Een opstanding van het lichaam of van de gehele persoon?
VEEL mensen weten dat de bijbel een opstanding der doden belooft. En als dat wil zeggen dat beminden onder gelukkige omstandigheden herenigd zullen worden, stemmen zij ermee in dat het beslist iets heerlijks zou zijn. Het idee echter dat dit zou betekenen dat hetzelfde lichaam zou herrijzen, samengesteld uit dezelfde atomen waaruit het vroeger bestond, is er voor sommige oprechte personen aanleiding toe een vraagteken bij de hele zaak te zetten.
De zinsnede „Ik geloof in . . . de verrijzenis van het lichaam [de wederopstanding des vleses]” maakt deel uit van de zogenoemde Apostolische geloofsbelijdenis, waarvan wordt gezegd dat ze de band is „die de Griekse, Roomse en evangelische christenheid bindt”. Met andere woorden, de meeste katholieke, orthodoxe en protestantse kerken leren dat op de Oordeelsdag de lichamen van de gehele mensheid uit de aarde of de zee zullen verrijzen en weer met hun „ziel” verenigd zullen worden om òf in hemelse gelukzaligheid òf in helse pijniging te delen.
De geloofsbelijdenis van Athanasius, die door de meeste kerken van de christenheid wordt onderschreven, verklaart over Christus:
„Hij [zal] komen om te oordelen de levenden en de doden; bij wiens komst alle mensen zullen moeten opstaan met hun lichamen en rekenschap geven van hun eigen daden; en die goed hebben gedaan, zullen tot het eeuwige leven ingaan, die evenwel kwaad hebben gedaan, tot het eeuwige vuur.”
Eigenaardige taferelen
Deze overtuiging roept eigenaardige taferelen in de verbeelding op. Om een katholieke publikatie (Our Sunday Visitor) te citeren:
„Bij de dood wordt de ziel van het lichaam gescheiden. Ze wordt berecht en beloond met de hemel of veroordeeld tot vagevuur of hel. Ondertussen begint het lichaam te vergaan en terug te keren tot het stof waaruit het is genomen. . . . Soms gaan levens op zee verloren en gaan dan tot ontbinding over in de waterdiepten. Voor God zijn echter alle dingen mogelijk en het is beslist een kleinigheid voor God om de bestanddelen weer bijeen te brengen, of ze nu uit stof of as bestaan of zich in de diepten van de oceaan bevinden.” Dit roept beelden op van atomen die uit de aarde en de zee en zelfs uit andere levende organismen komen aanvliegen om het oorspronkelijke lichaam van mensen die in het verleden hebben geleefd, weer vorm te geven.
Om deze vreemde leer te verdedigen, beweert men dat, daar het lichaam het instrument is waarmee de goddeloze zondigde of de rechtvaardige zijn deugdzaamheid bewees, het logisch is dat het lichaam te zamen met de ziel de gepaste beloning of straf moet ondergaan. Dezelfde katholieke publikatie verklaart verder:
„Het is waar dat de ziel op zich, alleen, groot geluk kan verwerven in de Hemel. Maar het lichaam, dat tijdens haar aardse strijd haar metgezel is geweest, heeft beslist ook recht op eeuwig geluk, of moet de eeuwige straf ondergaan, als het die verdiend heeft. Maar dat het moet verrijzen, is een ding dat zeker is.
Naast de opstanding van de lichamen van de rechtvaardigen in al hun heerlijkheid, schoonheid, pracht en schittering, is er echter ook de afschuwelijke en duivelse lelijkheid in de opstanding van de verdoemden. Want de herrezen lichamen van de goddelozen zullen afzichtelijk zijn, schrikwekkend, walgelijk en een gruwel om te zien. Ze zullen slechts uit het graf verrijzen om met de reeds voor eeuwig tot de hel veroordeelde zielen verenigd te worden.” Wat een griezelig beeld!
Een theologisch dilemma
Geen wonder dat katholieke naslagwerken, zoals de Franse Apologétique (geloofsverdediging), de „verrijzenis van het lichaam” een „mysterie” noemen. Maar waarom zitten de katholieke, orthodoxe en protestantse kerken met dit „mysterie” opgescheept? Het antwoord luidt dat zij wel verplicht zijn de „verrijzenis van het lichaam” te leren om zich uit een pijnlijk dilemma te redden.
Hun probleem is als volgt samen te vatten: Het woord „opstanding” betekent „een verrijzenis uit de doden, of terugkeer tot leven”. Het is dan ook logisch dat er geen opstanding kan zijn als niemand werkelijk dood is. Nu leren de voornaamste kerken van de christenheid allemaal de leerstelling van de onsterfelijkheid van de ziel. Ze leren dat als iemand sterft, hij niet werkelijk dood is. Zijn „ziel” leeft voort. Hij kan daarom niet ’tot het leven terugkeren’ of een opstanding krijgen. Het dilemma waarvoor de theologen der christenheid zich geplaatst zagen was, hoe de opstanding (verrijzenis uit de doden) te rijmen met inherente onsterfelijkheid (niet aan de dood onderhevig zijn).
Zij losten het probleem op door het dogma van de „verrijzenis van het lichaam” te bedenken, dat zij terecht een mysterie noemden, want hoeveel verbeeldingskracht is er niet nodig om het bekleden van een levende „ziel” met een vleselijk lichaam een opstanding of verrijzenis uit de doden te noemen?
Bovendien betekent de „verrijzenis van het lichaam”, zoals sommige kerken die leren, de reconstructie van precies hetzelfde lichaam dat iemand voor zijn dood bezat. Maar hoe kunnen bestanddelen die via een kringloopproces deel gaan uitmaken van het lichaam van verscheidene personen, aan al deze mensen worden teruggegeven als zij een opstanding krijgen? Nog een mysterie!
En wat voor zin heeft het ten slotte om een geestelijk schepsel op te zadelen met een vleselijk lichaam, dat slaap, voedsel en drank nodig heeft, om nog maar niet te spreken van de noodzaak tot uitscheiding? En hoe lang zou zo’n lichaam in leven blijven in het „eeuwige vuur” van de „hel”, dat ook op het programma van het Laatste Oordeel van de christenheid staat?
Daar al deze „mysteries” nauw samenhangen met het katholieke, orthodoxe en protestantse dogma van de „onsterfelijke ziel” en de „verrijzenis van het lichaam”, is het niet verwonderlijk dat veel mensen thans sceptisch tegenover het hele idee van een opstanding staan. Laten wij echter, daar de kerken die deze dogma’s leren ook beweren zich aan de bijbel te houden, nu eens kijken wat bijbelgeleerden en de bijbel zelf hierover zeggen.
Opstanding van de gehele persoon
Steeds meer geleerden geven toe dat er geen deugdelijke bijbelse basis bestaat voor de dualistische ziel/lichaam-theorie. Hier volgen een paar typerende citaten:
„Het denkbeeld der onsterfelijkheid is het produkt van het Griekse denken, terwijl de hoop op een opstanding in de joodse denkwereld thuishoort.” — Dictionnaire Encyclopédique de la Bible (1935, protestants).
„De ziel in het O[ude] T[estament] betekent niet een gedeelte van de mens, maar de hele mens — de mens als levend wezen.” — New Catholic Encyclopedia (1967).
„De bijbel maakt geen melding van een leerstelling van de onsterfelijkheid van de ziel.” — The Concise Jewish Encyclopedia (1980).
„Het N[ieuwe] T[estament] spreekt in feite niet over ’de verrijzenis van het lichaam’ of ’de wederopstanding des vleses’, maar alleen over ’de opstanding der doden’ of ’opstanding uit de doden’. Wat wordt opgewekt, is de gehele persoon.” — New International Dictionary of New Testament Theology (1978).
De bijbel leert beslist geen „verrijzenis van het lichaam” maar verklaart, en dat geloven Jehovah’s Getuigen, dat wanneer een ziel dood is, ze werkelijk dood is, dat de goddelijke straf voor opzettelijke zonde de dood is, geen eeuwige pijniging, en dat God berouwvolle mensen de hoop op een ware opstanding of „verrijzenis uit de doden” biedt (Ezech. 18:4; Rom. 6:23; Joh. 5:28, 29; Hand. 17:30, 31). Dit betekent de opstanding van de ziel of de gehele persoon. Zoals God een graankorrel „het soort van lichaam dat hij heeft verkozen” geeft, zal hij dit ook doen als hij mensen opwekt (1 Kor. 15:35-40, The Jerusalem Bible). De basis voor deze hoop, en in feite voor het christendom zelf, wordt gevormd door Christus’ dood en opstanding.
Een dergelijke hoop geeft werkelijk zin aan het leven. Ze laat zien dat er een grootse toekomst is weggelegd voor degenen die God thans dienen. Het vooruitzicht herenigd te worden met beminden die men in de dood heeft verloren, is geen ijdele droom. En door de vaste overtuiging dat Jehovah God inderdaad de doden zal opwekken, hebben Jehovah’s Getuigen, zelfs als zij met de dood bedreigd werden door regeerders die trachtten hen ertoe te dwingen Gods wet te overtreden, de kracht gehad om hun rechtschapenheid jegens God te bewaren.
De apostel Paulus schreef: „Als de doden niet worden opgewekt, ’laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij’” (1 Kor. 15:32). Natuurlijk stelde hij geloof in de opstanding (Hand. 24:15). Veel mensen die de ware opstandingshoop niet bezitten, hangen thans de zinloze levensfilosofie aan waarop Paulus zinspeelde. Of dit nu al dan niet voor u geldt, wij nodigen u uit de bewijzen voor de ware bijbelse opstandingshoop te onderzoeken. Jehovah’s Getuigen zullen die graag met u delen. Die kennis kan uw hele kijk op het leven veranderen.