Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w02 15/9 blz. 21-25
  • ’Redding behoort toe aan Jehovah’

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • ’Redding behoort toe aan Jehovah’
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2002
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • „Gij moogt u voor die niet buigen”
  • Wat zijn volksliederen?
  • Weiger respectvol
  • ’Behoud een goed geweten’
  • ’Vriendelijk jegens allen’
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
  • Wat weet u van de vlag?
    Ontwaakt! 1972
  • Patriottisme en religieuze vrijheid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1963
  • Morele waarden die respect verdienen
    Jehovah’s Getuigen en het onderwijs
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2002
w02 15/9 blz. 21-25

’Redding behoort toe aan Jehovah’

IN TIJDEN van nationale crisis en internationale spanningen zien mensen voor veiligheid en zekerheid naar hun regering op. Regeringen van hun kant intensiveren programma’s die erop gericht zijn de steun van het volk te krijgen. Hoe meer het gevoel van patriottisme door zulke programma’s wordt aangewakkerd, des te vuriger en frequenter worden patriottische ceremoniën in acht genomen.

Tijdens een nationale noodtoestand geven patriottische gevoelens mensen vaak het idee van eenheid en kracht en kunnen ze een geest van samenwerking en burgerzin onder hen bevorderen. Maar „patriottisme is net zo onvoorspelbaar als welke emotie maar ook”, vermeldt een artikel in The New York Times Magazine, want „wanneer het eenmaal de vrije teugel krijgt, kan het akelige vormen aannemen”. Normale uitingen van patriottisme kunnen omslaan in daden die inbreuk kunnen maken op de burgerlijke vrijheden en godsdienstvrijheid van bepaalde inwoners van het land. Vooral ware christenen komen onder druk te staan om ten aanzien van hun geloofsovertuiging te schipperen. Hoe stellen ze zich op wanneer er in de wereld om hen heen zo’n sfeer heerst? Welke schriftuurlijke beginselen helpen hen met inzicht te handelen en hun rechtschapenheid jegens God te bewaren?

„Gij moogt u voor die niet buigen”

Soms wordt het groeten van de nationale vlag een algemene uiting van patriottische gevoelens. Maar op vlaggen staan vaak afbeeldingen van hemellichamen, sterren bijvoorbeeld, en ook wel van dingen op aarde. God maakte zijn kijk op het buigen voor zulke objecten duidelijk toen hij zijn volk gebood: „Gij moogt u geen gesneden beeld maken, noch enige gedaante gelijkend op iets wat in de hemel boven of wat op de aarde beneden of wat in de wateren onder de aarde is. Gij moogt u voor die niet buigen, noch u ertoe laten bewegen ze te dienen, want ik, Jehovah, uw God, ben een God die exclusieve toewijding eist.” — Exodus 20:4, 5.

Druist het groeten van of het knielen voor een vlag die de staat vertegenwoordigt, werkelijk in tegen het gebod Jehovah God exclusieve toewijding te geven? Het is waar dat de Israëlieten uit de oudheid „tekens” of standaarden hadden, waaromheen hun uit drie stammen bestaande afdelingen zich verzamelden toen ze in de wildernis waren (Numeri 2:1, 2). Over de Hebreeuwse woorden die op zulke standaarden duiden, geeft McClintock en Strongs Cyclopedia het volgende commentaar: „Geen ervan drukt echter het denkbeeld uit dat het woord ’standaard’ ons voor de geest roept, namelijk een vlag.” Bovendien werden Israëls standaarden niet als heilig beschouwd, noch waren er ceremoniën aan het gebruik ervan verbonden. Ze dienden eenvoudig het praktische doel van tekens, namelijk aangeven waar de mensen bijeen moesten komen.

De afbeeldingen van cherubs in de tabernakel en in Salomo’s tempel dienden hoofdzakelijk als een aanschouwelijke beschrijving van de hemelse cherubs (Exodus 25:18; 26:1, 31, 33; 1 Koningen 6:23, 28, 29; Hebreeën 9:23, 24). Dat deze artistieke gelijkenissen niet mochten worden vereerd, blijkt uit het feit dat het volk in het algemeen ze nooit zag en dat engelen zelf niet aanbeden mogen worden. — Kolossenzen 2:18; Openbaring 19:10; 22:8, 9.

Beschouw ook eens de koperen slang die de profeet Mozes tijdens het verblijf van de Israëlieten in de wildernis maakte. Die beeltenis, of afbeelding, diende als een symbool en had een profetische betekenis (Numeri 21:4-9; Johannes 3:14, 15). Het beeld werd niet vereerd of voor aanbidding gebruikt. Eeuwen na Mozes’ tijd begonnen de Israëlieten datzelfde beeld echter onterecht te aanbidden en er zelfs reukwerk voor te branden. Derhalve liet de Judese koning Hizkia het aan stukken slaan. — 2 Koningen 18:1-4.

