Taiwan — De grootsheid van een klein eiland
DOOR ONTWAAKT!-CORRESPONDENT OP TAIWAN
TAIWAN is een weelderig groen eiland, honderd zestig kilometer van het Chinese vasteland verwijderd. Het is bijna 390 kilometer lang en 145 kilometer breed, en qua oppervlak kleiner dan Nederland. Hoewel klein van omvang, is het in vele opzichten groot.
Het heeft bijvoorbeeld een grote bevolking: vijftien miljoen, of ruim anderhalf miljoen mensen meer dan er in Nederland wonen! Hiermee is het het dichtstbevolkte land ter wereld, met 420 personen per vierkante kilometer.
Taiwan heeft ook een grootse natuur. Meer dan dertig bergtoppen zijn ruim 3000 meter hoog, terwijl enkele bijna 4000 meter — bijna vier kilometer — in de hoogte rijzen! Er wordt zoveel van het eiland in beslag genomen door steile bergen dat slechts 25 percent van het land bebouwbaar wordt geacht. Toch is de voedselproduktie kolossaal.
Taiwan voorziet bijna geheel in zijn eigen voedselbehoefte, terwijl het slechts een paar artikelen invoert. Er zijn ongeveer 745.000 boerderijen op het eiland, met een gemiddelde grootte van ongeveer 1,2 hectare. Er werden in 1971 ongeveer 4,4 miljoen varkens geslacht! Deze werden bijna allemaal door boeren opgefokt die slechts een paar van deze dieren, misschien niet meer dan een zestal tegelijk, als bijkomstige bezigheid opfokken.
Ondanks de tegenslag die de toelating van Communistisch China tot de Verenigde Naties veroorzaakt heeft, is Taiwans economie nog steeds in stijgende lijn. Verscheidene naties hebben hun diplomatieke betrekkingen met de Nationalistisch Chinese regering verbroken om te dingen naar de gunst van de Communistisch Chinese regering. Dit heeft hier natuurlijk verbittering gewekt. Maar de enige zichtbare tekenen die een bezoeker aan Taiwan hiervan waarschijnlijk zal zien, zijn de leuzen in het Chinees die het volk aanmoedigen de strijd tegen de communisten voort te zetten.
Vroegere bewoners
Op Taiwan wonen nu ongeveer 190.000 inlanders. Zij zijn afstammelingen van de vroegst bekende bewoners van het eiland. Tot hen behoren de leden van de Ami-, Bunun-, Paiwan-, Lukai-, Binan-, Taijal-, Saiset-, Tsou- en de Jami-stam. Waar zijn al deze mensen vandaan gekomen?
De meeste antropologen zijn het erover eens dat op zijn minst de Ami’s van Maleis-Indonesische oorsprong zijn. Hun taal komt sterk overeen met enkele Filippijnse dialecten. De leden van deze en de Jami-stam wonen voornamelijk in de vlakten. Zover als men in de mondeling overgeleverde geschiedenis van de Ami’s kan teruggaan, zijn zij altijd rijstbouwers geweest. Ook hielden zij kudden waterbuffels voor vlees, hoewel pas nadat deze dieren in het begin van de zeventiende eeuw door de Nederlanders waren ingevoerd.
De oorsprong van de andere stammen is moeilijker na te gaan. Velen geloven dat enkele, zo niet alle, oorspronkelijk vanuit afgelegen streken van het Aziatische vasteland afkomstig zijn en over het Maleise schiereiland zijn getrokken. Zekere stammen, in het bijzonder de Taijal-, Tsou-, Bunun- en Paiwan-stam, waren berucht om hun koppensnellerij.
Elke stam heeft zijn eigen kenmerkende taal en cultuur. De Ami’s hebben in het gehele Verre Oosten grote bekendheid gekregen om hun zang- en danskunst. Groepen hebben in vele landen tournees gemaakt en de dansen gedemonstreerd waarin vele facetten van hun oude cultuur op levendige wijze tot uitdrukking komen.
Latere bewoners
Gedurende de vroege eeuwen van de oorspronkelijke bewoning was Taiwan in de westerse wereld onbekend. De Portugezen kregen het eiland voor het eerst in 1590 te zien. Onder de indruk van zijn weelderige tropische voorkomen noemden zij het „Formosa”, wat „Mooi” betekent. Zij stichtten er een nederzetting in het noorden, maar verlieten het al gauw.
Toen kwamen in 1622 de Nederlanders. Zij ontnamen de inlandse bewoners en de paar Chinezen die gedurende de voorgaande eeuwen naar Taiwan waren verhuisd enig grondgebied en bouwden de stad Anping en Fort Zeelandia.
De Spanjaarden, die in die tijd op de Filippijnen gevestigd waren, werden gealarmeerd en bouwden in korte tijd een fort aan wat nu de haven van Keelung is aan de bovenkant van Taiwan. Kort daarna bouwden zij een ander fort aan de noordwestkust. Na verscheidene pogingen slaagden de Nederlanders er ten slotte in de Spanjaarden uit Taiwan te verdrijven.
Door stimulering van Nederlandse zijde kwamen ongeveer 100.000 Chinezen naar Taiwan. De Nederlanders hadden bekwame boeren nodig om het suikerriet te verbouwen dat zij op het eiland hadden ingevoerd. Van 1624 tot 1661 bestuurden de Nederlanders Taiwan met het doel de landbouw en de handel (voornamelijk in hertehuiden) te stimuleren en inkomsten te verkrijgen door middel van belasting.
De Nederlanders hechtten ook grote waarde aan de verbreiding van hun protestantse religie. Hun zendelingen traden op als belastinginners. Zij vervaardigden ook een vertaling van de evangeliën Matthéüs en Johannes in een inheemse taal. Men deed grote moeite om het volk Nederlands te leren, zodat deze taal als communicatiemiddel zou kunnen dienen tussen de verscheidene taalgroepen.
Het Nederlandse bestuur was echter van korte duur. De Chinese leider Koxinga wilde Taiwan gebruiken als een basis voor zijn aanvallen op de Manchu’s die China waren binnengevallen. In 1661 bracht hij de Nederlanders met behulp van de Chinezen die hier naar toe waren geëmigreerd ten val.
Een Chinees eiland
Hoewel een paar Chinezen zich reeds in de twaalfde eeuw op Taiwan hadden gevestigd, begon de grote migratie pas in de zeventiende eeuw. Tegen het begin van de negentiende eeuw maakten de 2.500.000 Chinezen uit de provincie Foekien, gelegen aan de overkant van de zee, 82 percent van de bevolking uit. Daarnaast waren er 400.000 Chinezen uit Canton en nog eens 150.000 uit andere provincies van China.
Aangezien elke provincie van China haar eigen dialect heeft, dat zelfs binnen de provincie nog regionale verschillen vertoont, kreeg Taiwan een verbijsterend aantal Chinese dialecten. Ook zijn er negen of meer inheemse talen.
Tegenwoordig vormen de oorspronkelijke bewoners minder dan 2 percent van de bevolking. Toch komen de meesten van de meer dan 1100 Taiwanese getuigen van Jehovah uit deze stamgroepen, in het bijzonder uit de Ami-stam.
Japans bestuur
Japan verwierf Taiwan als buit uit de Chinees-Japanse oorlog van 1894-1895. De Japanse bedoelingen met Taiwan waren het 1. tot de leverancier te maken van agrarische produkten voor het keizerlijke Japan, 2. tot een markt te maken voor de groeiende Japanse industrie en 3. leefruimte te laten verschaffen aan emigranten uit het dichtbevolkte Japan.
Aan de politie werd uitgebreid gezag gegeven om deze doeleinden te verwezenlijken. Tegen 1912 was er op het agrarische Taiwan op elke 580 personen één politieagent, vergeleken met één op elke 1052 personen in het industriële Japan. Zij waren hard tegen de plaatselijke bevolking, maar deden doeltreffend werk wat het ondersteunen van het Japanse gezag op Taiwan en het onderdrukken van misdaad en corruptie betreft.
Gedurende de vijftig jaar dat Japan het bestuur uitoefende, werden er uitgebreide stappen ondernomen om de bovengenoemde doeleinden te verwezenlijken. Het scheepsvervoer naar het buitenland, voornamelijk naar Japan, werd sterk verhoogd. Er werd ongeveer 4500 kilometer spoorweg aangelegd, waarvan één traject in de hele spoorwegwereld beroemd is geworden, namelijk een spoorlijn die meer dan 2900 meter omhoogklom langs de helling van Ali in het centraalgebergte en bestemd was voor het transport van hout. De aanleg van deze ruim 72 kilometer lange spoorlijn nam twaalf jaar in beslag.
Een ander belangrijk project was de aanleg van de 945 kilometer lange daisha-spoorweg. Daisha is de naam voor een eenvoudige spoorwagen met een plat dak die op een zeer smal spoor rijdt en door een of twee mannen wordt voortbewogen. In het jaar 1938 vervoerde deze daisha’s drie miljoen passagiers en 553 miljoen ton vracht!
Tegen de tijd dat de Japanners na hun nederlaag in de Tweede Wereldoorlog in 1945 de bezetting moesten opgeven, had een kolossaal irrigatiesysteem de voorheen droge, onproduktieve Chianan-vlakte in een vruchtbare tuin veranderd. Meer dan 271 vierkante kilometer, die ongeveer 60 percent van de totale oppervlakte van vlak Taiwan uitmaken, worden door dit systeem verzorgd. De Japanse taal is ook de overbrugging geworden tussen de diverse taalgroepen op Taiwan.
De kennis van het Japans onder het volk heeft Jehovah’s getuigen bij de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk geholpen. Vóór de Tweede Wereldoorlog bezochten twee volle-tijdpredikers uit Japan het dorp waar een vrouw uit de Ami-stam, Lin genaamd, woonde. Zij aanvaardde de bijbelse waarheden die haar werden onderwezen en werd in 1939 gedoopt. Zij verklaart:
„Ik was een van de weinige vrouwen in het dorp die enig Japans onderwijs hadden genoten, zodat ik in staat was de Japanse bijbel en moeilijke bijbelse publikaties te lezen. Hoewel ik nog een tamelijk verward begrip van alles had, besefte ik dat Jehovah de ware God was. Ik wist dat ik, als ik leven wilde verwerven, getrouw moest zijn jegens Hem. Toen ik weigerde bij het Sjinto-altaar te bidden en te zeggen dat de Japanse keizer boven Jehovah stond, werd ik naakt uitgekleed en geslagen.”
Een gepunte bamboestok werd in haar geslachtsdelen gestoken. Maar zelfs onder deze beproeving en ander leed in de gevangenis handhaafde deze Getuige uit de Ami-stam haar rechtschapenheid. Zulk een geloof is kenmerkend geweest voor vele leden van de Ami-stam en Getuigen van andere stammen.
Ontwikkeling onder Chinees bestuur
Met het einde van de Tweede Wereldoorlog werd Taiwan opnieuw een van de vijfendertig provincies van China. Tegen het begin van 1949 waren nog eens 1.500.000 Chinezen van het vasteland naar Taiwan verhuisd, te zamen met de Nationalistische regering van opperbevelhebber Tsjang Kai-sjek. Er werden nieuwe wegen aangelegd, waarvan de meest bijzondere de grote weg is die van Hualien dwars over het eiland naar Taitsjung leidt. Deze weg loopt door het Taroko-ravijn en andere schitterende landschappen, en maakt de vruchtbare oostkust toegankelijker voor het westelijke deel van het eiland.
Verleden jaar is er verder naar het zuiden aan een soortgelijke nieuwe grote weg gewerkt, waaraan nu de laatste hand wordt gelegd. Nieuwe dammen zijn gereedgekomen, terwijl er nog verschillende in aanbouw zijn. Een succesvolle herverdeling van land eigendom men heeft het leven voor de meeste boeren gemakkelijker gemaakt.
Ook het predikingswerk van Jehovah’s getuigen zette zich in de Tweede Wereldoorlog voort. De Heer Wang bijvoorbeeld, een van de naoorlogse immigranten uit China, verklaart hoe hij een Getuige werd:
„Twee zendelingen kwamen een bezoek afleggen toen ik aan het werk was. Mijn vrouw probeerde hen weg te sturen, maar mijn dochter zei dat zij in het weekend terug mochten komen als ik thuis zou zijn, want zij dacht dat ik misschien geïnteresseerd zou zijn. Zij begonnen een bijbelstudie met mij waardoor mijn hele leven werd veranderd. Ons gezinsleven verbeterde, en mijn vrouw werd er ook toe bewogen de bijbelse waarheden te aanvaarden. Wij hebben de gemeente in Taipei zien groeien van vijf à zes vergaderingbezoekers tot de honderd of meer die nu elke week in de Koninkrijkszaal bijeenkomen.”
Toeristenstroom
Naarmate de materiële welvaart op Taiwan toeneemt, komen er ook meer en meer toeristen. Hun aantal steeg van 42.000 in 1961 tot bijna 540.000 in 1971! Er is hier voor een bezoeker inderdaad veel te zien en te genieten.
Zo is er bijvoorbeeld het National Palace Museum, dat vrijwel zeker de grootste collectie Chinese kunstschatten ter wereld bevat. Terwijl sommige stukken tot de permanente uitstalling behoren, worden hele gedeelten elke drie maanden veranderd. Niettemin zou het tien jaar in beslag nemen om aldus alles één keer tentoon te stellen! De jade en het aardewerk zijn zo adembenemend mooi dat velen alleen al bij deze twee uitstallingen uren blijven kijken.
Voor veel toeristen is echter het hoogtepunt van hun bezoek aan Taiwan de aanblik van het fabelachtige landschap dat de Portugese zeelieden ertoe bracht het eiland „Ilha Formosa”, ofwel „Mooi eiland”, te noemen. Een van de meest indrukwekkende omgevingen is het Taroko-ravijn, vlak bij Hualien aan de oostkust. „Groots” is een ontoereikend woord om de hoog oprijzende marmeren klippen en de diepe vallei te beschrijven waardoorheen een doorgaans klein waterstroompje loopt.
Het is echter niet nodig zover te gaan om de groene schoonheid van dit kleine eiland te kunnen bewonderen. Een korte reis van Taipei naar het dorp Wulai zal een bezoeker door een typisch Taiwanees berglandschap voeren. Daar kan iemand met een van de weinige overgebleven daisha’s meerijden. Ook kan men er dansen zien, uitgevoerd door de Taijal-stam, en een blik werpen op de tatoeëringen waarmee de oudere vrouwen zijn gesierd.
Voor degenen die geïnteresseerd zijn in de verscheidene vormen van religie die in het Verre Oosten worden beoefend, zijn er talrijke tempels en andere centra voor aanbidding te zien. Een goede plaats om de boeddhistische aanbidding gade te slaan is de Lungshan Tempel, in de eerste plaats opgedragen aan de aanbidding van Kwanjin, de godin van de genade. Deze tempel is interessant gebouwd en versierd met talrijke ingewikkelde taferelen van houtsnijwerk waarop complete Chinese legenden staan uitgebeeld.
Het bijkantoor van het Wachttorengenootschap, dat de belangen van alle getuigen van Jehovah op Taiwan behartigt, is gevestigd op nr. 5, Lane 99, Yun-Ho Street, vlak bij de National Taiwan University. Honderden personen woonden hier in Taipei van 5 tot 8 augustus de internationale vergadering van Jehovah’s getuigen bij. Nog maar tien jaar geleden was er net zo’n internationale bijeenkomst in Taipei. Een Chinese vrouw, Jen genaamd, werkte toen als boekhoudster in een hotel. Zij verklaart welk een uitwerking het gedrag van de afgevaardigden van die vergadering op haar had:
„Ik bemerkte al gauw dat hun manieren geen opgelegd vernisje waren. De hotelstaf was beleefd uit zakelijke overwegingen. Maar deze mensen waren beleefder en vriendelijker dan wij! Wat een indruk maakten zij! Ik werd ertoe bewogen met enkelen van hen te spreken, en een van hen gaf mij het adres van de Koninkrijkszaal. Dit had tot gevolg dat er een bijbelstudie met mij werd begonnen.
Al mijn familieleden zijn boeddhisten, en er rezen heel wat problemen toen ik met bepaalde gewoonten en allerlei bijgelovigheden moest breken. Het kostte heel wat geduld van de zijde van de Getuigen om mij hierbij te helpen. Maar de verkwikking die het mij nu geeft samen te mogen dienen met vele christenen die dezelfde diepe liefde hebben als de reizende Getuigen die ik het eerst ontmoette, heeft de inspanning meer dan de moeite waard gemaakt.”
Ongetwijfeld zijn ook nu weer vele mensen onder de indruk gekomen van het gedrag van onze bezoekers dit jaar. Zelfs al lijkt ons eiland voor sommigen klein en misschien ongewoon, toch heeft het vele grootse bijzonderheden die een bezoeker zeker zullen interesseren en verrukken.