüs 13:55; Lukas 4:23.
◆ Naar welke plaatsen reist Jezus na de bruiloft in Kana?
◆ Waarom is Jezus verontwaardigd, en wat doet hij?
◆ Wat herinneren Jezus’ discipelen zich als zij hem bezig zien?
◆ Wat zei Jezus over „deze tempel”, en wat bedoelde hij daarmee?