Zijn nationale vlaggen eenvoudig tekens die de een of andere nuttige functie dienen? Wat symboliseren ze? „Het voornaamste geloofssymbool en centrale voorwerp van aanbidding bij het nationalisme is de vlag”, zei de auteur J. Paul Williams. The Encyclopedia Americana zegt: „De vlag is, net als het kruis, heilig.” De vlag is het symbool van de staat. De vlag groeten of ervoor buigen is daarom een religieuze ceremonie waarbij de staat wordt vereerd. Door zo’n handeling schrijft men redding toe aan de staat en dat strookt niet met wat de bijbel over afgoderij zegt.

De Schrift zegt duidelijk: „Redding behoort Jehovah toe” (Psalm 3:8). Redding mag niet worden toegeschreven aan menselijke instellingen of symbolen daarvan. De apostel Paulus gaf medechristenen de dringende raad: „Mijn geliefden, ontvliedt de afgoderij” (1 Korinthiërs 10:14). De vroege christenen deden niet mee aan daden van aanbidding van de staat. In het boek Those About to Die merkt Daniel P. Mannix op: „Christenen weigerden . . . offers te brengen aan de genius van de [Romeinse] keizer — wat in deze tijd ongeveer zou overeenkomen met de weigering de vlag te groeten.” Hetzelfde geldt voor ware christenen in deze tijd. Teneinde Jehovah exclusieve toewijding te schenken, weigeren ze de vlag van welk land maar ook te groeten. Door zo te handelen, stellen ze God op de eerste plaats terwijl ze eerbied voor regeringen en hun regeerders behouden. Ja, ze erkennen hun verantwoordelijkheid om onderworpen te zijn aan de ’superieure regeringsautoriteiten’ (Romeinen 13:1-7). Wat is echter de schriftuurlijke kijk op het zingen van patriottische liederen, zoals volksliederen?

Wat zijn volksliederen?

„Volksliederen zijn uitingen van patriottische gevoelens en omvatten vaak een verzoek om goddelijke leiding en bescherming van het volk of hun regeerders”, zegt The Encyclopedia Americana. Een volkslied is in feite een hymne of een gebed ten behoeve van een natie. Er wordt gewoonlijk in verzocht of de natie materiële voorspoed mag genieten en lang mag blijven bestaan. Dienen ware christenen aan zo’n soort gebed deel te nemen?

De profeet Jeremia woonde te midden van mensen die beweerden God te dienen. Toch gebood Jehovah hem: „Bid niet ten behoeve van dit volk, en hef ten behoeve van hen geen smekend geroep of gebed op en smeek mij niet dringend, want ik zal niet naar u luisteren” (Jeremia 7:16; 11:14; 14:11). Waarom kreeg Jeremia dit gebod? Omdat hun samenleving doortrokken was van diefstal, moord, overspel, het zweren van valse eden en afgoderij. — Jeremia 7:9.

Jezus Christus schiep een precedent toen hij zei: „Ik doe geen verzoek betreffende de wereld, maar betreffende hen die gij mij hebt gegeven” (Johannes 17:9). De Schrift zegt dat ’de gehele wereld in de macht van de goddeloze ligt’ en ’voorbijgaat’ (1 Johannes 2:17; 5:19). Hoe kunnen ware christenen het dan met hun geweten overeenbrengen te bidden voor de voorspoed en een lang bestaan van zo’n stelsel?

Uiteraard houden niet alle volksliederen smeekbeden tot God in. „De gevoelens van volksliederen variëren”, zegt de Encyclopædia Britannica, „van gebeden voor de monarch tot zinspelingen op nationaal belangrijke veldslagen of opstanden . . . tot uitingen van patriottische gevoelens.” Maar kunnen degenen die God trachten te behagen, eigenlijk wel juichen over de oorlogen en revoluties van een natie? Betreffende ware aanbidders voorzei Jesaja: „Zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten smeden en hun speren tot snoeimessen” (Jesaja 2:4). „Al wandelen wij in het vlees,” schreef de apostel Paulus, „wij voeren geen oorlog overeenkomstig datgene wat wij zijn in het vlees. Want de wapenen van onze oorlogvoering zijn niet vleselijk.” — 2 Korinthiërs 10:3, 4.

