Koninkrijksverkondigers over de hele aarde actief
„Gij zult getuigen van mij zijn . . . tot de verst verwijderde streek der aarde.” — HANDELINGEN 1:8.
1. Welke boodschap zouden Jezus’ volgelingen volgens zijn zeggen in onze tijd verkondigen?
TOEN Jezus het werk omschreef waarvoor Jehovah hem naar de aarde had gezonden, zei hij: „Ik moet . . . het goede nieuws van het koninkrijk Gods bekendmaken” (Lukas 4:43). En toen hij over het werk sprak dat zijn discipelen op aarde zouden doen wanneer hij in koninklijke macht wedergekomen zou zijn, zei hij: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — Mattheüs 24:14.
2. (a) Waarom is het zo belangrijk dat de Koninkrijksboodschap uitgebreide publiciteit krijgt? (b) Wat dienen wij ons allen af te vragen?
2 Waarom is nieuws omtrent Gods koninkrijk zo belangrijk? Waarom vraagt het Koninkrijk zo’n uitgebreide publiciteit? Omdat het Messiaanse koninkrijk Jehovah’s universele soevereiniteit zal rechtvaardigen (1 Korinthiërs 15:24-28). Door middel van het Koninkrijk zal Jehovah het oordeel voltrekken aan het huidige satanische samenstel van dingen en zal hij zijn belofte om alle families van de aarde te zegenen, vervullen (Genesis 22:17, 18; Daniël 2:44). Door getuigenis te laten geven omtrent het Koninkrijk heeft Jehovah degenen gevonden die hij daarna heeft gezalfd om medeërfgenamen met zijn Zoon te zijn. Door middel van de Koninkrijksverkondiging wordt er in deze tijd tevens een scheidingswerk tot stand gebracht (Mattheüs 25:31-33). Jehovah wil dat mensen uit alle natiën in kennis worden gesteld van zijn voornemen. Hij wil dat zij de gelegenheid krijgen om te kiezen voor leven als onderdanen van zijn koninkrijk (Johannes 3:16; Handelingen 13:47). Hebt u een volledig aandeel aan het verkondigen van dit koninkrijk?
Zij zagen uit naar het einde van de tijden der heidenen
3. (a) Over welk heel toepasselijke onderwerp sprak C. T. Russell op een vroege rondreis om bijbelstudiegroepen te organiseren? (b) Wat beseften die vroege Bijbelonderzoekers met betrekking tot de plaats die Gods koninkrijk in hun leven moest innemen?
3 In 1880 maakte Charles Taze Russell, de eerste uitgever van het tijdschrift de Watch Tower, een rondreis door het noordoosten van de Verenigde Staten om tot het vormen van bijbelstudiegroepen aan te moedigen. Het onderwerp waarover hij sprak, luidde heel toepasselijk: „Dingen die met het koninkrijk Gods te maken hebben”. Zoals uit de vroege uitgaven van de Watch Tower blijkt, beseften de Bijbelonderzoekers (zoals Jehovah’s Getuigen destijds bekendstonden) dat, wilden zij zich waardig betonen deel te hebben aan Gods koninkrijk, zij dit koninkrijk op de eerste plaats moesten stellen door hun leven, hun bekwaamheden en hun middelen van ganser harte in dienst van dit koninkrijk te gebruiken. Al het andere in het leven moest op de tweede plaats komen (Mattheüs 13:44-46). Tot hun verantwoordelijkheid behoorde ook het aan anderen verkondigen van het goede nieuws omtrent Gods koninkrijk (Jesaja 61:1, 2). Op welke schaal hebben zij dat vóór het einde van de tijden der heidenen in 1914 gedaan?
4. Op welke schaal verspreidde de kleine groep Bijbelonderzoekers vóór 1914 bijbelse lectuur?
4 Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw tot aan 1914 waren de Bijbelonderzoekers betrekkelijk gering in aantal. In 1914 hadden slechts ongeveer 5100 personen een actief aandeel aan het geven van een openbaar getuigenis. Maar wat een buitengewoon getuigenis was het! In 1881, slechts twee jaar nadat de Watch Tower voor het eerst was gepubliceerd, ondernamen zij de verspreiding van de 162 bladzijden tellende publikatie Food for Thinking Christians (Voedsel voor denkende christenen). Binnen enkele maanden verspreidden zij 1.200.000 exemplaren. Binnen enkele jaren werden er jaarlijks tientallen miljoenen traktaten in vele talen verspreid.
5. Wie waren de colporteurs, en wat voor geest legden zij aan de dag?
5 Eveneens in 1881 boden sommigen hun diensten aan als colporteur-evangelisten. Zij waren de voorlopers van de hedendaagse pioniers (volle-tijdevangelisten). Sommige colporteurs hebben, te voet of per fiets, persoonlijk in bijna elk deel van het land waar zij woonden, getuigenis gegeven. Anderen gingen naar het buitenland en waren de eersten die het goede nieuws naar landen brachten als Finland, Barbados en Birma (dat nu Myanmar heet). Zij legden een zendingsijver aan de dag als die van Jezus Christus en zijn apostelen. — Lukas 4:43; Romeinen 15:23-25.
6. (a) Op welke schaal maakte broeder Russell reizen om de bijbelse waarheid te verbreiden? (b) Wat werd er vóór het einde van de tijden der heidenen nog meer gedaan om de prediking van het goede nieuws in het buitenland te bevorderen?
6 Broeder Russell zelf heeft op grote schaal reizen gemaakt om de waarheid te verbreiden. Hij ging herhaaldelijk naar Canada; hij sprak in Panama, op Jamaica en op Cuba; maakte een tiental reizen naar Europa; en reisde de hele wereld rond op een evangelisatietocht. Hij zond ook andere mannen uit om een begin te maken met en de leiding te nemen in de prediking van het goede nieuws in het buitenland. Adolf Weber werd in het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw naar Europa gezonden, en zijn bediening strekte zich uit van Zwitserland naar Frankrijk, Italië, Duitsland en België. E. J. Coward werd naar het Caribisch gebied gezonden. Robert Hollister werd in 1912 aan de Oriënt toegewezen. Daar werden speciale traktaten vervaardigd in tien talen, en miljoenen hiervan werden in heel India, China, Japan en Korea door inheemse huis-aan-huisverspreiders rondgebracht. Als u toen had geleefd, zou uw hart u er dan toe hebben bewogen om er oprecht moeite voor te doen anderen in uw woongemeenschap en daarbuiten met het goede nieuws te bereiken?
7. (a) Hoe werd er van kranten gebruik gemaakt om het getuigenis te intensiveren? (b) Wat was het „Photo-Drama der Schepping”, en aan hoeveel mensen is het in slechts één jaar vertoond?
7 Toen de tijden der heidenen hun einde naderden, werden de preken die broeder Russell hield, in de kranten gepubliceerd. In die preken werd niet de nadruk gelegd op het jaar 1914, maar veeleer op Gods voornemen en op het feit dat het beslist verwezenlijkt zou worden. Er was een tijd dat ze door wel 2000 kranten, die een lezersaantal vertegenwoordigden van 15.000.000, geregeld gepubliceerd werden. Toen het jaar 1914 aanbrak, begon het Genootschap met de openbare vertoning van het „Photo-Drama der Schepping”. In vier voorstellingen van elk twee uur werden er bijbelse waarheden gepresenteerd vanaf de schepping helemaal tot in het Millennium. Binnen slechts een jaar was het Photo-Drama in totaal aan meer dan negen miljoen mensen in Noord-Amerika, Europa, Australië en Nieuw-Zeeland vertoond.
8. Hoeveel landen hadden de Bijbelonderzoekers in 1914 met het goede nieuws bereikt?
8 Volgens beschikbare berichten had deze ijverige groep evangeliepredikers hun verkondiging van Gods koninkrijk tegen het einde van 1914 naar 68 landen uitgebreid.a Dat was echter nog maar het begin!
IJverig het opgerichte koninkrijk verkondigen
9. Hoe werd op de congressen in Cedar Point een bijzondere impuls aan het werk gegeven?
9 Toen de Bijbelonderzoekers in 1919 in Cedar Point, Ohio, bijeenkwamen, verklaarde J. F. Rutherford, die toen de president van het Wachttorengenootschap was: ’Het was en is onze roeping het komende glorierijke koninkrijk van de Messias aan te kondigen.’ Op het tweede congres in Cedar Point, in 1922, beklemtoonde broeder Rutherford het feit dat in 1914, aan het einde van de tijden der heidenen, ’de Koning der heerlijkheid zijn grote macht had opgenomen en was begonnen te regeren’. Vervolgens maakte hij zijn toehoorders onomwonden duidelijk waar het om ging, door te zeggen: „Gelooft gij dat de Koning der heerlijkheid zijn regering is begonnen? Dan terug naar het veld, o zonen van de allerhoogste God! . . . Maakt de boodschap wijd en zijd bekend. De wereld moet weten dat Jehovah God is en dat Jezus Christus Koning der koningen en Heer der heren is. Dit is de dag der dagen. Ziet, de Koning regeert! Gij zijt zijn openbare aankondigers.”
10, 11. Hoe werd er een doeltreffend gebruik gemaakt van zowel de radio als van geluidswagens en loopborden om mensen met de Koninkrijkswaarheid te bereiken?
10 Er zijn ruim zeventig jaar verstreken sinds die congressen in Cedar Point werden gehouden — en bijna tachtig jaar sinds Jehovah zijn soevereiniteit tot uitdrukking begon te brengen door middel van de Messiaanse regering van zijn Zoon. In welke mate hebben Jehovah’s Getuigen het werk dat hun in Gods Woord ten doel is gesteld, werkelijk ten uitvoer gebracht? Welk aandeel hebt u er persoonlijk aan?
11 Vroeg in de jaren twintig kwam de radio beschikbaar als instrument dat kon worden gebruikt om de Koninkrijksboodschap wijd en zijd bekend te maken. In de jaren dertig werden congreslezingen over het Koninkrijk als de hoop der wereld uitgezonden via radionetwerken of -ketens en telefoonverbindingen over de hele wereld. Ook werden er geluidswagens gebruikt om op openbare plaatsen bijbelse toespraken af te spelen. In 1936, in Glasgow (Schotland), droegen onze broeders voor het eerst loopborden terwijl zij in een optocht door zakenwijken gingen om openbare lezingen aan te kondigen. Dit waren allemaal doeltreffende middelen om in die tijd, toen wij nog met weinigen waren, veel mensen getuigenis te geven.
12. Wat is, zoals de Schrift laat zien, voor ons persoonlijk een van de doeltreffendste manieren om getuigenis te geven?
12 Natuurlijk maakt de Schrift duidelijk dat wij als christenen ieder afzonderlijk de verantwoordelijkheid hebben om getuigenis te geven. Wij kunnen niet eenvoudig kranteartikelen of radiouitzendingen het werk laten doen. Duizenden loyale christenen — mannen, vrouwen en jongeren — hebben die verantwoordelijkheid aanvaard. Als gevolg daarvan is de van-huis-tot-huisprediking een identificerend kenmerk van Jehovah’s Getuigen geworden. — Handelingen 5:42; 20:20.
De gehele bewoonde aarde trachten te bereiken
13, 14. (a) Waarom verhuizen sommige Getuigen naar andere plaatsen, zelfs naar andere landen, om hun bediening voort te zetten? (b) Hoe heeft liefdevolle belangstelling voor mensen in het land waar men geboren is, geholpen het goede nieuws te verbreiden?
13 In het besef dat de Koninkrijksboodschap op de gehele bewoonde aarde moet worden gepredikt, hebben sommige getuigen van Jehovah serieus overdacht wat zij persoonlijk zouden kunnen doen om gebieden buiten hun eigen woongemeenschap te bereiken.
14 Veel mensen hebben de waarheid leren kennen nadat zij uit hun geboorteland of -plaats waren verhuisd. Hoewel zij misschien om materiële voordelen waren verhuisd, hebben zij iets kostbaarders gevonden, en sommigen hebben zich gedrongen gevoeld naar hun geboorteland of -plaats terug te keren om de waarheid met anderen te delen. Op deze wijze heeft de prediking van het goede nieuws zich in het begin van deze eeuw naar Scandinavië, Griekenland, Italië, landen in Oost-Europa en vele andere gebieden verbreid. Ook nu nog, in de jaren negentig, verbreidt de Koninkrijksboodschap zich op dezelfde manier.
15. Wat is er in de jaren twintig en dertig tot stand gebracht door sommigen die een zelfde houding bezaten als die in Jesaja 6:8 tot uitdrukking wordt gebracht?
15 Sommigen hebben, door de raad van Gods Woord in hun leven toe te passen, zich beschikbaar kunnen stellen voor dienst in landen waar zij nog niet eerder hadden gewoond. W. R. Brown (vaak „Bijbel-Brown” genoemd) was zo iemand. In 1923 verhuisde hij, om het evangelisatiewerk te bevorderen, van Trinidad naar West-Afrika. In de jaren dertig behoorden Frank en Gray Smith, Robert Nisbet en David Norman tot degenen die de Koninkrijksboodschap naar de oostkust van Afrika brachten. Anderen hielpen het Zuidamerikaanse veld te bewerken. In het begin van de jaren twintig had George Young, een Canadees, een aandeel aan het werk in Argentinië, Brazilië, Bolivia, Chili en Peru. Juan Muñiz, die in Spanje dienst had verricht, zette het werk voort in Argentinië, Chili, Paraguay en Uruguay. Zij allen legden de geest aan de dag die in Jesaja 6:8 tot uitdrukking wordt gebracht: „Hier ben ik! Zend mij.”
16. Waar nog meer dan alleen in de voornaamste bevolkingscentra werd in de jaren vóór de oorlog getuigenis gegeven?
16 De prediking van het goede nieuws bereikte zelfs afgelegen gebieden. Boten, bemand door Getuigen, bezochten alle vissersdorpen in Newfoundland, de Noorse kust tot in het Noordpoolgebied, de eilanden in de Grote Oceaan, en de havens van Zuidoost-Azië.
17. (a) Hoeveel landen hadden de Getuigen in 1935 bereikt? (b) Waarom was het werk toen nog niet ten einde?
17 Verbazingwekkend genoeg predikten Jehovah’s Getuigen in 1935 reeds in 115 landen en hadden zij nog eens 34 landen bereikt op getuigenistochten of met per post verzonden lectuur. Toch was het werk nog niet ten einde. Dat jaar opende Jehovah hun ogen voor zijn voornemen om „een grote schare” bijeen te brengen die levend zijn nieuwe wereld zou binnengaan (Openbaring 7:9, 10, 14). Er was nog steeds veel getuigeniswerk te doen!
18. Welke rol hebben de Gileadschool en de bedienarenopleidingsschool in de Koninkrijksverkondiging gespeeld?
18 Zelfs toen de Tweede Wereldoorlog zich over de aarde uitbreidde en de lectuur of de activiteit van Jehovah’s Getuigen in tientallen landen verboden was, opende de Wachttoren-Bijbelschool Gilead haar deuren om toekomstige zendelingen op te leiden voor een internationale Koninkrijksverkondiging op nog grotere schaal. Tot op heden hebben afgestudeerden van Gilead in meer dan 200 landen gediend. Zij hebben meer gedaan dan slechts lectuur verspreiden om dan weer verder te gaan. Zij hebben bijbelstudies geleid, gemeenten georganiseerd en mensen opgeleid om theocratische verantwoordelijkheid op zich te nemen. In meer recente tijd hebben ouderlingen en dienaren in de bediening die de bedienarenopleidingsschool hebben gevolgd, eveneens geholpen aan essentiële behoeften te voldoen in verband met dit werk, dat op zes continenten wordt verricht. Er is een stevig fundament voor verdere groei gelegd. — Vergelijk 2 Timotheüs 2:2.
