Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g91 22/7 blz. 10-13
  • De hervormende kracht van de waarheid

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De hervormende kracht van de waarheid
  • Ontwaakt! 1991
  • Vergelijkbare artikelen
  • Hoe de waarheid mij van een misdadiger in een christen veranderde
    Ontwaakt! 1989
  • Eens een brullende leeuw, nu zo mak als een lam
    Ontwaakt! 1999
  • Mijn ontsnapping naar de waarheid
    Ontwaakt! 1994
  • Hoe kunnen gewelddadige misdadigers veranderen?
    Ontwaakt! 1984
Meer weergeven
Ontwaakt! 1991
g91 22/7 blz. 10-13

De hervormende kracht van de waarheid

„Een vervroegd vrijgelaten inbreker pleegde 500 inbraken in zeven maanden. Een verkrachter die vier jaar voordat hij zijn minimale straf van tien jaar erop had zitten, op vrije voeten werd gesteld, verkrachtte en vermoordde een vrouw. Een voorwaardelijk in vrijheid gestelde moordenaar brak in twee huizen in en doodde drie mensen.” — Reader’s Digest, november 1990.

„Bijna 63 procent van de uit staatsgevangenissen ontslagen gedetineerden werd nog binnen de drie jaar voor een ernstig misdrijf gearresteerd, zei het Ministerie van Justitie in een vandaag vrijgegeven onderzoeksrapport.” — The New York Times van 3 april 1989.

„Het ideaal van een gevangenis als een plaats waar misdadigers gereclasseerd kunnen worden, is eenvoudig achterhaald. Gevangenissen zijn een combinatie van ’bewaarplaatsen’ en ’misdaadscholen’.” — De in Toronto verschijnende Sunday Star van 20 maart 1988.

De directeur van Rikers Island, een Newyorkse gevangenis, zegt: „Een knaap komt hier, negentien jaar oud. Hij had op de uitkijk gestaan bij een roofoverval. Wanneer hij hier uit komt, zal hij niet nogmaals de man zijn die op de uitkijk staat. De volgende keer is hij degene die de trekker overhaalt.” — Het blad New York van 23 april 1990.

„Gevangenispoorten hebben veel weg gekregen van draaideuren: bijna twee derde van alle gedetineerden wordt nog geen drie jaar na hun vrijlating opnieuw gearresteerd.” — Het tijdschrift Time van 29 mei 1989.

HET bovenstaande is niets nieuws. Het is een bekend verhaal: Gevangenissen reclasseren geen mensen. De waarheid doet dat wel. Een treffend voorbeeld: Ron Pryor.

Ron begint zijn dag altijd door samen met zijn gezin een tekst uit de bijbel te lezen. Zijn huwelijk is vredig en liefdevol. De woning is ordelijk en schoon. Hun twee zoons waren goede leerlingen — geen drugs, geen alcohol, geen problemen. Zij wonen nu op zichzelf en nemen deel aan christelijke activiteiten. Ron en zijn vrouw, Arlynn, verrichten in hun omgeving ijverig vrijwilligerswerk als christenen. Een zinvol leven in dienst van anderen.

In 1970 zat Ron Pryor echter in de gevangenis in afwachting van het moment dat hij moest terechtstaan voor moord. Hij werd schuldig bevonden, veroordeeld en begon zijn tijd uit te dienen in een staatsgevangenis. Het was het dieptepunt van een lange misdaadcarrière die hem herhaaldelijk in de gevangenis had doen belanden. Maar laat Ron zelf zijn verhaal vertellen.

„De eerste ’gevangenzetting’ die ik me herinner, was de keer dat ik met een tuigje aangelijnd werd aan een van de waslijnen. Toen ik drie of vier was, scheen ik een ingeprogrammeerde zwerflust te bezitten. Ik liep weg, verdwaalde, werd door de politie opgepikt en weer thuisgebracht. Ten slotte zei mijn moeder tegen me dat als het nu niet afgelopen was, ze een weeshuis zou bellen om me te komen halen en op te sluiten. Ik zat huilend in de tuin te wachten tot ze zouden komen. Ze kwamen niet. In plaats daarvan bond mijn moeder me vast aan de waslijn.

Toen ik opgroeide, raakte ik voortdurend in moeilijkheden, en geweld werd mijn antwoord op elk probleem. Ik voelde me verward, gefrustreerd en verworpen. Ik had geen besef van goed of fout. Ik liet me door mijn gevoelens en niet door een geweten leiden. Op school ging ik telkens over naar de volgende klas omdat mijn leraren blij waren van me af te zijn. Ik verliet de school in het zevende jaar en liep van huis weg. Ik kwam in slecht gezelschap terecht, en in overeenstemming met de bijbelse waarschuwing raakte ik daardoor nog meer in de problemen. — 1 Korinthiërs 15:33.

Verbeteringsgestichten vervingen al gauw de waslijn en het tuigje. Ze verbeterden me niet. Ik liep steeds weg en werd dan weer opgepikt. Nadat ik uit een school in Virginia was ontsnapt, stal ik een bestelwagen en werd gearresteerd. Toen ik voor de rechter, een man genaamd Jenkins, verscheen op beschuldiging van autodiefstal, ontdekte ik dat het zíjn wagen was die ik had gestolen! Ik was pas 16, maar ik werd onverbeterlijk verklaard en berecht als een volwassene. Ik ging voor twee jaar achter slot en grendel.

Nadat ik uit de gevangenis was ontslagen — ik was in de 20 — kwam ik in het bezit van een motor. Ik werd gefascineerd door het gevoel van macht dat het me gaf, maar dat was niet genoeg. Ik sloot me aan bij de Pagans — een motorbende die altijd uit was op moeilijkheden, altijd in voor een knokpartij. Ik was precies eender.

Later was ik vrachtwagenchauffeur en vervoerde ik produkten uit Florida. Ik was niet meer actief met de Pagans verbonden, maar toen ik op die bewuste dag in 1969 door Virginia reed, kwam ik enkele van mijn oude Pagan-makkers tegen. We bouwden een feestje — dronken wijn en raakten onder de invloed van drugs. Er ontstond deining, de zaak liep uit de hand en in het door drank en drugs gevoede verhitte gevecht dat volgde, schoot ik iemand dood. Nog meer vruchten van slechte omgang! Later werd ik door twee detectives ondervraagd en ik bekende de moord. Dat was in 1970.

Terwijl ik in de gevangenis mijn vonnis afwachtte, was ik nog steeds een opstandige relschopper. Zo kwam er op een ochtend een medegevangene langs met de koffie. Gewoonlijk kreeg iedereen een extra kop voor later. Die ochtend hield ik mijn tweede beker onder de koffiekan, maar hij zei: ’Geen tweede kop.’ Ik maakte daaruit op dat hij besloten had mijn koffie aan iemand anders te geven. Dus zei ik gemelijk: ’Zozo, je zit krap in je koffie vanmorgen?’ Hij beaamde dit. ’Nou, hier heb je de mijne terug.’ Ik smeet hem de koffie in het gezicht. Eenzame opsluiting was het resultaat.

Zo kwam het dat ik rondjes liep in die cel van 2,5 bij 3 meter zonder ramen. Voor het eerst in mijn leven begon ik echt na te denken. Ik werd bestormd door vragen. ’Waarom is mijn leven altijd zo’n puinhoop? Waarom beland ik steeds weer in de gevangenis? Waarom zit ik hier in dit hol? Waarvoor leef ik? Waarom? Waarom? Waarom?’ De vragen bleven komen, maar de antwoorden bleven uit. Toen zei ik tegen mezelf: ’Ik zie geen uitweg meer. Ik kan geen kant op. Tenzij — tenzij er een God is — een God die me ziet, die weet dat ik besta, die me begrijpt — wat ík beslist niet doe! God, als u bestaat, als u zich van mijn bestaan bewust bent, als er iets is wat ik kan doen — laat dan iets van u horen, het maakt niet uit wat!’

Er lag daar een bijbel. Ik dacht: ’Dat is alvast iets.’ Ik begon erin te lezen. Wat ik las, weet ik niet meer. Ik weet alleen nog dat ik erin las en er niets van begreep. Binnen een week was ik terug in een cellenblok. Eén cel was open, de beide bedden waren leeg. Zij stopten me in die cel, en twee dagen later werd er nog een gevangene bij gestopt. Ik las de bijbel op dat moment, worstelde me erdoorheen. Hij zag mij lezen en vroeg: ’Zou je de bijbel graag begrijpen?’ ’Ik wel!’ ’Ik zal je een boek bezorgen dat je zal helpen.’ Hij nam contact op met een van Jehovah’s Getuigen — ze hadden ooit met hem gestudeerd — en gaf me niet lang daarna een boek getiteld De waarheid die tot eeuwig leven leidt. Dat was in juli 1970.

Ik begon erin te lezen en las het van voor tot achter uit. Ik begreep niet alles, maar het klonk redelijk. Toen Jehovah’s Getuigen met mij kwamen studeren, werden alle vragen die ik tijdens mijn eenzame opsluiting gesteld had, één voor één beantwoord. Voor het eerst in mijn leven kreeg ik enig inzicht in wat juist en wat verkeerd was. Hoe meer van dit geestelijke voedsel ik in mij opnam, hoe meer ik ging lijken op ’hen die door gebruik hun waarnemingsvermogen hebben geoefend om zowel goed als kwaad te onderscheiden’ (Hebreeën 5:14). Mijn geweten roerde zich, het kwam tot leven!

Deze plotseling verworven kennis van de bijbelse waarheid veroorzaakte een totale ommekeer in mijn geest. Ik had het boek in 24 uur uitgelezen. Van de ene op de andere dag verviel ik van het ene uiterste in het andere. Ik was vastbesloten mijn medegevangenen de waarheden die ik leerde te laten inzien. Ik dacht dat iedereen er even enthousiast over zou zijn als ik. Dat was niet zo. Ik was voorheen een probleem geweest voor de andere gedetineerden; nu was ik een nog grotere bron van irritatie — wat niemand voor mogelijk had gehouden! Maar toen de Getuigen naar de provinciale gevangenis bleven komen om met mij te studeren, werd ik tactvoller in mijn prediking.

Ik bracht vele veranderingen aan, en na twee maanden kreeg ik wat verantwoordelijkheden toevertrouwd. Ik mocht zelfs naar buiten, wat heel ongewoon was gezien mijn verleden en de reden dat ik daar was. De beginselen die ik uit de bijbel leerde, misten hun uitwerking niet. De waarheidswateren uit Gods Woord deden hun reinigende werk, zoals ze dat in de dagen van de apostelen hadden gedaan. Hun hervormende kracht blijkt uit 1 Korinthiërs 6:9-11, waar staat:

’Wat! Weet gij niet dat onrechtvaardigen Gods koninkrijk niet zullen beërven? Wordt niet misleid. Noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch mannen die er voor tegennatuurlijke doeleinden op na worden gehouden, noch mannen die bij mannen liggen, noch dieven, noch hebzuchtige personen, noch dronkaards, noch beschimpers, noch afpersers zullen Gods koninkrijk beërven. Toch zijn sommigen van u dat geweest. Maar gij zijt rein gewassen.’

Uiteindelijk kwam mijn zaak voor. Ik kreeg 20 jaar wegens moord. In 1971 werd ik naar een zwaar bewaakte gevangenis overgebracht. Daar hervatte ik mijn bijbelstudie met de Getuigen. Mijn gedrag was drastisch veranderd. In deze nieuwe gevangenis kreeg ik al gauw verantwoordelijkheden en ook kreeg ik regelmatig verlof. Tijdens zo’n verlofperiode vroeg ik de Getuige bij wie ik logeerde: ’Wat belet me gedoopt te worden?’ Hij deed navraag bij de plaatselijke gemeente en het antwoord luidde: ’Niets.’ In 1973 werd ik vroeg in de avond in een drinkvijver voor koeien op een nabijgelegen boerenerf gedoopt. Ik bad toen ik het water inging, aangezien Jezus dat ook deed toen hij door Johannes de Doper in de Jordaan werd ondergedompeld.

Daarna maakte ik snelle geestelijke vorderingen. Ik had aandelen op de theocratische bedieningsschool in de plaatselijke gemeente — in absentia natuurlijk. Als ik een toewijzing voor de school kreeg, nam ik mijn lezing op de band op en die werd dan voor de gemeente afgespeeld. De schoolopziener zond mij raad terug om mij te helpen verbeteringen aan te brengen. Wij hadden wekelijkse vergaderingen in de gevangenis waarbij andere gevangenen hartelijk welkom waren.

Al die tijd voegde ik vele bijbelteksten aan mijn bijbelkennis toe. Ze waren als treden die mij omhoog leidden uit het morele moeras waarin ik het grootste deel van mijn leven verkeerd had, totdat ik begrip kreeg van de gedaanteverwisseling waarover de apostel Paulus in Kolossenzen 3:9, 10 sprak: ’Legt de oude persoonlijkheid met haar praktijken af en bekleedt u met de nieuwe persoonlijkheid, die door middel van nauwkeurige kennis wordt vernieuwd naar het beeld van Degene die ze schiep.’

In 1978 vond een derde verhoor in verband met een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling plaats. Tweemaal was mijn verzoek afgewezen wegens de ernst van mijn misdaden. Ditmaal ontving de commissie ongeveer 300 brieven van Getuigen en anderen die getuigden van de veranderingen die ik had aangebracht.

Nu mijn kansen op vrijlating er beter uitzagen, overwoog ik de mogelijkheid om te trouwen. Arlynn, een weduwe met twee kinderen, was een Getuige die met mij had geschreven terwijl ik in de gevangenis zat. Zij kwam mij met haar twee zoons bezoeken. Ik werd verliefd op haar en zij op mij. Ik werd op 1 februari 1978 vrijgelaten. Wij trouwden op 25 februari 1978. Nu, 13 jaar later, zijn wij nog steeds gelukkig getrouwd. Een van onze zoons is getrouwd en is actief als een van Jehovah’s Getuigen. De ander werkt full-time op het internationale hoofdbureau van Jehovah’s Getuigen in Brooklyn (New York).

Mijn gebeden zijn verhoord. Ik ben de broeders en zusters die zo’n grote hulp voor mij zijn geweest, dankbaar. Ik ben al mijn geluk verschuldigd aan de gelukkige God, Jehovah. — 1 Timotheüs 1:11.

Ik voel echter wroeging over in het verleden begane zonden. Ik kijk met walging terug op mijn vroegere ontaarde gedrag. Ik heb Jehovah vele malen om vergiffenis gebeden, en ik voel dat hij mij vergeven heeft. Ik hoop ook dat de mensen die ik in het verleden onrecht heb aangedaan, het kunnen opbrengen mij te vergeven. En in het bijzonder hoop ik dat Jehovah de man die ik gedood heb, weer tot leven zal brengen en dat hij de gelegenheid zal hebben voor eeuwig op Gods paradijsaarde te leven. Dat zou mijn vreugde volkomen maken!”

Wat tralies en eenzame opsluiting niet voor elkaar kregen, deed de waarheid uit de bijbel. Ze stelde Ron Pryor in staat een oude misdadige persoonlijkheid af te leggen en zich met een nieuwe christelijke persoonlijkheid te bekleden. Hoe kwam dit? Doordat ’het woord van God levend is en kracht uitoefent’, waaronder de kracht om te reclasseren. — Hebreeën 4:12.

[Inzet op blz. 11]

Ik had nota bene rechter Jenkins’ wagen gestolen!

[Inzet op blz. 12]

Er lag een bijbel in de cel. Ik begon erin te lezen

[Inzet op blz. 12]

Ik kreeg 20 jaar wegens moord

[Illustratie op blz. 13]

Ron Pryor en zijn vrouw, Arlynn, nu

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen