Waarheen de huidige weg leidt
BESTAAT er een middel waardoor wij te weten kunnen komen waar deze wereld heen gaat? Jazeker. Een deel van het antwoord hierop valt te halen uit datgene wat men in elke tak van menselijke activiteit kan waarnemen.
Doch wat is in de eerste plaats de weg die de wereld zegt te zijn ingeslagen? Lees de kranten, luister naar radio en televisie en het wordt duidelijk dat de wereldleiders beweren dat wij op weg zijn naar een vrediger en welvarender tijd. Is dit echter werkelijk het geval?
Veronderstel dat u zich in een stoet auto’s bevindt waarvan de leiders hebben gezegd dat zij u naar een prachtig, vruchtbaar, warm land zullen voeren. Zij hebben u verteld dat de weg in het begin misschien wat hobbelig zou zijn, maar spoedig zou verbeteren; dat hij in het begin wat heuvelachtig zou zijn, maar spoedig vlakker zou worden; en dat zelfs als de voorraden bij tijden tamelijk krap zouden zijn, ze toch, naarmate de reis vorderde, steeds overvloediger zouden worden. Maar als de weg nu eens hobbeliger in plaats van vlakker, en de heuvels bergen in plaats van vlakten zouden worden, als de voorraden steeds moeilijker zouden zijn aan te vullen en u in plaats van meer schoonheid, vruchtbaarheid en warmte te ontdekken, alles steeds troostelozer, onvruchtbaarder en kouder zou zien worden — hoe lang zou het dan nog duren voordat u zich begon af te vragen of u wel op de juiste weg was?
Indien anderen in de stoet beslist zouden willen doorgaan, elk ander standpunt met „pessimisme” zouden bestempelen en zouden oproepen tot meer vertrouwen in de leiders van de stoet, zou u zich daardoor dan laten beïnvloeden? Veronderstel dat er aanwijzingen zouden bestaan van dreigend gevaar, een vernielde brug, een aardverschuiving of een kloof in de weg — zou u dan toch uw leven en dat van hen die bij u zijn in de waagschaal stellen omdat de meerderheid besloot door te gaan?
Staan wij thans in de hele wereld voor een soortgelijke situatie? Laten wij, voor een antwoord hierop, niet slechts één kant van de huidige toestanden, maar het hele patroon van omstandigheden bezien. Laten wij kijken in welke richting ze zich toespitsen, en wat ze ons te zeggen hebben over de weg die deze wereld is ingeslagen.
Hoe gaat het met de voedselvoorziening in de wereld?
Een van de meest elementaire dingen die mensen nodig hebben om gelukkig te leven is goede voeding. Duizenden jaren lang reeds heeft de mens zich toegelegd op de voortbrenging van landbouwprodukten. Al tientallen jaren lang heeft hij allerlei landbouwmethoden wetenschappelijk bestudeerd en krachtig ontwikkeld. Wat is thans echter de onmiskenbare tendens op het terrein van de wereldvoedselvoorziening?
Natuurlijk is het u bekend dat in tal van streken de mensen niet genoeg te eten hebben. Dat is niets nieuws. De hele geschiedenis door hebben mensen in verscheidene landen slechts met moeite voldoende voedsel kunnen vinden, maar deze eeuw heeft een onheilspellende wending te zien gegeven. Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog werden er meer mensen dan ooit tevoren door voedseltekorten getroffen. Met de Tweede Wereldoorlog is het probleem nog groter geworden.
Weliswaar zijn de laatste jaren al enkele malen, nu hier en dan daar, landen door voedseltekorten getroffen, maar thans ligt de situatie toch anders. Nu is de hele wereld erbij betrokken!
In feite heeft de noodsituatie die zich thans met betrekking tot de wereldvoedselvoorziening ontwikkelt, in de geschiedenis haar weerga niet. Wat dit alles nog betekenisvoller maakt, is dat ze is gekomen ondanks alle vooruitgang van de moderne technologie.
Eind 1972 stond in U.S. News & World Report: „De wereldvoedselproduktie . . . is plotseling dermate ingekrompen dat een wereldcrisis nabij lijkt.” Voor het tweede achtereenvolgende jaar was de voedselproduktie in de armere landen gedaald, juist in die landen waar voedsel het hardste nodig was. A. H. Boerma, directeur-generaal van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, zei:
„Men kan de misoogst van een enkel jaar als een uitzondering beschouwen, maar twee misoogsten in opeenvolgende jaren . . . daarvan kan men zich niet, als was het slechts een ongelukkige samenloop van omstandigheden, met een schouderophalen afmaken.”