Volksliederen brengen vaak gevoelens van nationale trots of superioriteit onder woorden. Zo’n instelling heeft geen schriftuurlijke basis. De apostel Paulus zei in zijn toespraak op de Areopagus: „[Jehovah God] heeft uit één mens elke natie van mensen gemaakt om op de gehele oppervlakte der aarde te wonen” (Handelingen 17:26). „God [is] niet partijdig . . .,” zei de apostel Petrus, „maar in elke natie is de mens die hem vreest en rechtvaardigheid beoefent, aanvaardbaar voor hem.” — Handelingen 10:34, 35.

Wegens hun begrip van de bijbel nemen velen de persoonlijke beslissing niet deel te nemen aan het groeten van de vlag of het zingen van patriottische liederen. Maar wat doen ze in situaties waarbij ze rechtstreeks met deze kwesties te maken krijgen?

Weiger respectvol

Koning Nebukadnezar van het oude Babylon richtte in een poging de eenheid van zijn rijk te versterken, in de vlakte van Dura een reusachtig gouden beeld op. Vervolgens organiseerde hij een inwijdingsplechtigheid, waarvoor hij zijn satrapen, prefecten, stadhouders, raadslieden en andere hoge ambtenaren uitnodigde. Bij het horen van de muziek moesten allen die bijeengekomen waren, zich neerbuigen en het beeld aanbidden. Onder degenen die aanwezig moesten zijn, bevonden zich drie jonge Hebreeën — Sadrach, Mesach en Abednego. Hoe toonden ze dat ze niet aan deze religieuze plechtigheid deelnamen? Toen de muziek begon en degenen die bijeengekomen waren, zich voor het beeld ter aarde neerwierpen, bleven de drie Hebreeën staan. — Daniël 3:1-12.

In deze tijd worden vlaggen gewoonlijk gegroet met uitgestrekte arm of met de hand aan het voorhoofd of op het hart. Soms wordt misschien een speciale lichaamshouding aangenomen. In sommige landen wordt van kinderen op school verlangd dat ze knielen en de vlag kussen. Door rustig te blijven staan terwijl anderen de vlag groeten, maken ware christenen duidelijk dat ze respectvolle toeschouwers zijn.

En als een vlaggengroetceremonie nu op zo’n manier wordt gehouden dat alleen al het feit dat iemand staat blijk geeft van deelname? Stel bijvoorbeeld dat er op een school één leerling wordt uitgekozen om de hele school te vertegenwoordigen en hij de vlag, die buiten aan een vlaggenstok hangt, groet terwijl van de andere leerlingen wordt verlangd dat ze in de klas in de houding staan. In dit geval betekent alleen al het staan dat men ermee instemt dat de leerling buiten optreedt als persoonlijke vertegenwoordiger voor het groeten van de vlag. Het staan in welke houding maar ook zou dan neerkomen op deelname aan de ceremonie. Als dit het geval is, zullen degenen die slechts respectvolle toeschouwers willen zijn, rustig blijven zitten. En als de klas nu al staat wanneer zo’n ceremonie begint? In dat geval zouden we door te blijven staan, geen blijk geven van deelname.

Stel dat men niet gevraagd wordt de vlag te groeten, maar ze slechts te dragen, hetzij bij een optocht of in de klas of elders, zodat anderen de groet kunnen brengen. In plaats van ’de afgoderij te ontvlieden’, zoals in de Schrift wordt geboden, zou dit feitelijk betekenen dat we het middelpunt van de ceremonie vormen. Hetzelfde geldt voor het meelopen in patriottische optochten. Omdat dit zou betekenen dat men steun verleent aan datgene waaraan door de optocht eer wordt bewezen, weigeren ware christenen op grond van hun geweten hieraan mee te doen.

Wanneer er volksliederen worden gespeeld, is opstaan gewoonlijk het enige wat iemand moet doen om te tonen dat hij de gevoelens van het lied deelt. In zulke gevallen blijven christenen zitten. Als ze reeds staan wanneer het volkslied wordt gespeeld, is het echter niet nodig om speciaal te gaan zitten. Er kan dan niet gezegd worden dat ze er specifiek voor hebben gekozen om voor het volkslied op te staan. Als er daarentegen van een groep wordt verlangd te gaan staan en te zingen, zou louter opstaan uit respect maar zonder te zingen, niet betekenen dat we de gevoelens van het lied delen.

