Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g78 8/7 blz. 26-29
  • Is „spreken in talen” voor hedendaagse christenen?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Is „spreken in talen” voor hedendaagse christenen?
  • Ontwaakt! 1978
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • De Pinksterdag
  • „Talen” zouden ophouden
  • De bron van het ’spreken in tongen’
  • Verstandelijke taal, en niet enkel geprevel, van christenen vereist
  • Is het spreken in tongen een bewijs van ware aanbidding?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1963
  • Tongen, Het spreken in
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Spreken in tongen — Is het van God afkomstig?
    Ontwaakt! 1987
  • Maakt de gave van tongen deel uit van het ware christendom?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1992
Meer weergeven
Ontwaakt! 1978
g78 8/7 blz. 26-29

De zienswijze van de bijbel

Is „spreken in talen” voor hedendaagse christenen?

HET „spreken in talen” is een steeds meer voorkomend religieus verschijnsel. Religieuze „pinkster”-groeperingen bidden reeds lang in een geprevel van voor anderen onbegrijpelijke klanken. Nu zijn ook lutherse, anglicaanse en presbyteriaanse geestelijken, en zelfs rooms-katholieke priesters ermee begonnen dit te beoefenen en ook aan te moedigen.

Enige jaren geleden ontstond in het midden-westen van Amerika de „katholieke pinkster”-beweging. In 1967 hield een handjevol aanhangers van deze beweging in de Amerikaanse Notre Dame​-universiteit een bijeenkomst. Tegen 1973 kwamen daar zo’n 20.000 personen voor een jaarlijkse „pinkster”-vergadering bijeen. En enkele weken later verzamelden zich „katholieke aanhangers van de pinksterbeweging” — jong en oud, priesters en nonnen — voor een soortgelijke bijeenkomst in de Loyola-universiteit te Los Angeles.

Vanwaar deze belangstelling voor het spreken in tongen? J. Schiffmayer, waarnemend predikant van de Anglicaanse Kerk van de Loskoper in Houston (Texas) noemde, volgens Newsweek van 25 juni 1973, als één reden hiervoor op dat de „anglicanen nu het punt hebben bereikt dat zij dringend behoefte hebben aan enig openbaar christendom”. Dit tijdschrift opperde dat het spreken in tongen voor veel katholieken als vervanging is gaan dienen voor de „miraculeuze medailles”, novenen en andere erediensten voor Maria, welke, voordat het Tweede Vaticaanse Concilie werd gehouden, belangrijke aspecten van het populaire katholicisme vormden. In Korea, Indonesië, de Filippijnen, Japan, Malaysia en andere delen van de wereld blijkt een soortgelijke belangstelling voor „talen” en andere „gaven” te bestaan.

Bij protestantse „pinkster”-groeperingen gebeurt het wel dat de toehoorders met kreten van instemming op de opgewonden redevoering van de predikant reageren. Piano’s wankelen onder het felle ritme dat ten gehore wordt gebracht, terwijl drums en ritmisch handgeklap het lawaai nog groter maken. De toehoorders schokken, schommelen en kreunen, terwijl een klein kind mogelijk achterin op een tamboerijn slaat om de maat aan te geven. De gebeden zijn een onverstaanbaar gejammer, dat door het tijdschrift Time „een machtig gemurmel van jammerklachten, kreunende geluiden en geschreeuw” werd genoemd. Op dergelijke bijeenkomsten worden bekeerlingen opgeroepen „Jezus te aanvaarden” en om de heilige geest te bidden, die hen — naar zij geloven — in staat zal stellen in „talen” te bidden welke de mens onbekend zijn.

De Pinksterdag

Deze groeperingen worden „pinkster”-groeperingen genoemd, omdat men ten onrechte gelooft dat de christenen op de Pinksterdag in het jaar 33 G.T. op een dergelijke wijze in „talen” spraken. Op die dag werden ongeveer 120 van Christus, getrouwe volgelingen met heilige geest vervuld, zoals Jezus beloofd had (Joh. 14:26). Zij ontvingen het wonderbaarlijke vermogen om buitenlanders in hun eigen taal te onderwijzen. Deze gave stelde hen in staat door mensen uit ten minste 15 verschillende landen begrepen te worden. Die mensen waren vanuit drie werelddelen voor het pinksterfeest naar Jeruzalem gekomen — helemaal uit Mesopotamië in het oosten, uit Rome in het westen en Libië en Egypte in het zuiden. En een ieder van hen kon in zijn eigen taal „over de grote daden van God” horen spreken. Velen die dit alles hoorden en aanvaardden, namen de opwindende boodschap later naar hun woonplaats mee terug, zodat deze snel over een uitgestrekt gebied verbreid werd. — Hand. 2:5-11.

Die eerste christenen spraken niet in voor de mens „onbekende talen” of „talen van engelen”, en ook gebruikten zij geen onbegrijpelijke spraak bij wijze van gebed tot God, zoals „pinkster”-groeperingen dit tegenwoordig doen. In plaats daarvan spraken zij bestaande, vreemde talen. Het beroemde Franse Dictionnaire de la Bible van Vigouroux zegt dan ook terecht over hetgeen er op die Pinksterdag gebeurde: „Het was niet een kwestie van verzonnen talen, noch van slechts onverstaanbare kreten, extatische uitroepen, of van zinnebeeldige en enthousiaste uitlatingen, maar het waren talen die andere mensen spraken en kenden en die de Heilige Geest tijdelijk aan bepaalde getrouwen voor gebruik ter beschikking stelde.” — Deel IV, kolom 80.

„Talen” zouden ophouden

Is het spreken in „talen” een onderdeel van het hedendaagse christendom? Het antwoord is belangrijk — of we de „talen” nu bezien als buitenlandse talen, zoals op de Pinksterdag, of als een geheimzinnige spraak waarin men bidt, zoals moderne „pinkstergemeenten” doen. Voor degenen die menen dat christenen in „talen” dienen te spreken, zal het wellicht een hele verrassing zijn in hun bijbel, die velen van hen altijd bij zich dragen, te lezen dat de apostel Paulus duidelijk gezegd heeft dat de wonderbare gave van het spreken in talen niet altijd zou blijven bestaan. Hij schreef: „Hetzij er talen zijn, ze zullen ophouden.” — 1 Kor. 13:8.

Ook zullen vele leden van „pinkster”-groeperingen mogelijk vol verbazing vernemen dat niet alle eerste christenen in „talen” spraken. Paulus schreef aan de christelijke gemeente in Korinthe: „Spreken soms allen in talen?” — 1 Kor. 12:30.

Het schijnt zelfs dat de gemeente in Korinthe een te grote belangrijkheid aan het spreken in talen toekende. Paulus schreef hun dat niet te doen. Hij vroeg: „Stel nu, broeders, dat ik tot u kwam en in talen sprak, waarin zou ik u dan van nut zijn . . . ?”, tenzij hij datgene wat hij in talen sprak, zou uitleggen in een taal die zij konden begrijpen. Hij zei dat de stem, net als in het geval van een muziekinstrument, geen „onduidelijk” geluid dient voort te brengen. Wij dienen niet „in de lucht” te spreken. Onze spraak, zo zei hij, diende „gemakkelijk te begrijpen” te zijn, zodat de aanwezigen zouden weten „wat er wordt gesproken.” — 1 Kor. 14:6-9.

In de begintijd van de christelijke gemeente waren dergelijke wonderbare gaven nodig om op spectaculaire wijze te bevestigen dat de joodse natie niet langer Gods gunst genoot, maar dat Zijn gunst nu op deze nieuwe christelijke gemeente rustte (Hebr. 2:2-4). Meer dan 1500 jaar voordien waren er op de berg Sinaï wonderen geschied, ten einde te bewijzen dat God werkelijk de hand had in de totstandkoming van het joodse Wetsverbond waarvan Mozes de middelaar was. Toen dat eenmaal vaststond, hielden die wonderen op (Ex. 19:16-19). Nu werd door soortgelijke wonderen gekenmerkt dat Gods gunst op de nieuwe christelijke regeling was overgegaan. En wanneer dat feit eenmaal was bewezen, zouden ook deze wonderen ophouden.

Er is in de Schrift geen bericht voorhanden dat iemand na die Pinksterdag deze gave ontving, tenzij een of meer van de rechtstreeks door Jezus gekozen apostelen aanwezig waren.a Toen dus de laatste persoon die van de apostelen de wonderbare gaven van de geest had ontvangen, stierf, werden zulke speciale gaven, zoals Paulus voorzegd had, ’weggedaan’.

Welke gaven van de geest zouden overblijven? De gaven waarvan de geïnspireerde apostel Paulus gezegd had dat ze zouden overblijven. Niet de gave van het spreken in tongen, maar zoals hij zei: „Nu blijven echter geloof, hoop, liefde, deze drie; maar de grootste van deze is de liefde.” — 1 Kor. 13:8-13.

De bron van het ’spreken in tongen’

Wat valt er echter te zeggen over het hedendaagse ’spreken in tongen’, zoals dit thans in de christenheid beoefend wordt? In tegenstelling tot de prediking die op de Pinksterdag in 33 G.T. verricht werd, beschouwen deze hedendaagse groepen het spreken in tongen (glossolalie) als een soort van gebed. Zij geven als uitleg dat men in de taal van mensen kan zeggen „God is goed”, „God is liefde”, „God is vriendelijk”. Maar zij geloven dat wanneer zij zichzelf overgeven aan het uiten van onbekende woorden („Klinkers en medeklinkers, klinkers en medeklinkers, laat ze [uit uw mond] vloeien”, zo zei één protestantse prediker tot mensen die deze „gave” niet konden vinden), dat zij dan de geest in de gelegenheid stellen „samen met u een volmaakt gebed op te zenden”, hetgeen zonder het spreken in talen niet mogelijk zou zijn.

D. P. Merrifield, het jezuïtische hoofd van de Loyola-universiteit, die op deze manier bidt, zegt dat het spreken in tongen „een goede vorm van gebed en lof tot God” is.

Maar aangezien de geïnspireerde apostel schreef dat deze gave zou ophouden, kan het hedendaagse spreken in tongen niet uit dezelfde bron voortkomen als met het spreken in talen van de eerste christenen het geval was. Niet alle wonderbare werken die in Jezus’ naam worden gedaan, vinden hun oorsprong bij hem. Hij voorzei: „Velen zullen op die dag tot mij zeggen: ’Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, en in uw naam demonen uitgeworpen, en in uw naam vele krachtige werken verricht?’ En toch zal ik hun dan in het openbaar bekendmaken: Ik heb u nooit gekend!” — Matth. 7:22, 23.

Merrifield, hoofd van de Loyola-universiteit, die al jaren in tongen spreekt, zegt: „Het spreken in tongen kan een hysterische, of, volgens sommigen, een duivelse ervaring zijn.”

T. H. Fast, predikant van de Anglicaanse Kerk van St. Clement, in Huntington Park (Californië), die sinds 1969 in talen spreekt, merkte op: „Het spreken in talen is aanvechtbaar. De duivel heeft vele wegen om op ons in te werken. Wanneer wij met de Heilige Geest gedoopt worden [waarvan het spreken in talen volgens de pinkstergroeperingen een teken is], valt hij werkelijk aan.” Kunnen wij dan veronderstellen dat Jezus Christus degenen die hieraan deelnemen, ’kent’ of erkent?

De Schrift waarschuwt voor „de werking van Satan met elk krachtig werk en leugenachtige tekenen en wonderen”. — 2 Thess. 2:9.

Verstandelijke taal, en niet enkel geprevel, van christenen vereist

Dat het „spreken in talen” zoals dit tegenwoordig door „pinkster”-groeperingen wordt beoefend, onschriftuurlijk is, werd door de geestelijke T. Smith, vermaard geschiedkundige aan de Johns Hopkins-​universiteit, erkend op de vijfde jaarlijkse bijeenkomst van de Society of Pentecostal Studies die in december 1975 in Ann Arbor, in de Amerikaanse staat Michigan, werd gehouden. Hij gaf toe dat het spreken in talen aantrekkelijk is „vanwege de mysterieuze aard ervan” en omdat „de grenzen van het verstandelijke worden overschreden”. Niettemin verklaarde hij dat men met het hedendaagse gebruik om in talen te spreken, een „verkeerde weg is ingeslagen”, hetgeen te wijten is aan een verkeerd begrip van de Schrift. Smith hield vol dat de uitdrukking „talen” in het „Nieuwe Testament” op bekende dialecten, en niet op onbekende talen, betrekking heeft. Hij voerde aan dat de hele geest van de Schrift „redelijkheid en duidelijkheid ademt”, en dat onbekende glossolalie (het spreken in tongen) het begrip zou tenietdoen. Concluderend dat er „in het Nieuwe Testament, de vroege Kerk of in de geschiedenis geen bewijzen van een dergelijke religieuze glossolalie” zijn, deed Smith op leiders van pinkstergroeperingen een beroep om „op verantwoorde wijze met intellectuele eerlijkheid dit wangebruik onder de ogen te zien”. — Christianity Today, 2 januari 1976.

Ja, ook in het naar voren brengen van hetgeen de Schrift zegt, dient men eerlijk te werk te gaan. Bovendien dienen ware volgelingen van Jezus Christus vanuit hun hart en met verstand te spreken, en niet in een wartaal die zij noch anderen kunnen begrijpen. Christenen zullen spraak gebruiken die de geest en het hart bereikt, zodat degenen die horen, zullen kunnen zeggen — en dat niet op grond van sensatie of louter emotie, maar verstandelijk — „God is werkelijk in uw midden”. — 1 Kor. 14:24, 25.

[Voetnoten]

a Wanneer u in uw bijbel de gelegenheden opzoekt dat deze gave werd verleend, zult u bemerken dat dit altijd in het bijzijn van de apostelen geschiedde. De passages zijn Handelingen 10:44-46; 19:6.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen