Een holocaustmuseum en Jehovah’s Getuigen
HET schrikbewind van de nazi’s heeft een gruwelijke slachting aangericht met miljoenen slachtoffers, vooral Joden en Slaven. Eén godsdienstige groepering echter — Jehovah’s Getuigen — heeft eendrachtig geweigerd de knie voor het nazi-regime te buigen. Zij werden niet vervolgd om hun ras of nationaliteit, maar wegens hun gewetensvolle trouw aan bijbelse beginselen. — Johannes 17:14, 16.
De vervolging die de nazi-staat doelgericht over Jehovah’s Getuigen bracht, was intens — een aanval die in geen verhouding tot hun aantal stond. Waarom? De Getuigen weigerden om godsdienstige redenen lid te worden van en dienst te nemen bij het Duitse Arbeidsfront en wezen elke eed aan Hitler als de Führer af. Als organisatie werden zij daarom in april 1933 door de nazi’s verboden. Zij werden beschuldigd van zowel burgerlijke als godsdienstige ongehoorzaamheid en behoorden tot de eerste groepen die in concentratiekampen terechtkwamen. „Uiteindelijk werden meer dan 30.000 Getuigen door de nazi’s vervolgd”, staat in een museumnieuwsbrief te lezen.
Het doel van het United States Holocaust Memorial Museum, dat in Washington D.C. staat, is het verhaal te brengen van alle door de nazi’s vervolgde groeperingen, met inbegrip van Jehovah’s Getuigen. Eén publikatie vermeldt dat het museum „bijzonder interessant moet zijn voor Amerikanen en buitenlandse bezoekers die het joodse geloof of de godsdienst van Jehovah’s Getuigen toegedaan zijn, die het doelwit waren van genocide door het Hitler-regime”. Via allerlei objecten, documenten, op videobanden opgenomen verklaringen van ooggetuigen, historische foto’s en filmpassages, zijn de ervaringen uit de oorlogstijd van verscheidene vervolgde groeperingen vertegenwoordigd in de expositie, de bibliotheek en de archieven van het museum. Het beschikt over op videoband vastgelegde interviews met 74 getuigen van Jehovah die het onder het nazi-bewind zwaar te verduren hebben gehad. Het museum is in april 1993 voor het publiek geopend.
[Illustratieverantwoording op blz. 31]
Met toestemming van het United States Holocaust Memorial Museum