’Behoud een goed geweten’

Na de ongeschiktheid van door mensen gemaakte voorwerpen van verering te hebben beschreven, zei de psalmist: „Degenen die ze maken, zullen net zo worden als zij, allen die erop vertrouwen” (Psalm 115:4-8). Het is derhalve duidelijk dat elk werk dat rechtstreeks verband houdt met het vervaardigen van voorwerpen van verering, inclusief nationale vlaggen, onaanvaardbaar voor Jehovah’s aanbidders is (1 Johannes 5:21). Er kunnen zich op het werk ook andere situaties voordoen waarin christenen respectvol tonen dat ze noch de vlag noch hetgeen erdoor vertegenwoordigd wordt aanbidden, maar alleen Jehovah.

Een werkgever kan een werknemer bijvoorbeeld vragen een vlag op een gebouw te hijsen of neer te halen. Of iemand dit zal doen of niet, hangt ervan af hoe hij persoonlijk de omstandigheden beziet. Als het hijsen of neerhalen van de vlag deel uitmaakt van een speciale ceremonie, waarbij mensen in de houding staan of de vlag groeten, komt het verrichten van deze handeling neer op deelname aan de ceremonie.

Als daarentegen het hijsen of neerhalen van de vlag niet vergezeld gaat van een ceremonie, vertegenwoordigen deze handelingen niets meer dan het verrichten van taken zoals het gereedmaken van het gebouw voor gebruik, het ontsluiten en sluiten van de deuren en het openen en dichtdoen van de ramen. In zulke gevallen is de vlag eenvoudig een symbool van de staat, en het hijsen of neerhalen ervan als een onderdeel van iemands dagelijkse bezigheden is een kwestie van persoonlijke beslissing die gebaseerd is op de stem van iemands door de bijbel geoefende geweten (Galaten 6:5). Het geweten van de ene persoon zal hem er misschien toe brengen aan zijn chef te vragen of een andere werknemer de vlag mag hijsen en neerhalen. Een andere christen kan van mening zijn dat zijn geweten hem toestaat de vlag te hanteren zolang er geen ceremonie mee verbonden is. Wat de beslissing ook mag zijn, ware aanbidders dienen „een goed geweten” voor Gods aangezicht te behouden. — 1 Petrus 3:16.

Er is geen schriftuurlijk bezwaar tegen het werken of zich bevinden in openbare gebouwen, zoals brandweerkazernes, stadhuizen en scholen, waaraan de nationale vlag wappert. Er zou ook een vlag kunnen voorkomen op postzegels, kentekenplaten of andere op last van de overheid vervaardigde voorwerpen. Het gebruiken van dergelijke voorwerpen betekent op zich niet dat iemand ze vereert. Niet de aanwezigheid van een vlag of een replica ervan is van belang, maar hoe iemand in verband daarmee handelt.

Er komen vaak vlaggen voor op ramen, deuren, auto’s, bureaus en andere voorwerpen. Ook kan er kleding worden gekocht met het motief van een vlag erop. In sommige landen is het verboden zulke kleding te dragen. Zelfs al zou het geen schending van de wet zijn, wat zou het dan te kennen geven omtrent iemands standpunt ten opzichte van de wereld? Betreffende zijn volgelingen zei Jezus Christus: „Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben” (Johannes 17:16). Wat niet over het hoofd mag worden gezien, is de uitwerking die zo’n handelwijze op medegelovigen zou kunnen hebben. Zou het geweten van sommigen erdoor geschaad kunnen worden? Zou hun besluit om vast in het geloof te blijven, verzwakt kunnen worden? Paulus gaf christenen de raad: ’Vergewis u van de belangrijker dingen, zodat gij onberispelijk moogt zijn en anderen niet tot struikelen brengt.’ — Filippenzen 1:10.

’Vriendelijk jegens allen’

Terwijl de wereldtoestanden in deze „kritieke tijden” verslechteren, zullen patriottische gevoelens waarschijnlijk sterker worden (2 Timotheüs 3:1). Mogen degenen die God liefhebben, nooit vergeten dat redding alleen Jehovah toebehoort. Hij verdient exclusieve toewijding. Toen aan Jezus’ apostelen gevraagd werd iets te doen dat niet in overeenstemming was met Jehovah’s wil, zeiden ze: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” — Handelingen 5:29.

„Een slaaf van de Heer behoeft . . . niet te strijden,” schreef de apostel Paulus, „maar moet vriendelijk zijn jegens allen” (2 Timotheüs 2:24). Christenen streven er dus naar vreedzaam, respectvol en vriendelijk te zijn, terwijl ze zich op hun door de bijbel geoefende geweten verlaten bij het nemen van persoonlijke beslissingen inzake het groeten van de vlag en het zingen van een volkslied.

[Illustratie op blz. 23]

Resoluut maar respectvol verkozen drie Hebreeën God te behagen

[Illustratie op blz. 24]

Hoe dient een christen tijdens een patriottische ceremonie te handelen?

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen