Pogingen om tot eenheid te komen
Door Ontwaakt!-correspondent in Frankrijk
SCHAAMTE! Ja, schaamte was de aanleiding tot de oecumenische beweging. Schaamte waarover? Over het pijnlijke schouwspel dat de christenheid de niet-christelijke wereld bood: een tegen zichzelf verdeeld huis.
Op de allereerste assemblée van de Wereldraad van Kerken legde de secretaris-generaal ervan, dr. W. A. Visser ’t Hooft, uit: „Wij zijn een Raad van Kerken, niet de Raad van de ene onverdeelde Kerk. Onze naam maakt onze zwakte en onze schaamte tegenover God kenbaar, want in laatste instantie kan er slechts één Kerk van Christus op aarde zijn en bestaat er ook slechts één.”
In een onlangs verschenen, Franse katholieke encyclopedie wordt toegegeven: „Het besef van het schandaal dat de verdeelde kerken vormden, werd in de negentiende eeuw schrijnender. Dit was vooral het geval onder de zendelingen; hun onenigheid was in tegenspraak met het evangelie dat zij aan niet-christenen waren komen prediken. . . . De doorslaggevende schok kwam bij de ontwikkeling van de Afrikaanse en Aziatische missies, waardoor de verdeeldheid tussen de christenen met haar belemmerende uitwerking op het evangelisatiewerk duidelijk aan het licht trad.”
Het prille begin
Het woord „oecumenisch” is afgeleid van het Griekse woord oi·kouʹme·ne (bewoonde aarde). De oecumenische beweging, die haar prille begin had in het midden van de negentiende eeuw, streeft naar wereldwijde eenheid van de kerken der christenheid. Zich bewust van de nadelen van verdeeldheid tussen kerken organiseerden hervormers in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw verscheidene interkerkelijke verenigingen.
Vooral zendelingen, uitgezonden om niet-christenen te bekeren, waren gevoelig voor de tweedracht binnen de christenheid. Zij konden zeker niet naar de met bloed bevlekte bladzijden van de kerkgeschiedenis verwijzen als bewijs voor de superioriteit van hun godsdienst. Hoe konden zij het bestaan van zo veel kerken rechtvaardigen, die allemaal beweerden christelijk te zijn, en tegelijkertijd Jezus of de apostel Paulus citeren, die beiden de noodzaak van christelijke eenheid hadden beklemtoond? — Johannes 13:34, 35; 17:21; 1 Korinthiërs 1:10-13.
Deze situatie heeft ongetwijfeld bijgedragen tot het ontstaan van de moderne oecumenische beweging, die in 1910 de eerste Wereldzendingsconferentie belegde in het Schotse Edinburgh. Later, in 1921, werd de Internationale Zendingsraad opgericht. De New Catholic Encyclopedia zegt daarover: „De Internationale Zendingsraad werd niet alleen opgericht om inlichtingen over doeltreffende zendingsmethoden te verbreiden, maar ook om het schandaal van de christelijke verdeeldheid te beperken door wedijver in niet-christelijke landen te vermijden.”
Katholieke terughoudendheid
Wat heeft de Rooms-Katholieke Kerk echter gedaan om het schandaal van de christelijke verdeeldheid te beperken? In 1919 werd de Katholieke Kerk uitgenodigd om deel te nemen aan een interkerkelijke bespreking voor geloof en kerkorde, waar verschillen in leer en bediening aan de orde zouden komen. Maar paus Benedictus XV wees dit voorstel af. In 1927 ontving de Katholieke Kerk opnieuw een uitnodiging, ditmaal om deel te nemen aan de Eerste Wereldconferentie over Geloof en Kerkorde, gehouden in Lausanne (Zwitserland). Afgevaardigden van verschillende protestantse en orthodoxe kerken kwamen bijeen om obstakels voor de eenheid te bespreken, maar paus Pius XI weigerde enige katholieke deelname toe te staan.
In het artikel over paus Pius XI zegt de New Catholic Encyclopedia: „De Heilige Stoel stelde zich negatief op tegenover de oecumenische beweging van de niet-katholieke christenheid.” Deze negatieve houding werd tot openlijke vijandigheid toen de paus in 1928 zijn encycliek Mortalium animos uitvaardigde. Daarin veroordeelde hij de oecumenische beweging en verbood hij katholieken er enige steun aan te verlenen.
In 1948 werd de Wereldraad van Kerken gesticht. Bij de oprichting ervan telde hij bijna 150 leden, overwegend protestantse kerken. Ook enkele oosters-orthodoxe kerken behoorden ertoe en andere orthodoxe kerken sloten zich later bij de Wereldraad aan. Al deze kerken aanvaardden als basis voor het lidmaatschap de verklaring: „De Wereldraad van Kerken is een gemeenschap van kerken die de Heer Jezus Christus als God en Heiland belijden.” Ondanks deze duidelijk trinitarische formulering wees paus Pius XII een uitnodiging af tot aansluiting van de Katholieke Kerk bij deze oecumenische raad.
Een verandering onder katholieken?
Johannes XXIII, in 1958 op bijna 77-jarige leeftijd tot paus gekozen, werd door veel katholieken als louter een papa di passaggio of tussenpaus beschouwd. Zoals bleek, opende hij de vensters van het Vaticaan voor winden van verandering die tot op deze dag wervelwindjes in katholieke kringen teweegbrengen. Een van de eerste beslissingen van paus Johannes, in het begin van 1959, was het bijeenroepen van een oecumenisch concilie, wat in katholieke termen een algemene vergadering van de bisschoppen van de hele Katholieke Kerk betekende.
Het doel van deze bijeenkomst was in de eerste plaats „de kerk bij de tijd te brengen”, en in de tweede plaats „de weg te openen voor de hereniging van de afgescheiden broeders van Oost en West in de ene kudde van Christus”. In overeenstemming met dit tweede doel richtte paus Johannes XXIII in 1960 in het Vaticaan het Secretariaat tot bevordering van de eenheid der christenen op. Dit werd toegejuicht als „de eerste officiële erkenning door de Rooms-Katholieke Kerk van het bestaan van de oecumenische beweging”.
Dat er winden van verandering waaiden, stond vast. Maar was de Romeinse Curie, de machtige groep prelaten die het bestuursorgaan van de kerk vormen, voorstander van deze veranderingen? En zo ja, wat verstonden zij onder christelijke eenheid?