Gedurende 1972 daalde de wereldvoedselproduktie met 4 percent. Tijdens de winter van 1972-73 werd de toestand kritieker. In de lente van 1973 droeg het tijdschrift Progressive Farmer het opschrift: „Verkeert de wereld in een voedselcrisis?” Het antwoord luidde: „Ja”, en na de toestand als „hoogst explosief” te hebben beschreven, stond er:
„Dit is de enige manier om de graan- en tarwesituatie in de wereld en in de V.S. te beschrijven. . . .
Voor het eerst sinds jaren kan men de woorden ’hongersnood’ en ’massaal voedseltekort’ zien en horen. . . .
Nooit tevoren in de recente geschiedenis hebben zich plotseling zoveel krachten tegelijk doen gelden. Het gevolg was een haast panische schrik.”
Wat zich thans op wereldomvattende schaal ontwikkelt, was verscheidene jaren geleden reeds voorspeld. Zo hadden onder andere William en Paul Paddock in hun boek Familie 1975 gewaarschuwd dat de toename in de voedselproduktie niet evenredig was aan de groei van de wereldbevolking en dat men in het midden van de jaren zeventig een crisis kon verwachten. In mei 1973 gaf de New York Times in een redactioneel artikel het volgende commentaar: „Het begint erop te lijken dat de profetie van de gebroeders Paddock voor het jaar 1975 mogelijk reeds in 1974 zijn vervulling zal beginnen te krijgen.” De kentekenen waren echter al vóór 1974 zichtbaar.
Waarom die tekorten?
Waarom die voedseltekorten? Nog maar een paar jaar geleden waren door de ’wonderzaden’ van rijst en tarwe, de verwachtingen hoog gespannen. Toch ging terzelfder tijd de wereldbevolking voort met „exploderen”, vooral in juist die landen waar al weinig voedsel was. Ongeacht hoe „wonderbaarlijk” bepaalde zaden ook mogen zijn, van elke hectare die ermee beplant wordt, zal slechts een bepaald aantal mensen kunnen eten, en als het aantal mensen sneller toeneemt dan de hoeveelheid voedsel, is hongersnood onvermijdelijk.
Daarbij komt nog dat in de afgelopen twee jaar de produktie beknot is door ernstige droogteperioden, overstromingen, ongunstig winterweer en slecht beheer. Te zamen met veel andere landen werd ook de Sovjet-Unie ernstig getroffen. De Russische oogst van 1972 was volgens een Sovjet-deskundige „de slechtste sinds 100 jaar”. Men was gedwongen achtentwintig miljoen ton graan te kopen, grotendeels van de Verenigde Staten.
Hierdoor en ten gevolge van andere buitenlandse aankopen, samengaand met een toenemende binnenlandse vraag en slechte weersomstandigheden, raakten de graanreserves van de Amerikaanse regering uitgeput. En dit is nu hetgeen waarin de huidige toestand zich van elke andere in de afgelopen tijd onderscheidt. Zo werd in Newsweek opgemerkt: „Deze laatste voedselcrisis is ontstaan in een tijd dat de eens zo geweldige voorraden aan landbouwprodukten elders in de wereld — met name in de V.S. — beginnen te slinken.” Een beambte van de koopmansbeurs in Chicago zei: „Er is geen graan meer om weg te geven.”
Bedreigde gebieden
In Afrika is een kritieke toestand ontstaan. Een brede strook land van ruim 3000 kilometer dwars over het continent werd in 1973 door een ernstige hongersnood getroffen:
„Meer dan zes miljoen mensen staan voor de hongerdood in het door droogte getroffen gebied ten westen en zuiden van de Sahara.” — New York „Post”.
„Bijna 40 percent van het vee in Niger, Mali, Tsjaad, Opper-Volta en Senegal — en 80 percent in Mauritanië — is omgekomen. ’Op sommige plaatsen ligt om de 200 meter een dood dier langs de kant van de weg’, aldus een diplomaat.” — „Newsweek”.
Een deskundige van de Europese Economische Gemeenschap merkte op dat dit hele Afrikaanse gebied bedreigd wordt door „een ramp waarvan wij de omvang nog niet kunnen bepalen”. Op een zeker ogenblik was de voedselcrisis zo ernstig dat een functionaris van de Verenigde Naties verklaarde: „Als het probleem niet binnen twee maanden wordt opgelost, lopen bijna 6 miljoen mensen de kans te sterven.”
De hoofdoorzaak was de droogte, maar eveneens een foutief beheer. Een te snelle toename van de veestapel leidde tot overbeweiding. Van zijn begroeiing ontdaan, begon de bodem in een woestijn te veranderen.
Ook in India daalde de laatste twee jaar de voedselproduktie ten gevolge van droogte en andere factoren. Toch nam in diezelfde twee jaar de bevolking daar met ongeveer vijfentwintig miljoen toe! Newsweek berichtte dat in de getroffen gebieden „ongeveer 200 miljoen Indiërs door een verschrikkelijke hongersnood worden bedreigd”.
Veel andere landen voelen eveneens de gevolgen van een snelle bevolkingsaanwas waarmee de voedselproduktie bij lange na geen gelijke tred kan houden. Met het oog op deze wereldomvattende crisis verklaarde de New York Times:
„Twee derde van de 800 miljoen kinderen op de drie continenten [Afrika, Azië en Latijns-Amerika] lijden aan ondervoeding, aldus deskundigen van de Verenigde Naties en elders. Zes jaar geleden werd door de Verenigde Naties gewaarschuwd voor een ’dreigende eiwitcrisis’. Thans, zo zeggen de deskundigen, is het zover.”
De trend is duidelijk
De trend is duidelijk — de wereldvoedselproduktie kan de bevolkingstoename niet bijhouden. Natuurlijk neemt dit niet weg dat de trendlijnen soms wat ombuigen en het er voor een poosje op lijkt dat de natiën het probleem onder de knie hebben gekregen.
Wij kunnen echter eenvoudig niet voorbijgaan aan het feit dat de wereld zich sinds de Eerste Wereldoorlog steeds minder heeft kunnen voeden. Onder de huidige systemen is het daarom zeker dat tijdelijke perioden van herstel zullen worden gevolgd door nieuwe crisissen — van nog grotere omvang.
Waarom gaat men dan echter niet gewoon meer grond voor voedselproduktie geschikt maken? En kan er ook niet meer vis worden gegeten? Het antwoord in The Wall Street Journal luidt:
„De hoeveelheid nieuw land die gemakkelijk ontgonnen kan worden slinkt, terwijl de vraag naar voedsel elk jaar groter wordt. Daarbij komt nog dat er elk jaar steeds meer grond aan de landbouw wordt onttrokken, soms wegens erosie van de bodem, maar ook ten behoeve van het zich steeds uitbreidende wegennet, de bouw van fabrieken en woningen. . . .
De vangst van sommige soorten [vis] van consumptiekwaliteit neemt af als gevolg van overbevissing. Veel zeebiologen menen thans dat over de hele wereld de vangst van consumptievis de maximaal toelaatbare grens zeer dicht is genaderd”.
Aldus heeft de mens, ondanks alle technische vooruitgang nog geen antwoord op het wereldvoedselprobleem gevonden. Het wordt steeds ernstiger, juist in een tijd dat de wereldbevolking sneller dan ooit toeneemt. Thans bedraagt de netto-bevolkingstoename op deze aarde jaarlijks ongeveer vijfenzeventig miljoen mensen!
U woont misschien in een land dat op dit moment nog voldoende voedsel heeft. Toch zal, naarmate de vraag in de hele wereld toeneemt, dat voedsel waarschijnlijk steeds duurder worden.
Wat betekent dit alles voor u? Indien de wereld met de huidige systemen die ze heeft ontwikkeld, er niet in slaagt aan ’s mensen meest fundamentele probleem — zijn voedselvoorziening — het hoofd te bieden, zou dit er dan niet op duiden dat er behoefte bestaat aan een grondige verandering op aarde?
Toch is dit slechts een van de vele „wegwijzers” die aangeven welke richting deze wereld is ingeslagen.
Waar gaat het met de wereld economisch naar toe?
Een oud gezegde luidt dat ’alles in de wereld draait om geld’. De huidige wereldstelsels zijn inderdaad op dit beginsel gegrondvest. Met welke gevolgen thans voor ons?
De moderne nationale economieën zijn zo met elkaar verweven dat een plotselinge waardedaling van het geld van slechts één grote mogendheid de handel over de hele wereld vrijwel kan lamleggen. Geldontwaarding en ongecontroleerde inflatie kunnen veel mensen tot armoede brengen. In het boek Money and Economic Activity door Houghton Mifflin wordt gezegd: „Aan het einde van 1923 moest men in Duitsland 1.200.400.000.000 papieren Marken neertellen voor iets wat men amper twee jaar tevoren voor slechts 35 Mark kon kopen.” Slechts drie jaren (1946-1948) van burgeroorlog hadden in China zo’n vernietigende uitwerking op de waarde van de Chinese munteenheid dat de arbeiders hun loon in dikke pakken geld mee naar huis namen en de mensen vaak bankbiljetten van geringe waarde gebruikten om hun fornuis aan te steken.
Lopen wij minder gevaar wanneer wij ons vertrouwen in het geld van de hedendaagse natiën stellen?
Hoeveel zult u voor uw geld ontvangen?
In welke richting gaat de waarde van uw geld? Voedsel gaat natuurlijk steeds meer kosten, maar hoe staat het met andere dingen — kleding, huisvesting, brandstof, elektriciteit, vervoer en recreatie?
U kent het antwoord. Ongeacht waar u woont, de kosten van levensonderhoud blijven in dezelfde richting voortgaan: hoog — hoger — nog hoger. Is er wat deze prijsstijgingen betreft ergens een einde in zicht?
In Canada stegen alleen al de voedselprijzen in één jaar met 11 percent. In Duitsland en Zwitserland, erkende „eilanden” van economische stabiliteit, bedroeg de inflatie 8 percent. In de meeste andere landen is de situatie op prijsgebied nog veel slechter.
De daling van de koopkracht van het geld in het rijkste land op aarde, de Verenigde Staten, is ontstellend. Men betaalt nu ongeveer $5 voor iets dat in 1900 $1 kostte!
Een Zürichse bankier zei: „De inflatiepsychose is thans in heel Europa wijd verbreid en diep geworteld. Er is een drastische ingreep nodig om de inflatie tot staan te brengen, zelfs als wij daarmee een recessie [economische teruggang] en een grotere werkloosheid zouden riskeren.”
Daarom is volgens deze Zwitserse bankier de zo geheten „hoogconjunctuur” of „welvaart” die de wereld thans beleeft, slechts een „duistere hoogconjunctuur”. En in U.S. News & World Report werd bericht: „Er heerst de knagende angst dat de hoogconjunctuur in de niet al te verre toekomst zal worden gevolgd door een ’crisis’.”
Waarom inflatie?
Waarom zo’n aanhoudende inflatie? De belangrijkste oorzaak ervan is dat zowel afzonderlijke personen als hele landen niet overeenkomstig hun inkomen leven. Zij zijn gevangen in de waanzin van het ’nu halen en later betalen’. Dit heeft een vloedgolf van geldleningen tot gevolg gehad welke in de geschiedenis ongeëvenaard is.
Aldus is de huidige „welvaart” voor een zeer groot deel onecht omdat ze met geleend geld is gefinancierd. De situatie komt overeen met die van iemand die ƒ 300 per week verdient en er dan nog eens elke week ƒ 300 bij leent. Ongetwijfeld zal hij een tijdlang ruimer kunnen leven, maar eens komt toch de afrekeningsdag — hij zal overeenkomstig zijn inkomen moeten gaan leven en zijn schuld moeten afbetalen, of anders failliet gaan.
Tegenwoordig wordt echter door de meeste regeringen niet eens serieus overwogen overeenkomstig hun inkomen te leven. Politici willen populair blijven en dus nemen zij in het algemeen niet de nodige maatregelen om de inflatie te beteugelen. Zij vinden het, politiek gezien, raadzamer om te blijven lenen en uitgeven om de „welvaart” op te drijven. Men schijnt te denken: ’Laat mijn opvolger zich daar maar het hoofd over breken.’
Regeringen zijn echter niet anders dan personen die hun schulden niet kunnen betalen: ze kunnen ook failliet gaan. Daarom werd in de Economic Education Bulletin, uitgegeven in de Verenigde Staten, gewaarschuwd:
„Een kunstmatig door inflatie opgeblazen hoogconjunctuur is geen gezonde welvaart. Er zijn in de geschiedenis van ons land verscheidene van zulke hoogconjuncturen geweest en ze zijn alle gevolgd door ernstige depressies. Nooit zijn de uitgevers van ’fiduciaire, niet inwisselbare gelden’ [papiergeld dat niet gedekt wordt door activa zoals goud] in staat geweest een gezonde en blijvende welvaart te scheppen.”
Failliet
Wat de situatie nog veel ernstiger maakt is de financiële positie van de Verenigde Staten, de hoeksteen van de westerse economie. Men heeft nu al vele jaren lang overzee veel meer geld uitgegeven dan er is ontvangen. Hoe dit komt? In de Economic Education Bulletin worden de volgende oorzaken genoemd:
„Ten eerste heeft de regering van de V.S. in het buitenland jarenlang meer besteed aan Amerikaans geld en krediet dan men van het buitenland heeft ontvangen. Ten gevolge van haar uitgebreide en overmatig edelmoedige buitenlandse hulpprogramma en ten gevolge van grote militaire uitgaven in andere landen, heeft ze deze vorderingen in handen gespeeld van buitenlandse regeringen, centrale banken en individuele personen. . . .
Ten tweede hebben de Verenigde Staten zich al meer dan drie decennia de weelde gepermitteerd van een opvallende en langdurige inflatie . . . Deze ontwikkeling heeft tot zo’n grote prijstoename geleid [van Amerikaanse produkten] dat tal van Amerikaanse fabrikanten op de wereldmarkt niet meer kunnen concurreren.”
In de overeenkomst die de westerse landen na de Tweede Wereldoorlog hadden gesloten, stond dat internationale schulden in goud zouden worden afbetaald. In 1971 echter waren er, ten gevolge van de buitenlandse uitgaven van de Verenigde Staten, ongeveer zes maal zoveel dollars in handen van buitenlanders als de Verenigde Staten aan goud hadden om te betalen! Zulks lijkt op iemand die ƒ 18.000 schuld bezit, doch slechts ƒ 3000 aan bezittingen om die schuld af te betalen, en ondertussen meer schulden blijft maken.
Toen kwam augustus 1971. Op dat moment sloten de Verenigde Staten plotseling hun ’goudloket’. De belofte om goud te betalen in ruil voor de papieren dollars die buitenlanders in bezit hadden, werd niet meer nagekomen. Wat betekent het echter als iemand zegt dat hij zijn schulden niet langer wil afbetalen, zoals is beloofd? De boven aangehaalde publikatie laat zien wat dit betekende:
„Het sluiten van het goudloket kwam neer op de openlijke erkenning dat de regering van de V.S. . . . internationaal failliet was.”
De Verenigde Staten zijn de grootste failliet gegane schuldenaar in de wereldgeschiedenis geworden! En sinds 1971 is de toestand nog verslechterd. Thans in 1974 bedraagt de buitenlandse schuld van de Verenigde Staten acht of negen maal de waarde van hun goudbezit.
Wat het probleem nog verzwaart
Bestaat er enige kans op een ombuiging van deze tendens? Redacteur Joseph Alsop stelde vast:
„Wat ons bedreigt — wat in feite reeds is begonnen — is een permanente geldcrisis, hetgeen eveneens een permanente inflatiecrisis betekent.
Volgens de huidige beraming zullen onze dollars over drie jaar lang niet meer zijn wat ze thans schijnen, ondanks het feit dat ze nu al niet veel meer waard zijn.”
De meeste waarnemers stemmen hiermee in. Maar wat maakt hen zo zeker van hun zaak? Dat is het feit dat er in veel delen van de wereld een ’energiecrisis’ heerst, vooral in de Verenigde Staten. Daar verbruikt men de olie veel sneller dan men ze kan vinden en produceren; de vraag neemt ieder jaar toe terwijl de voorraden slinken. Als gevolg hiervan moet het land steeds meer olie uit het buitenland aanvoeren. Dat betekent de besteding van meer dollars overzee.
Redacteur Alsop vindt de economische vooruitzichten voor de nabije toekomst er „grimmig” uitzien. Door een paar getallen te beschouwen kunnen wij zien waarom. In 1970 betaalden de Verenigde Staten voor hun olie-import ongeveer 2 miljard dollar aan het buitenland. Vorig jaar, 1973, heeft men voor meer dan 7 miljard dollar aan olie geïmporteerd. Volgens schattingen zal er in 1975 met de olie-invoer een bedrag van 15 miljard dollar zijn gemoeid. In 1980 zal dit bedrag, volgens zeggen, tot ongeveer 30 miljard dollar zijn omhooggevlogen — en daarna nog veel hoger worden. En dit allemaal terwijl de betalingsbalans allang in de rode cijfers loopt! Alsop voegde hier nog aan toe:
„De cijfers wijzen natuurlijk ook op een energiecrisis. . . . Toch is het beetje ongerief voor velen en de zware verliezen voor enkelen nog maar een kleinigheid vergeleken met de nationale tragedie van een dollar die steeds maar minder waard wordt.”
Hoe denkt u er, met het oog op deze feiten, over? Is het waarschijnlijk dat het huidige economische stelsel van de wereld zijn problemen zal kunnen oplossen? Vindt u het veilig om hierop te wachten en er uw hoop op te vestigen?
Voor redelijke mensen is het duidelijk dat het economische stelsel grote gebreken vertoont en op instorten staat. Zoals de zaken nu lopen, gaat het inderdaad zijn ondergang tegemoet. Ofschoon het optreden van een tijdelijke verbetering of verlichting, niet onwaarschijnlijk is, is het duidelijk dat ons in de naaste toekomst enorme veranderingen wachten.
In werkelijkheid is het economische stelsel van de wereld op een verkeerd fundament gebouwd. Landen werken met enorme schulden door „overbesteding”. Hun onderdanen doen hetzelfde door steeds meer op afbetaling te kopen. Dit voortbouwen op een steeds groter wordend krediet is hetzelfde als werken aan een „kaartenhuis”. Het bouwsel bezit geen echte sterkte en elke druk welke erop wordt uitgeoefend, kan het geheel plotseling in elkaar doen vallen.
Hoe staat het met uw persoonlijke veiligheid?
Ieder mens wil zich graag zeker en veilig voelen. Niemand wil graag het slachtoffer worden van een „overval” of inbrekers in zijn huis hebben. Vrouwen willen niet aangerand worden. Het verlangen naar eerlijke, bescheiden buren treft men overal en alle mensen willen graag hun levensomstandigheden zien verbeteren.
Maar kunnen we zeggen dat het in de grote en kleine steden en op het platteland steeds veiliger wordt om te wonen? Is er sprake van een verbetering van de levensomstandigheden?
Bent u een volwassene, denk dan eens terug aan hoe het tien, twintig of nog meer jaren geleden was. Vindt u dat uw leven en bezittingen thans veiliger zijn dan toentertijd? Stelt u tegenwoordig meer vertrouwen in de mensen? Voelt u zich nu veiliger dan toen als er ’s avonds aan uw deur wordt gebeld?
De meeste mensen zijn juist van het tegendeel overtuigd. Zij vinden dat iemands veiligheid voor zover zij zich kunnen herinneren, thans veel meer gevaar loopt dan ooit.
Gevaarlijker
Alle gegevens van hen die met het handhaven van de wet zijn belast, stemmen hiermee overeen. In bijna elk land op aarde heeft men de laatste jaren een angstwekkende stijging in misdaad en geweld meegemaakt. De wetteloosheid is tot een van de ernstigste problemen van onze tijd uitgegroeid.
In de West Australian werd bericht dat Arnold Toynbee, de bekende Britse historicus, tot de conclusie was gekomen dat er „een opvallende achteruitgang was waar te nemen in algemene eerlijkheid en een ontbreken van een gemeenschappelijk doel”. In de publikatie stond eveneens: „Hij meent dat landen staan of vallen met de morele eenheid van het gezin en de morele doelstellingen van de Staat en hij ziet in het Westen in beiderlei opzicht een achteruitgang.”
Juist in die landen welke als het meest „ontwikkeld” worden beschouwd, neemt de veiligheid het snelst af. Een Canadese politiebeambte te Hamilton, in Ontario, schreef de schuld van de misdaadgolf in dat land toe aan ’de morele ineenstorting van de maatschappij’ en noemde Canada „een verziekte maatschappij”. In Toronto worden nu twee maal zoveel mensen betrapt op winkeldiefstal als slechts een paar jaar geleden. Toch werd in de Toronto Star gezegd: „Zelfs dit is, naar men meent, slechts een fractie van het aantal klanten en winkelbedienden dat heeft gestolen.” Het hoofd van de bedrijfspolitie van veertig winkels in die stad merkte op: „We hebben iedereen betrapt — een dokter, een advocaat en de vrouw van een rechter.”
In Engeland heeft de stijging van geweld ervaren politiebeambten verontrust. Een detective van Scotland Yard merkte op dat het aantal geweldplegingen met sprongen omhooggaat en dat misdadigers thans „volslagen gevoelloos zijn en geen enkele wroeging tonen”. In Londen, zo stond in de Daily Mail, is het aantal roofovervallen in slechts vier jaar tijd met wel 129 percent toegenomen! En in de Daily Telegraph werd bericht:
„Lord Hailsham, de opperste rechter, . . . verklaarde, en weinigen zullen dit willen betwisten, dat indien de strafbare criminaliteit in dezelfde mate blijft toenemen ons hele strafrechtstelsel ineen zal storten . . .
Veel vooruitstrevende denkers hebben lange tijd gemeend dat de oorzaak van de misdaad in de armoede lag. Maar hoe kan het dan dat de misdaad is gestegen, juist nu wij welvarender zijn geworden?”
In de Verenigde Staten heeft de laatste tien jaar een misdaadgolf gewoed. In de meeste delen van het land is het aantal ernstige misdaden ongeveer tien- tot vijftien maal zo snel toegenomen als de bevolking. Een inwoner van Albuquerque in Nieuw-Mexico, bij wie in vijf jaar tijd vier maal was ingebroken, verklaarde: „Ik zit in mijn huis als Kit Carson in zijn fort, bang om weg te gaan omdat de een of andere . . . straatschender wellicht in mijn eigendommen gaat snuffelen.”
Een eigenaar van een ’dubbelbeveiligd’ flatgebouw in een ander deel van de Verenigde Staten zei: „Wij hebben zelfs de meubels en schilderijen met bouten moeten vastzetten”, omdat er zoveel werd gestolen. Van een leverancier van automatische inbraakbeveiligingssystemen werd uit zijn eigen vrachtwagen een kostbare uitrusting gestolen!
Volgens de Times van Los Angeles zien de misdaadstatistieken „eruit als het rapport van een veldslag, maar dan wel een veldslag die woedt in alle Amerikaanse grote en kleine steden, zonder uitzicht op een ’staakt het vuren’”. Vooral het aantal geweldplegingen — moord, roofovervallen en aanrandingen — is scherp gestegen.
Zelfs in de kleinere gemeenten is het minder veilig. Een winkelchef in een kleine stad in Virginia zei over de misdaad: „Wij bemerken die toename ook in de kleine steden. Wij hadden tot voor enige jaren terug nog nooit een beroving meegemaakt, en nou is dat soort van dingen aan de orde van de dag.”
De officiële misdaadrapporten zijn al beklemmend genoeg, maar de New York Times onthulde: „In sommige categorieën zou het aantal gepleegde misdrijven wel eens vijf maal zo hoog kunnen zijn als het aantal waarvan door de slachtoffers officieel aangifte is gedaan.”
Ineenstorting van de instituten
Tegelijk met deze enorme stijging van de misdaad is er de ineenstorting gekomen van juist die instituten waarnaar men zich gewoonlijk voor hulp zou wenden. Regeringen, wereldreligie, wetenschap — ze zijn er geen van alle in geslaagd het tij te keren. Niets schijnt meer stabiel, betrouwbaar, te zijn. Zelfs de zo belangrijke gezinseenheid is snel aan het afbrokkelen.
Verleden jaar bijvoorbeeld was er in de Verenigde Staten een absoluut hoogtepunt in het aantal echtscheidingen — 839.000! Dit aantal was meer dan twee maal zo snel toegenomen als het aantal huwelijken. Thans eindigt ongeveer één op elke drie huwelijken in echtscheiding. Dit is ook in andere landen het geval. Vanuit de Sovjet-Unie meldt het tijdschrift Spoetnik:
„Het aantal echtscheidingen is in de Sovjet-Unie in stijgende lijn en dit heeft een sterke invloed op zowel het geboortecijfer in het land als op de maatschappelijke en economische kanten van het leven. . . .
In 1950 waren er per honderd huwelijken drie echtscheidingen, in 1960 was dit cijfer gestegen tot tien percent en in 1970 was dit 30 percent geworden. . . .
Zelfs onder echtparen die er niet over denken te scheiden, is het gevoel ontstaan dat de gezinseenheid aan het wankelen is.”
Mogen mensen van hun regeringsleiders verwachten dat zij de algemene achteruitgang van de maatschappij zullen stuiten? Alleen al het feit dat de moeilijkheden elke tien jaar erger worden, toont aan dat regeringspersonen niet in staat zijn in dit opzicht enig soelaas te bieden. Bovendien gaan de mensen hoe langer hoe meer de betrouwbaarheid van hun politieke leiders in twijfel trekken.
Zo heeft George Bush, voorzitter van het Republikeinse Nationale Comité in de Verenigde Staten, onlangs in een interview toegegeven dat „er geheel los van partijpolitieke bijgedachten in het land het wijdverbreide gevoelen heerst dat politici corrupt zijn”. Dit is echter kenmerkend voor de gedachtengang in de gehele wereld. Het verdwijnen van het respect voor regeringsfunctionarissen kan het tempo waarin wetteloosheid en wanorde onder het gewone volk toenemen, slechts verhaasten.
Ook hebben de leidinggevende personen in wetenschap en industrie niet bewezen aan het werkelijke welzijn van de mensheid te werken. Heeft de, toch beslist indrukwekkend te noemen, vooruitgang in de techniek globaal genomen enige werkelijke verbetering gebracht in de levensomstandigheden? De moderne techniek is verantwoordelijk voor vervuiling, overvolle en gevaarlijke autosnelwegen, eentonig werk aan machines en verschrikkelijke wapens voor massavernietiging die jaarlijks een fortuin kosten. Het is geen wonder dat een hoogleraar in de natuurkunde aan de universiteit van Texas als antwoord op de vraag: „Kan de wetenschap ons redden?” botweg „Nee” zei.
Zelfs de opzienbarende ruimtevaartprestaties blijken slechts een weinig diepgaand effect te sorteren. Steeds meer mensen krijgen het gevoel dat deze waagstukken geen enkel verband houden met de problemen op deze aarde. De enorme sommen geld welke eraan besteed zijn, vinden velen thans grotendeels verspild. Zij koesteren dezelfde gedachte als degene die aan de New York Times het volgende schreef in antwoord op de bewering dat de ruimtevaartprojecten groot nut afwerpen:
„Men heeft ons verteld dat de investeringen van ons land in de ruimtevaart, ’de economie hebben versterkt, onze levensomstandigheden hebben verbeterd, ons nationaal aanzien hebben vergroot en tot onze nationale veiligheid hebben bijgedragen’.
Ik zou graag willen dat men ons had verteld hoe. De economie staat er ellendig voor, ons aanzien is maar schijn, onze levensomstandigheden gaan steeds meer achteruit en onze nationale veiligheid wordt allang gegarandeerd door een ’overdosis’ aan wapens. . . . En wij ’aardse mensen’ huilen, huilen alleen maar.”
’Afglijden tot barbaarsheid’
Indien men de waarheid eerlijk onder ogen ziet, dient men te erkennen dat, ongeacht wat wereldleiders eraan hebben trachten te doen, de onzekerheid toeneemt en de levensomstandigheden blijven achteruitgaan. Dit heeft de historicus Toynbee gebracht tot de uitspraak dat de ’hedendaagse beschaving duidelijk aan het afglijden is’ tot barbaarsheid.
De volgende aanhaling uit het tijdschrift Time vormt een weerspiegeling van deze onzekerheid: „Een groep deskundigen . . . noemt neerslachtigheid ’de meest voorkomende geestesstoornis’. Ongeveer 4.000.000 tot 8.000.000 Amerikanen staan jaarlijks hiervoor onder doktersbehandeling.” En nog een bewijs voor die onzekerheid is de tragische stijging van hartaandoeningen. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is het aantal hartlijders over de hele wereld schrikbarend toegenomen.
Het is duidelijk dat over niet al te lange tijd iets in de maatschappij zal moeten „buigen of barsten. . . Het kan op deze wijze niet blijven voortgaan; er zal een ingrijpende verandering moeten plaatsvinden. Is er echter een weg uit deze reusachtige problemen? Zullen de mensen op de een of andere wijze deze zo diep gewortelde trends kunnen ombuigen? Of zou het kunnen zijn dat de enige weg om een ramp te voorkomen een volkomen nieuwe ordening is, die van de grond af helemaal opnieuw begint?
[Kader op blz. 10]
Grondoorzaken van economische problemen
„Iedereen schijnt vastbesloten om zoveel mogelijk te nemen en zo weinig mogelijk te geven, tekorten teweeg te brengen, de produktie te belemmeren en gemakkelijke vervangingsmiddelen te vinden voor eerlijk en hard werk. Overal ziet men tekenen van strijd en onrust, onder de jeugd, onder arbeiders in fabrieken en op het land en wat het meest onheilspellend is, onder hen die de regering vormen.” — „The Times of India”, zoals aangehaald in de „New York Times” van 16 augustus 1973, blz. 10.
[Kader op blz. 13]
Het verdwijnen van optimisme
„Er blijft niets over van het enigszins naïeve optimisme van de negentiende eeuw toen de verwachting heerste dat wetenschap en vooruitgang alle kwaad, op zowel individueel als collectief niveau, zouden teniet doen. Alle traditionele zekerheden vallen in duigen; culturen en beschavingen storten ineen; de mensheid als geheel is zich bewust geworden van de buitengewone onzekerheid van haar bestaan.” — Uit het voorwoord van het boek „La Mort et Ses Mysteries” („De dood en zijn geheimen”) door de Franse psycholoog Ignace Lepp.
[Grafiek op blz. 5]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
GROEI WERELDBEVOLKING
WERELDGRAANPRODUKTIE
+2%
0
-4%
1971
1972
Resultaat: gemiddeld 6 percent achteruitgang in graanopbrengst per persoon
[Illustratie op blz. 4]
Hoeveel aanwijzingen heeft iemand nodig om in te zien dat hij op de verkeerde weg is?
[Illustratie op blz. 6]
Wat ƒ1,25 kostte . . .
in 1964
BROOD EN BOTER, 11 ct.
BONEN, 18 ct.
VLEES, 67 ct.
AARDAPPELEN, 8 ct.
DESSERT, 9 ct.
DRANK, 12 ct.
in 1973
VLEES, ƒ 1,12
DESSERT, 13 ct.