19. In welke mate hebben Jehovah’s dienstknechten gereageerd op de uitnodiging om te dienen in gebieden waar de behoefte groter was?
19 Konden ook anderen helpen voor enkele onbewerkte gebieden zorg te dragen? In 1957 werden op congressen over de hele wereld afzonderlijke personen en gezinnen — rijpe getuigen van Jehovah — aangemoedigd te overwegen of zij konden verhuizen naar gebieden waar de behoefte groter was, om zich daar te vestigen en hun bediening voort te zetten. De uitnodiging leek veel op Gods uitnodiging aan de apostel Paulus, die in een visioen een man zag die hem smeekte: „Kom over naar Macedonië en help ons” (Handelingen 16:9, 10). Sommigen verhuisden in de jaren vijftig, anderen later. Wel duizend Getuigen verhuisden naar Ierland en naar Colombia; honderden naar vele andere landen. Tienduizenden verhuisden naar gebieden in hun eigen land waar de behoefte groter was. — Psalm 110:3.
20. (a) Wat is er sinds 1935 als vervulling van Jezus’ profetie in Mattheüs 24:14 tot stand gebracht? (b) Hoe is het werk gedurende de afgelopen paar jaar bespoedigd?
20 Omdat Jehovah’s zegen op zijn volk rust, blijft de Koninkrijksverkondiging in een buitengewoon snel tempo voortgang vinden. Sinds 1935 is het aantal verkondigers bijna vertachtigvoudigd en zijn de pioniersgelederen verhoudingsgewijs ongeveer zestig procent meer toegenomen dan het aantal verkondigers. In de jaren dertig is er een begin gemaakt met de huisbijbelstudieregeling. Nu worden er elke maand gemiddeld meer dan vier en een half miljoen huisbijbelstudies geleid. Sinds 1935 is er meer dan vijftien miljard uur aan de Koninkrijksverkondiging besteed. In 231 landen wordt nu geregeld het goede nieuws gepredikt. Toen er in gebieden in Oost-Europa en Afrika meer vrijheid kwam voor de prediking van het goede nieuws, is er een doeltreffend gebruik gemaakt van internationale congressen om het publiek op een opvallende manier kennis te laten maken met de Koninkrijksboodschap. Zoals Jehovah lang geleden in Jesaja 60:22 beloofde, is hij beslist bezig ’het werk te zijner tijd te bespoedigen’. Wat een groots voorrecht is het voor ons er een aandeel aan te hebben!
Zoveel mogelijk mensen met het goede nieuws bereiken
21, 22. Wat kunnen wij persoonlijk doen om doeltreffender Getuigen te zijn, ongeacht waar wij dienen?
21 De Heer heeft nog niet gezegd dat het werk ten einde is. Nog steeds aanvaarden vele duizenden de ware aanbidding. Daarom rijst de vraag: Doen wij alles wat in ons vermogen ligt om een goed gebruik te maken van de tijd die ons vanwege Jehovah’s geduld nog voor dit werk vergund is? — 2 Petrus 3:15.
22 Niet iedereen kan naar zelden bewerkt gebied verhuizen. Maar maakt u volledig gebruik van de gelegenheden die voor u openstaan? Geeft u getuigenis aan collega’s op het werk? aan leerkrachten en medeleerlingen? Hebt u zich aangepast aan veranderde situaties in uw gebied? Als er door veranderde werkpatronen overdag heel weinig mensen thuis zijn, hebt u dan uw schema gewijzigd om hen ’s avonds te kunnen bezoeken? Als gebouwen ontoegankelijk worden gemaakt voor ongenode bezoekers, geeft u dan getuigenis per telefoon of per brief? Gaat u gevonden belangstelling na en biedt u een huisbijbelstudie aan? Verricht u uw bediening grondig? — Vergelijk Handelingen 20:21; 2 Timotheüs 4:5.
23. Wat dient in ons geval duidelijk te zijn wanneer Jehovah beschouwt wat wij in zijn dienst doen?
23 Mogen wij allen onze bediening op zo’n manier ten uitvoer brengen dat wij er tegenover Jehovah duidelijk blijk van geven dat wij werkelijk waardering hebben voor het grootse voorrecht om in deze gewichtige tijd zijn Getuigen te zijn. Mag ons het voorrecht ten deel vallen met eigen ogen te aanschouwen hoe Jehovah het oordeel aan het verdorven oude samenstel voltrekt en de glorierijke duizendjarige regering van Jezus Christus inluidt!
[Voetnoten]
a Gerekend naar de wijze waarop de aarde aan het begin van de jaren negentig verdeeld was.
Bij wijze van overzicht
◻ Waarom is het prediken van de Koninkrijksboodschap zo belangrijk?
◻ Op welke schaal was het goede nieuws tot 1914 gepredikt?
◻ Hoe intensief is er sinds de oprichting van het Koninkrijk getuigenis gegeven?
◻ Hoe zouden wij ons eigen aandeel aan de bediening produktiever kunnen maken?
[Kader op blz. 16, 17]
JEHOVAH’S GETUIGEN — Verkondigers van Gods koninkrijk
Op honderden congressen die in 1993/94 over de hele wereld werden gehouden, werd de vrijgave aangekondigd van een nieuw boek, getiteld Jehovah’s Getuigen — Verkondigers van Gods koninkrijk. Dit is een bijzonder informatief, uitgebreid verslag van de geschiedenis van Jehovah’s Getuigen. Het is een boek met 752 bladzijden, prachtig geïllustreerd met meer dan duizend foto’s, bijeengebracht uit 96 verschillende landen. Tegen het einde van 1993 was het reeds in 25 talen uitgegeven en het wordt in nog meer talen vertaald.
Wat maakt zo’n boek actueel? De afgelopen jaren zijn miljoenen mensen over de hele wereld getuigen van Jehovah geworden. Zij dienen allen goed op de hoogte te zijn met de geschiedenis van de organisatie waarmee zij verbonden zijn. Bovendien zijn hun prediking en hun wijze van aanbidden over de hele wereld in nationale en raciale groepen doorgedrongen en zijn aanvaard door jong en oud, in alle lagen van de bevolking. Als gevolg daarvan hebben velen die waarnemen wat er gebeurt, vragen over de Getuigen — niet alleen over hun geloofsovertuigingen maar ook over hun oorsprong, hun geschiedenis, hun organisatie, hun doeleinden. Anderen hebben over hen geschreven, hoewel niet altijd onpartijdig. Maar niemand kent de hedendaagse geschiedenis van Jehovah’s Getuigen beter dan de Getuigen zelf. De uitgevers van dit boek hebben ernaar gestreefd die geschiedenis objectief en openhartig te presenteren. Daardoor hebben zij tevens de hedendaagse vervulling van het in Mattheüs 24:14 opgetekende zeer belangrijke aspect van het teken van Christus’ tegenwoordigheid gedocumenteerd, en zij hebben dat gedaan met bijzonderheden die alleen verschaft konden worden door degenen die zich intensief bezighouden met het werk dat daar werd voorzegd.
Het boek bestaat uit zeven hoofdgedeelten:
Deel 1: In dit gedeelte wordt een onderzoek ingesteld naar de historische oorsprong van Jehovah’s Getuigen. Het biedt een beknopt, informatief overzicht van hun hedendaagse geschiedenis van 1870 tot en met 1992.
Deel 2: Dit geeft een leerzaam overzicht van de progressieve ontwikkeling van geloofsovertuigingen waardoor Jehovah’s Getuigen zich onderscheiden van andere religieuze groeperingen.
Deel 3: Dit deel van het boek gaat de ontwikkeling van hun organisatiestructuur na. Het vertelt interessante feiten over hun gemeentevergaderingen en grotere bijeenkomsten, alsook over de wijze waarop zij Koninkrijkszalen, grotere congreshallen, en faciliteiten voor het uitgeven van bijbelse lectuur bouwen. Het brengt de ijver over waarmee Jehovah’s Getuigen Gods koninkrijk verkondigen en de liefde die tot uiting komt in hun zorg voor elkaar in tijden van crisis.
Deel 4: Hierin zult u fascinerende bijzonderheden vinden over de wijze waarop de verkondiging van Gods koninkrijk zich heeft uitgestrekt tot grote landen en afgelegen eilanden over de hele aarde. Stel u eens voor — in 1914 predikten zij in 43 landen, maar in 1992 in 229 landen! De ervaringen van degenen die een aandeel hebben gehad aan deze wereldwijde expansie, zijn beslist hartverwarmend.
Deel 5: Om al dit werk dat de Koninkrijksverkondiging met zich meebrengt, gedaan te krijgen, is het nodig geweest internationale faciliteiten te ontwikkelen voor het uitgeven van bijbels en bijbelse lectuur in meer dan tweehonderd talen. In dit gedeelte zult u meer over dat aspect van het werk vernemen.
Deel 6: De Getuigen hebben ook met beproevingen te maken gekregen — sommige door menselijke onvolmaaktheid, andere door valse broeders, en vaker nog door rechtstreekse vervolging. Gods Woord heeft ons gewaarschuwd dat dit zo zou zijn (Lukas 17:1; 2 Timotheüs 3:12; 1 Petrus 4:12; 2 Petrus 2:1, 2). Dit gedeelte van het boek vertelt op een levendige manier wat er feitelijk is gebeurd en hoe het geloof van Jehovah’s Getuigen hen in staat heeft gesteld als overwinnaars uit de strijd te komen.
Deel 7: Tot slot bespreekt het boek waarom Jehovah’s Getuigen er vast van overtuigd zijn dat de organisatie waarvan zij deel uitmaken werkelijk door God wordt geleid. Het vertelt ook waarom zij, als organisatie en als afzonderlijke personen, de noodzaak inzien om waakzaam te blijven.
Behalve het bovenstaande bevat dit aantrekkelijk uitgevoerde boek een prachtig en zeer informatief, vijftig bladzijden tellend gedeelte met kleurenfoto’s van het hoofdbureau en de bijkantoren die over de gehele wereld door Jehovah’s Getuigen worden gebruikt.
Mocht u dit nog niet hebben gedaan, dan zult u beslist veel profijt trekken van het lezen van deze fascinerende publikatie.
Commentaren van enkelen die het boek hebben gelezen
Wat zijn de reacties van mensen die dit boek reeds hebben gelezen? Hier volgen er enkele:
„Ik heb net het fascinerende, levendige, documentaire boek Jehovah’s Getuigen — Verkondigers van Gods koninkrijk uitgelezen. Alleen een organisatie die loyaal en nederig toegewijd is aan de waarheid zou zo openlijk, zo moedig, en zo fijngevoelig kunnen schrijven.”
„Het leest als het boek Handelingen, zo eerlijk en openhartig is het.”
„Wat een intrigerende nieuwe publikatie! . . . Het is een geschiedkundig meesterwerk.”
Eén man schreef na ongeveer de helft van het boek te hebben gelezen: „Ik was met ontzag vervuld, sprakeloos, en bijna in tranen. . . . In al die jaren heeft geen andere publikatie mij zoveel gedaan.”
„Telkens als ik eraan denk hoe dit boek het geloof van de jongeren, alsook van de nieuwelingen die in deze tijd de organisatie binnenkomen, zal versterken, voel ik me overgelukkig.”
„Ik heb altijd waardering voor de waarheid gehad, maar het lezen van dit boek heeft mij de ogen geopend en mij geholpen meer dan ooit te beseffen dat Jehovah’s heilige geest achter dit alles staat.”
[Illustraties op blz. 18]
Zelfs toen er nog weinig Getuigen waren, werden er veel mensen met de Koninkrijksboodschap bereikt