Wat is de zienswijze van de bijbel?
Satan de Duivel — Een personificatie of een persoon?
IN DE Heilige Schrift wordt veelvuldig melding gemaakt van Satan de Duivel. De belangrijkste tegenstander van God en de mens wordt in de Hebreeuwse Geschriften (het Oude Testament) achttien maal aangeduid met Satan (hetwelk „tegenstander” betekent), terwijl de christelijke Griekse Geschriften (het Nieuwe Testament) hem vierendertig maal aanduiden met Satan en meer dan dertig maal met de term Duivel (hetgeen „lasteraar” betekent).
Velen geloven dat de Duivel een goddeloos geestelijk personage is die op de mens een kwade invloed kan uitoefenen. Anderen ontkennen dit ten stelligste. Zij zijn de mening toegedaan dat de Duivel geen persoon is, maar veeleer de personificatie van een abstract beginsel van het kwaad. Volgens de New York Times Magazine van 4 februari 1973 moet een katholieke bijbelgeleerde onlangs gezegd hebben: „Geen moderne theoloog gelooft nog dat Satan een persoon is.”
Wat is waar? Is de Duivel een personificatie of een persoon? Kennis van de bijbelse zienswijze inzake deze kwestie zal bijzonder nuttig blijken. Bijbelgeleerde L. M. Sweet legt uit waarom: „Niet alleen is de bijbel volkomen vrij van de gedachtenuitwassen van de populaire Satanologie, die wemelt van absurde verhalen over zijn verschijningen, listen, lagen en gedaanteverwisselingen waarmee hij onder de mensen werkzaam zou zijn geweest, maar hij biedt ook een betrouwbare nauwkeurigheid en overeenstemming van verklaringen die groot vertrouwen inboezemen.”
De vroegste rechtstreekse verwijzingen naar Satan (letterlijk „de Satan”) vinden we in de bijbel in het boek Job, de hoofdstukken één en twee. Daarin zien we Satan optreden in een gesprek met Jehovah God (Job 1:6-12; 2:1-7). Dit alleen al stelt iemand die beweert in de bijbel te geloven en daarnaast wil volhouden dat Satan eenvoudig een personificatie is van het kwaad in iemand, voor grote problemen. Als „Satan” slechts het kwaad in iemand is, moet er ook in Jehovah God kwaad aanwezig zijn geweest op het moment dat er over hem wordt gesproken als zijnde in gesprek met de Duivel. Maar hoe kan dit als de bijbel hem beschrijft als een God „in wie geen onrechtvaardigheid is”? — Ps. 92:15.
Iets dienovereenkomstigs kan er gezegd worden in verband met een soortgelijke ervaring die Jezus met de Duivel had. Matthéüs 4:1 verhaalt hoe „Jezus door de geest [van God] naar de wildernis [werd] geleid om door de Duivel te worden verzocht”. Werd Jezus verzocht door kwaad dat zich in hemzelf bevond? Zulk een zienswijze is niet in harmonie met de bijbelse beschrijving van Jezus als „een rechtvaardige” die ’geen zonde heeft begaan’ (1 Joh. 2:1; 1 Petr. 2:22). Neen, de Satan die voor Jehovah God verscheen en die Jezus Christus verzocht, was in beide gevallen een op zichzelf staand persoon.
Merk tevens op dat in deze verslagen gesprekken worden gevoerd tussen de Duivel en God en tussen de Duivel en Jezus. Zowel Jehovah God als Jezus Christus zijn personen. Kan een onintelligente ’kracht’ met iemand een gesprek voeren? Bovendien noemt de bijbel Satan een doodslager, een leugenaar, een vader (in geestelijke zin) en een heerser (Joh. 8:44; 14:30). Aan al deze omschrijvingen kan slechts een met verstand begiftigd persoon voldoen. Vandaar ook dat M’Clintock and Strong’s Cyclopædia verklaart: „Elke vorm van persoonlijk handelen wordt door de heilige schrijvers aangewend bij het tekenen van het karakter en het gedrag van Satan. . . . Elke eigenschap, elke daad die maar enigszins duidt op persoonlijkheid, wordt op hem van toepassing gebracht in taal die niet makkelijk weggeredeneerd kan worden.”
De Schrift geeft aan dat de Duivel oorspronkelijk een volmaakt, rechtvaardig geestelijk schepsel is geweest. Maar hij „stond niet vast in de waarheid” (Joh. 8:44). Pas nadat hij weloverwogen een weg van oppositie en verzet tegen God was ingeslagen, werd hij Satan genoemd.
In het geval van Adam en Eva schilderde hij God af als iemand die zijn soevereiniteit op een verkeerde wijze uitoefende door hun te verbieden van de vrucht van een bepaalde boom te eten. Hij deed het voorkomen alsof ongehoorzaamheid aan God de weg naar ware vrijheid was. Maar hoe anders liep het af! Door te bezwijken voor hun zelfzuchtige verlangen ’als God te zijn’ (of ’eigen baas te worden’) brachten zij geen vrijheid teweeg maar veeleer de dood, zowel voor zichzelf als voor hun nageslacht. Terecht dat Jezus de Duivel daarom „een doodslager” noemde (Joh. 8:44). Later trachtte Satan Job en Jezus Christus zover te krijgen dat zij God om zelfzuchtige redenen zouden verlaten. Maar in die opzet faalde hij. — Job 1:9-11; 2:4; Luk. 4:1-13.
Satans activiteiten zijn echter niet beperkt gebleven tot individuen. Jezus noemde hem „de heerser van de wereld” (Joh. 14:30). Openbaring 12:9 maakt duidelijk dat de „Duivel en Satan . . . de gehele bewoonde aarde misleidt”. Treffen wij in de menselijke geschiedenis bewijzen aan van de invloed van een goddeloos geestelijk persoon of bovenmenselijke intelligentie?
A. M. Greely, een rooms-katholieke priester die is verbonden aan het Nationale Centrum voor Opinieonderzoek van de universiteit van Chicago, gaf het navolgende commentaar op het patroon van kwaad zoals dat verweven is met de menselijke geschiedenis:
„De grootheid van het kwaad is niet evenredig aan de slechtheid van de betrokken mensen. . . . Zo de machten van het kwaad door een superintelligent wezen worden geleid, dan moet men zeggen dat zijn strategie briljant is geweest.”
Vooral de twintigste eeuw springt er wat dat betreft uit. R. Albrecht-Carrié, hoogleraar in de geschiedenis, schrijft: „De negentiende eeuw wordt nu vaak beschouwd als een eeuw van vrede, een zienswijze die zeker gewettigd is door het contrast dat er tussen haar en onze tijd van heftige strijd bestaat. Aan dat tijdperk kwam in 1914 een abrupt einde.” Dat was het jaar waarin de Eerste Wereldoorlog uitbrak.
Dr. S. Nearing van de universiteit van Pennsylvania wijst ons erop dat velen niet konden geloven dat er een Eerste Wereldoorlog zou uitbreken; „daarvoor waren de mensen te beschaafd, oorlogen te duur en de gevoelens te zeer anti-oorlogsgestemd”.
Desondanks brak in 1914 de wereldoorlog uit. Dit luidde een tijdperk in van „totale” oorlog, waarin de Tweede Wereldoorlog en talloze andere oorlogen de aarde met onschuldig bloed hebben doordrenkt, terwijl tevens voedseltekorten, epidemieën, geweld en misdaad het huidige geslacht op ongekende schaal hebben geteisterd. Maar als mensen deze toestanden niet willen, waardoor zijn ze dan veroorzaakt?
Opnieuw richt de Schrift de vinger beschuldigend op de persoon van Satan de Duivel. Waarom? De bijbelse chronologie duidt het jaar 1914 aan als het jaar van de oprichting van Gods Messiaanse koninkrijk der hemelen in de handen van Christus Jezus. Dit koninkrijk zal een eind maken aan het bestuur dat menselijke regeerders over de aarde hebben uitgeoefend onder de onzichtbare supervisie van Satan de Duivel.
Hoe zou Gods voornaamste tegenstander reageren op de geboorte van Gods koninkrijk in 1914? Openbaring hoofdstuk twaalf verklaart: „Er brak oorlog uit in de hemel” tussen de op de troon geplaatste Christus Jezus en Satan (Openb. 12:7). Het eindresultaat van deze strijd was dat Satan werd „neergeslingerd . . . naar de aarde, en zijn engelen werden met hem neergeslingerd”. Dit zou een „wee” voor „de aarde en de zee” veroorzaken. De ongekende weeën van dit geslacht getuigen van de betrouwbaarheid van deze profetie. — Openb. 12:9, 12.
Als een machtige persoonlijkheid, vormt de Duivel een potentieel gevaar voor een ieder die thans op aarde leeft. Eén Petrus 5:8 waarschuwt: „Uw tegenstander, de Duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek om iemand te verslinden.” Zal hij u verslinden? Hoe kunt u zich beschermen tegen een dergelijke bovenmenselijke macht? Zeker niet door het bestaan van de Duivel als een persoon te ontkennen, maar door u rekenschap te geven van zijn bestaan en het schriftuurlijke gebod te gehoorzamen: „Neemt uw standpunt tegen hem in, vast in het geloof” (1 Petr. 5:9). Dit te kunnen, vereist een nauwkeurig onderzoek van de bijbel.