Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g92 22/1 blz. 6-10
  • De bron van echte waarden

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De bron van echte waarden
  • Ontwaakt! 1992
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Waarom is de mens zo anders?
  • Waarden om de morele ineenstorting te keren
  • Kunnen godsdienst en gezin helpen?
  • Potentieel voor waarden vastgelegd in onze genen
  • Wetenschappers zien raadselen die alleen God kan verklaren
  • Zoek God, bewijs uzelf een dienst, leef eeuwig
  • Bedrog in de wetenschap — Het allergrootste bedrog
    Ontwaakt! 1990
  • Morele waarden die gelukkig maken
    Ontwaakt! 1990
  • Ontwikkel moreel besef
    Ontwaakt! 2019
  • Verankerd door tijdloze normen en waarden
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2007
Meer weergeven
Ontwaakt! 1992
g92 22/1 blz. 6-10

De bron van echte waarden

Toepassing ervan zal de morele ineenstorting een halt toeroepen

DE MENS kijkt omhoog naar een nachtelijke hemel vol sterren en wordt vervuld van ontzag en bewondering. Terwijl hij naar dit met sterren bezaaide gewelf zo hoog boven zijn hoofd tuurt, voelt hij zich klein en onbetekenend. Het kan zelfs zijn dat de lang geleden door de psalmist gesproken woorden hem te binnen schieten: „Wanneer ik uw hemel zie, het werk van uw vingers, de maan en de sterren die gij hebt bereid, wat is dan de sterfelijke mens dat gij aan hem denkt, en de zoon van de aardse mens dat gij voor hem zorgt?” (Psalm 8:3, 4) De psalmist zag een paar duizend sterren en voelde zich klein; de mens weet nu dat er miljarden sterrenstelsels met elk miljarden sterren zijn, en hij voelt zich nog veel kleiner. Er dringen zich vragen aan hem op: ’Hoe kan ik iets te betekenen hebben? Waarom ben ik hier? Wie ben ik eigenlijk?’

Maar zulke gedachten komen bij geen enkel dier op.

De mens kijkt naar de verscheidenheid van leven rondom hem en ziet het verbazingwekkend knappe ontwerp ervan waarmee praktische doelen gediend zijn. Hij ziet vogels die duizenden kilometers trekken, zoogdieren die in het koude jaargetijde een winterslaap houden, en talrijke andere levensvormen die al van sonar, airconditioning, straalaandrijving, ontzilting, antivries, aqualongachtige structuren, broedmachines, thermometers, papier, glas, klokken, kompassen, elektriciteit, motoren en vele andere wonderen gebruik maakten lang voordat de mens er ooit van had gedroomd. Denkende mensen vragen zich af: ’Hoe zijn al die verbazingwekkende, ingewikkelde, doelmatige ontwerpen ooit tot stand gekomen? Welke grote intelligentie gaat erachter schuil?’

Nogmaals, geen dier staat daar ooit bij stil.

De mens wel. Waarom is de mens, van alle myriaden schepselen op aarde, de enige die vol ontzag en bewondering is voor de hemel boven en de raadselen van het leven hier beneden? Waarom? Omdat de mens anders is.

Waarom is de mens zo anders?

Omdat alleen hij naar het beeld en de gelijkenis van God is geschapen: „Verder zei God: ’Laten wij de mens maken naar ons beeld, overeenkomstig onze gelijkenis’” (Genesis 1:26). Dit verklaart de niet te overbruggen kloof tussen mens en dier. Het verklaart waarom geen enkel schepsel op aarde de mens ook maar enigszins benadert. Het verklaart waarom de mens een denkend schepsel is, vragen stelt over de wereld om hem heen en zich bekommert om morele waarden.

In welk opzicht vertoont de mens Gods beeld en gelijkenis? Hij bezit enkele van Gods eigenschappen en hoedanigheden, zoals liefde, barmhartigheid, rechtvaardigheid, wijsheid, macht, vriendelijkheid, goedheid, geduld, eerlijkheid, oprechtheid, loyaliteit, ijver en vindingrijkheid. Dit zijn goede hoedanigheden die oorspronkelijk in de mens gelegd werden, maar toen het eerste mensenpaar zijn vrijheid van keuze misbruikte, wat tot hun opstand leidde, raakten deze eigenschappen verwrongen en werden ze dus niet volmaakt op hun nakomelingen overgedragen. Het evenwicht tussen de eigenschappen ging verloren en sommige vervaagden doordat ze niet gebruikt werden. Uit Kolossenzen 3:9, 10 blijkt echter dat wij door nauwkeurige kennis van God te verwerven en die in praktijk te brengen, een nieuwe persoonlijkheid aan kunnen doen en ’het beeld en de gelijkenis van God’ weer kunnen benaderen.

Toen Jehovah God de Israëlieten de Mozaïsche wet gaf, bevatte die de echte waarden, waaronder de Tien Geboden en de vermaning ’hun naaste lief te hebben als zichzelf’ (Leviticus 19:18; Exodus 20:3-17). Deze waarden moesten als een erfdeel aan toekomstige generaties worden doorgegeven. Mozes gebood Israël deze Wet te gehoorzamen en zei verder: ’Gebied uw zonen er zorg voor te dragen al de woorden van deze wet te volbrengen. Want het is geen woord zonder waarde voor u, maar het betekent uw leven’ (Deuteronomium 32:46, 47). Eeuwen later werden ze in Spreuken 8:18 als „erfelijke waarden” betiteld.

Waarden om de morele ineenstorting te keren

Velen werpen echter tegen dat de samenleving nu zo gevarieerd is, dat het onmogelijk is dat één enkel waardenstelsel in de behoeften van iedereen zou voorzien. De verschillende achtergronden en culturen vragen om een grote verscheidenheid aan waarden, betogen zij. Maar welk hedendaags probleem zou niet op te lossen zijn door het voldoen aan Jezus’ gebod om uw naaste lief te hebben als uzelf? Of door voor anderen te doen wat u wilt dat zij voor u doen? Of door volgens de beginselen te leven die in de Tien Geboden opgesloten liggen? Of door ernaar te streven de vruchten van de geest voort te brengen die in Galaten 5:22, 23 staan vermeld: „De vrucht van de geest . . . is liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing. Tegen zulke dingen is geen wet.” Met niet een ervan wordt het onmogelijke gevraagd; elk ervan zou een groot percentage van de weeën die de samenleving thans teisteren, wegnemen.

’Maar mensen willen zo niet leven!’, verzucht u. U mag dan vinden dat zulke oplossingen niet doenlijk zijn, maar verwacht niet dat de problemen op te lossen zijn met gemakkelijke alternatieven. De samenleving is bij machte deze remedies toe te passen, maar is blijkbaar niet van zins het te doen. Deze generatie duldt geen beknotting van haar vrijheden, ook niet van haar vrijheid het verkeerde te doen en daar de wrange vruchten van te plukken.

In de krant Bottom Line/Personal wordt de vraag gesteld: „Wat is er toch met de zelfbeheersing gebeurd?” Na opgemerkt te hebben dat „de meeste mensen ontzet zijn over de gevolgen van onze seksueel tolerante tijd”, gaat ze verder: „Toch vinden mensen het ten volle botvieren van hun seksuele lusten nog steeds een heilig goed. . . . Van mensen wordt verwacht dat zij met het oog op hun gezondheid dieet houden, lichaamsbeweging nemen, met roken stoppen, zich zelfdiscipline opleggen. Alleen seksuele bevrediging schijnt een status van onaantastbaarheid gekregen te hebben; daaraan mag men zich voortdurend onbeperkt overgeven.” Het is niet dat men de waarden niet in praktijk kán brengen, men wíl het niet. En dus oogst de samenleving wat ze zaait.

Tegenwoordig worden deze waarden in diskrediet gebracht. Velen noemen het slechte goed en het goede slecht, zoals ook voorzegd werd: „Wee hun die zeggen dat goed slecht is en slecht goed, die duisternis tot licht stellen en het licht tot duisternis, die het bittere tot zoet stellen en het zoete tot bitter!” (Jesaja 5:20) Bij anderen neemt de bezorgdheid echter toe. Zij zien de ellendige oogst die de doe-maar-wat-je-wilt-filosofie oplevert en zouden graag zien dat de huidige morele ineenstorting gekeerd werd.

Kunnen godsdienst en gezin helpen?

Er worden veel programma’s aangedragen voor het herstel van de waarden. Een ervan is de godsdienst. Die zou, zo veronderstelt men, geestelijke kracht schenken. Maar die kracht is niet te vinden in de conventionele godsdiensten van de christenheid. Sommige zijn vervallen tot heidendom door godslasterlijke leerstellingen als de Drieëenheid, eeuwige pijniging en de onsterfelijke ziel nieuw leven in te blazen. Andere hebben de losprijs en schepping terzijde geschoven en zijn bezweken voor de wetenschappelijke evolutiegodsdienst. Ze sluiten zich aan bij de hogere kritiek die de betrouwbaarheid van Gods Woord, de bijbel, in diskrediet brengt. Ze bieden een zo verwaterd en verontreinigd „christendom” dat er niets van waarde in over is, en de jongere generatie ziet alleen huichelarij en een lege schijnvertoning. Nee, van zulke ziekelijke godsdiensten hebben wij geen geestelijke kracht te verwachten; alleen van de ene ware, op de bijbel gebaseerde aanbidding die Jehovah’s koninkrijk verkondigt als de enige hoop voor de wereld.

Er resteert bezorgde mensen echter nog een bron van hulp, en dat is het gezin, de omgeving waarin ouders hun kinderen waarden kunnen bijbrengen. De gehechtheid die bij de geboorte begon, moet blijvend zijn. Kinderen die van hun ouders houden en hen vertrouwen, willen net als zij zijn, hun manier van praten en doen nabootsen, hun gedrag imiteren en hun morele maatstaven overnemen, en na verloop van tijd raken de ouderlijke waarden verankerd in het waardenstelsel van de kinderen. Eenvoudige verklaringen, geen wijdlopige preken; wederzijdse communicatie, geen dogmatische uitspraken, zijn de effectieve manieren om dat te bereiken.

Als ouders hun kinderen niet alleen echte waarden voorhouden maar ze ook in praktijk brengen, zullen hun kinderen zich die waarden eigen maken. Voor zulke kinderen zullen de negatieve voorbeelden van leeftijdgenoten op school of elders geen gevaar opleveren. Zoals Spreuken 22:6 zegt: „Leid een knaap op overeenkomstig de weg voor hem; ook als hij oud wordt, zal hij er niet van afwijken.” Leid op door waardevolle raad te geven. Belangrijker nog, leid op door een waardevol voorbeeld te geven.

Potentieel voor waarden vastgelegd in onze genen

Jezus zei: „Gelukkig zijn zij die zich bewust zijn van hun geestelijke nood” (Mattheüs 5:3). Het is een instinctieve behoefte die in ons is gelegd, hebben sommige psychiaters gezegd. Het is ook een feit dat wij alleen met geestelijke kracht in staat zullen zijn weerstand te bieden aan de valse waarden die tegenwoordig worden gepropageerd.

In overeenstemming met het feit dat wij geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis, met een aangeboren potentieel voor waarden, zegt Thomas Lickona, hoogleraar in de opvoedkunde: „Ik denk dat het vermogen tot goedheid vanaf het begin aanwezig is.” Maar hij voegt eraan toe dat „ouders die instincten moeten voeden, net zoals zij hun kinderen helpen goede lezers, atleten of musici te worden”.

TV-producer Norman Lear was gastspreker op het Amerikaanse congres van de Nationale Raad voor de Opvoeding. Na erkenning van „het probleem van de wat meer wereldwijzen, de wat beter opgeleiden onder ons — degenen die het nastreven van een hoger doel als excentriek of irrelevant hebben afgewezen”, zei hij: „Ik heb er geen moeite mee uit de geschiedenis van de mens de conclusie te trekken dat de reactie op het leven, op het Zijn, de impuls om in iets hogers dan zichzelf te geloven, zo sterk en onweerstaanbaar is dat het onverbrekelijk hoort bij de manier waarop wij genetisch geprogrammeerd zijn.”

Lear beschuldigt de grote zakenwereld en vier decennia televisie ervan een „nieuw waardenstelsel” overgedragen te hebben dat zo’n grote invloed heeft gehad op de publieke moraal en persoonlijke waarden, dat veel maatschappelijke plagen er het gevolg van zijn: scholen en universiteiten waar mensen afstuderen die niet kunnen lezen en schrijven; toenemend drugsgebruik; ongehuwde tienermeisjes die baby’s krijgen; en gezinnen die geen geld achter de hand hebben en zich steeds dieper in de schulden steken. Lear zegt verder: „Als wij spreken van honderd maatschappelijke plagen — denk ik dat wij het misschien hebben over een soort doorsijpel-effect dat, met behulp van de televisie, uiteindelijk de hele cultuur heeft ondermijnd.” En opnieuw zei hij „van mening [te zijn] dat, ingebed in onze genen, het geloof ligt dat er een hogere mysterieuze macht is die vorm geeft aan ons leven, waaraan aandacht geschonken moet worden”.

De vooraanstaande psychiater C. G. Jung zei dat religie „een instinctieve houding [is] die de mens eigen is, en de uitingen ervan zijn door de gehele menselijke geschiedenis heen te volgen”. Aangeboren is ook een geweten dat aanvoelt wat goed en slecht is: „Want telkens wanneer mensen der natiën, die geen wet hebben, van nature de dingen der wet doen, zijn deze mensen, al hebben zij geen wet, zichzelf tot wet. Zij zijn juist degenen die tonen dat de inhoud van de wet in hun hart staat geschreven, terwijl hun geweten met hen getuigenis aflegt en hun eigen gedachten onderling hen beschuldigen of zelfs verontschuldigen” (Romeinen 2:14, 15). Het „geweten” is „een innerlijk weten”, als het ware een in ons bijeengeroepen interne rechtbank om uitspraken te doen over ons gedrag, ons te beschuldigen of te verontschuldigen. Indien wij echter ten aanzien van ons geweten „minachting voor de rechtbank” tonen, zal het ongevoelig worden en niet meer functioneren.

Wetenschappers zien raadselen die alleen God kan verklaren

Zeer interessant is het feit dat naarmate de wetenschap meer over de aarde en het universum te weten komt, sommige wetenschappers overhellen tot de overtuiging dat er achter dat alles een opperste intelligentie moet schuilgaan. Zij moeten er echter niet aan denken de God van de bijbel te aanvaarden.

De astrofysicus George Greenstein beschreef in zijn boek The Symbiotic Universe nauwkeurig „wat slechts een verbazingwekkende opeenvolging kan lijken van kolossale en onwaarschijnlijke toevalligheden die de weg hebben gebaand voor het ontstaan van het leven. Er is een hele lijst van toevalligheden, allemaal onontbeerlijk voor ons bestaan.” Greenstein zei dat de lijst langer werd, dat de toevalligheden niet bij toeval hebben kunnen plaatsvinden, en de overtuiging groeide dat er een bovennatuurlijke macht aan het werk was. „Is het mogelijk”, dacht hij, „dat wij onverhoeds, onbedoeld, gestuit zijn op wetenschappelijk bewijs voor het bestaan van een Opperwezen? Was het God die tussenbeide is gekomen en dus in zijn voorzienigheid ten behoeve van ons de kosmos heeft ontworpen?” Hij voelde „een intense afkeer” van die gedachte en zei eigenzinnig: „God is geen verklaring.” Toch had de groeiende lijst „toevalligheden” die vragen bij hem opgeroepen.

Een andere astrofysicus, de Nobelprijswinnaar Fred Hoyle, besprak in zijn boek The Intelligent Universe dezelfde mysterieuze toevalligheden die Greenstein dwarszaten: „Dergelijke eigenschappen schijnen door het stramien van de wereld te lopen als een draad van gelukkige toevalligheden. Maar er zijn zo veel van deze eigenaardige toevalligheden die onontbeerlijk zijn voor het leven, dat er een uitleg nodig schijnt te zijn om ze te verklaren.” Hoyle is het ook met Greenstein eens dat ze niet bij toeval plaatsgevonden kunnen hebben. Daarom, zo zegt Hoyle, ’vereist het ontstaan van het universum een intelligentie’, ’een intelligentie op een hoger plan’, ’een intelligentie die er eerder was dan wij en die tot een weloverwogen schepping kwam van structuren die geschikt zijn voor het leven’.

Einstein sprak over God, maar niet in de zin zoals de conventionele religie. Zijn idee van God had te maken met „de oneindig superieure geest” die hij in de natuur geopenbaard zag. Timothy Ferris citeerde in zijn artikel „De andere Einstein” diens volgende woorden: „Wat ik in de natuur zie, is een groots samenstel dat wij slechts zeer onvolkomen kunnen begrijpen en dat een denkend mens met een gevoel van ’nederigheid’ moet vervullen. Dit is een echt religieus gevoel dat niets te maken heeft met mystiek. . . . Mijn godsdienstigheid bestaat in een nederige bewondering voor de oneindig superieure geest die zich openbaart in het weinige dat wij, met ons zwakke en vergankelijke verstand, van de werkelijkheid kunnen begrijpen. . . . Ik wil weten hoe God deze wereld heeft geschapen. Ik wil zijn gedachten kennen, de rest is bijzaak.”

Na enkele van de onbegrijpelijke raadselen van het universum besproken te hebben, merkt Guy Murchie in zijn boek The Seven Mysteries of Life op: „Het is heel begrijpelijk waarom moderne fysici, die de onontgonnen gebieden der wetenschap waarschijnlijk verder hebben teruggedrongen dan alle andere geleerden in recente eeuwen, de meeste van hun collega’s vooruit zijn in het aanvaarden van dat alomvattende mysterie van het universum dat algemeen als God wordt aangeduid.”

Zoek God, bewijs uzelf een dienst, leef eeuwig

De mens tast. Hij tast naar God. Sommigen deden dat in Paulus’ tijd. Hij zei: „Opdat zij God zouden zoeken, of zij wellicht naar hem tasten en hem werkelijk vinden zouden, ofschoon hij eigenlijk niet ver is van een ieder van ons” (Handelingen 17:27). Geen enkel dier tast naar God. Niet één dier heeft enig godsbegrip. De mens wel, hij is naar Gods gelijkenis gemaakt, terwijl een niet te overbruggen kloof hem van zelfs het meest ontwikkelde dier scheidt. En, zo vertelt de tekst ons: ’God is niet ver van een ieder van ons.’

Overal om ons heen zien wij tekenen van hem weerspiegeld in zijn scheppingen, zoals Romeinen 1:20 zegt: „Zijn onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze worden waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn, ja, zijn eeuwige kracht en Godheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn.” Naarmate wetenschappers steeds meer van de onverklaarbare toevalligheden en complexiteit zien en nadenken over de ontzag inboezemende wonderen in het universum, zullen misschien steeds meer van hen de werkzaamheid van de Opperste Intelligentie zien achter die facetten en hun Schepper, Jehovah God, erkennen.

De aarde en dat wat erop is, behoren Jehovah toe. Hij stelt de maatstaven vast voor hen die erop willen leven. Hij heeft de echte waarden gegeven als richtlijnen voor geluk en leven. Hij heeft mensen ook de vrijheid van keuze gegeven. Zij hoeven hem niet te gehoorzamen. Zij mogen zaaien wat zij willen, maar vroeg of laat zullen zij ook oogsten wat zij zaaien. God laat niet met zich spotten. Hij heeft de echte waarden gegeven, niet uit eigenbelang, maar ten behoeve van zijn onderdanen op aarde. Jesaja 48:17, 18 zegt dan ook: „Ik, Jehovah, ben uw God, die u leert uzelf baat te verschaffen, die u doet treden op de weg die gij dient te bewandelen. O indien gij slechts werkelijk aandacht aan mijn geboden zoudt schenken! Dan zou uw vrede worden net als een rivier, en uw rechtvaardigheid als de golven der zee.”

Acht slaand op Jehovah’s dringende pleidooi zullen alle volken dan de weg bewandelen die zij moeten gaan en aandacht schenken aan de geboden van hun Schepper. De voordelen die allen zullen oogsten, zijn vrede een rivier gelijk en rechtvaardigheid als de golven der zee. Allen zullen volgens de erfelijke waarden leven en nooit weer een morele ineenstorting meemaken. En wanneer zal dit allemaal gebeuren? Wanneer, binnenkort, het gebed verhoord wordt: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, zo ook op aarde.” — Mattheüs 6:10.

[Illustraties op blz. 7]

Straalaandrijving

Ontzilting

Papierfabricage

Sonar

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen