Zichtbaar bewijs van de holocaust
ALS U EEN PLAATS BETREEDT WAAR DE MENS IN de meest mensonterende omstandigheden tentoongesteld wordt, lijkt het vreemd er deze woorden uit de Heilige Schrift in steen gegraveerd te zien: „Gij zijt mijn getuigen.” Toch is dit misschien dé plaats om de bijbel, of ten minste dat specifieke vers, te citeren. — Jesaja 43:10.
Het op 22 april 1993 geopende United States Holocaust Memorial Museum in Washington D.C. dient als een grimmige en tot nadenken stemmende herinnering aan de wijze waarop de technologie door amorele demagogen is verwrongen tot een afschuwelijke vernietigingsmachine. De lijst van weerloze, onder de nazi-tirannie vermoorde slachtoffers is duizelingwekkend — ongeveer zes miljoen Joden en miljoenen anderen, onder wie Polen, Slaven, Jehovah’s Getuigen, zigeuners, homoseksuelen en gehandicapten.
Een rondleiding om nooit te vergeten
De rondleiding begint in een koele lift van grijs staal die u van de Zaal der Getuigenis op de begane grond naar de derde verdieping brengt. Op hun weg vandaar naar beneden komen de bezoekers langs exposities van alle stadia van de holocaust, van de nazi-propaganda tot het aan de macht komen van Hitler, de arrestatie van slachtoffers en de bevrijding uit de vernietigingskampen. De rondleiding eindigt in de Zaal der Gedachtenis, waar een eeuwige vlam brandt. Ooggetuigenverklaringen, foto’s en films, muziek en kunstwerken — ze worden allemaal gebruikt om dit gruwelijke verhaal te helpen vertellen.
Bezoekers bekijken drie verdiepingen van een voortdurend gevoelens oproepende en overweldigende permanente tentoonstelling. Enkele van de weerzinwekkender exposities gaan schuil achter 1,2 meter hoge muren, voor kinderen te hoog om eroverheen te kijken.
Een pedagogisch museum
In het Holocaust Research Institute van het museum bevinden zich onder meer een uitgebreide bibliotheek en een archief. Het zal ook dienst doen als internationaal centrum voor holocaust-wetenschap. „Wij zetten ons in voor het onderwijzen en informeren van het publiek”, zegt dr. Elizabeth Koenig, hoofd van de museumbibliotheek. De bibliotheek zal informatie bevatten over enkele van de minderheidsgroepen die zich in de concentratiekampen bevonden. „Wij hebben al veel over Jehovah’s Getuigen”, zegt zij.
In 1933 zette Hitler een campagne op touw om Jehovah’s Getuigen uit te roeien. Duizenden Getuigen — uit Duitsland, Oostenrijk, Polen, het voormalige Tsjechoslowakije, Nederland, Frankrijk en andere landen — werden naar concentratiekampen gevoerd. Zij werden slechts op religieuze gronden vervolgd. Twee van deze kampoverlevenden werden voor de opening van het museum uitgenodigd.
Holocaust-overlevenden
Eén overlevende, Franz Wohlfahrt, 73, maakte mee dat in totaal vijftien naaste familieleden en verwanten werden gearresteerd omdat zij Getuigen waren. „Zeven van hen werden geëxecuteerd, de meesten door middel van de guillotine. Eén werd vergast en de anderen stierven in concentratiekampen en Gestapogevangenissen”, vertelt hij.
Had hij gedacht de kampen ooit te overleven? „Ik had gegronde twijfels”, zegt Franz. „Haast elke dag werd ik er door de bewakers aan herinnerd dat zij, als Duitsland de oorlog verloor, nog genoeg ammunitie zouden hebben om me te executeren.”
Betreurt hij het wegens zijn geloofsovertuiging gevangen te hebben gezeten? „Nooit! Nooit!”, zegt Franz, alsof die gedachte een aantasting van zijn vastberadenheid was. „We waren altijd opgewekt. Ik werd vaak door bewakers aangehouden die vroegen: ’In al deze ellende heb je nog steeds een glimlach op je gezicht? Wat mankeert je?’ Dan zei ik: ’Ik heb reden om te glimlachen omdat wij een hoop hebben die verder reikt dan deze moeilijke tijd — de hoop op Gods koninkrijk, wanneer alles zal zijn hersteld en alles wat wij nu moeten doormaken, goedgemaakt zal zijn.’”
Joseph Schoen, geboren in 1910, had het druk met het ondergronds drukken en verspreiden van bijbelse lectuur in Oostenrijk, waarbij hij de Gestapo altijd één stap voor bleef — tot 1940, toen hij gearresteerd werd. Van 1943 tot 1945 verkeerde hij voortdurend in levensgevaar. In 1943 pikte de leider van het concentratiekamp Joseph er voor het oog van heel het verzamelde kamp uit en brulde: „Blijf je nog steeds trouw aan de God Jehovah?”
„Ja”, antwoordde Joseph.
„Dat gaat je de kop kosten!”
In 1945 liep Joseph mee in de dodenmars naar Dachau. „Lichamelijk was ik een wrak”, herinnert hij zich. „Toch ben ik nooit zo sterk in het geloof geweest als tijdens die mars.”
Nu zegt hij, terwijl hij in het museum rondkijkt en denkt aan de tijd dat hij gevangenzat: „Ik was toen helemaal niet bang. Jehovah geeft je wat je nodig hebt, op het moment dat je het nodig hebt. Je moet op Jehovah leren vertrouwen en zien hoe reëel hij is als je verschrikkelijk in het nauw zit. Alle eer komt hem toe. Geen van ons was een held. Wij vertrouwden gewoon op Jehovah.”
Het belang van het museum
„Ik denk dat dit museum van zeer groot belang is”, zegt de geschiedkundige dr. Christine Elizabeth King, plaatsvervangend rector magnificus van de Staffordshire University in Engeland. „Om te beginnen zijn de feiten vastgelegd. En daarmee kunnen degenen worden gelogenstraft die zeggen: ’Dat is nooit gebeurd.’ Naast de levende getuigen die de holocaust hebben overleefd, is er zo veel bewijsmateriaal. Ten tweede is het museum een voortreffelijk educatief instrument.”
„En voor Jehovah’s Getuigen”, vervolgt zij, „is het heel belangrijk dat zij hun broeders en zusters kunnen zien die hebben geleden en zijn gestorven en die hun leven hebben gegeven. Dat vastgelegd te zien, is iets heel bijzonders.”
[Kader op blz. 18]
De tekst op de pilaar luidt:
„JEHOVAH’S GETUIGEN”
„In 1933 begonnen de nazi’s Jehovah’s Getuigen te bestoken. Omdat de Getuigen militaire dienst weigerden en geen trouw zwoeren aan het regime, werden zij vaak beschuldigd van spionage en samenzwering tegen de staat. De nazi’s legden de voorspellingen van de Getuigen over toekomstige anarchie uit als revolutionaire dreigementen, en hun profetieën over de terugkeer van de joden naar Palestina als zionistische uitspraken.
Niettemin bleven de Getuigen vergaderen, prediken en lectuur verspreiden. Zij verloren hun baan, hun pensioen en alle burgerrechten en vanaf 1937 werden zij naar concentratiekampen gestuurd. Daar werden zij door de nazi’s bestempeld als ’vrijwillige gevangenen’: Jehovah’s Getuigen die hun geloof verloochenden, konden worden vrijgelaten. Niet een van hen deed dat.”
[Kader op blz. 19]
„Het is een belangrijk verhaal dat verteld moet worden”
„Jehovah’s Getuigen vormen een van de opmerkelijkste verhalen. Wegens hun geloofsopvattingen waren zij een van de eerste godsdiensten die . . . in 1933 door de Duitse nazi-regering werden verboden. Dat was eenvoudig omdat hun eerbied en trouw een hogere wet, de wet van God, toebehoorden. Als gevolg daarvan werden zij net zo meedogenloos vervolgd als de joden en de zigeuners en in concentratiekampen gezet, waar velen van hen om het leven kwamen.
Het is een belangrijk verhaal dat verteld moet worden. Misschien wel het meest tragische aspect ervan [was] dat van de kinderen van Jehovah’s Getuigen. Als hun vader een kamp in moest en hun moeder gearresteerd was, kwamen zij op school achteraan te zitten, samen met joodse en zigeunerkinderen. Bleven de kinderen weigeren de ’Heil Hitler!’-groet te brengen of enig ander eerbetoon aan de nazi-staat te schenken, dan werden zij louter wegens hun geloofsovertuiging als jeugdige misdadigers geclassificeerd. En deze kinderen boetten natuurlijk niet alleen voor de zogenaamde misdaden van hun ouders, die in feite gewetensbezwaarden waren, maar boetten ook voor het feit dat zij hun kinderen waren.” — Dr. Sybil Milton, hoofdgeschiedkundige van het museum.
[Illustratie op blz. 16]
Jehovah’s Getuigen waren in het concentratiekamp te herkennen aan de paarse driehoek op hun jas
[Illustratie op blz. 17]
De holocaust-overlevenden Franz Wohlfahrt (links) en Joseph Schoen met de geschiedkundige dr. Christine King bij de expositie „De slachtoffers”
[Illustratie op blz. 17]
In gesloten goederenwagens als deze werden Wohlfahrt en Schoen naar concentratiekampen vervoerd
[Illustratie op blz. 18]
Boven: De overlevenden Wohlfahrt (links) en Schoen bij de videopresentatie van de geschiedenis van onder meer Jehovah’s Getuigen, getiteld „Staatsvijanden”
[Illustratie op blz. 18]
Onder: Maria en Franz Wohlfahrt bij een expositie met onder meer de bijbel van Johann Stossier, Maria’s broer. „Johann heeft de bijbel een hele tijd verborgen kunnen houden voordat deze werd ontdekt”, zegt Franz. „De bijbel was het enige bezit dat na zijn executie naar zijn moeder werd teruggestuurd”
[Illustratie op blz. 18]
De tekst naast de tentoongestelde bijbel luidt: „Deze bijbel was van Johann Stossier, een van Jehovah’s Getuigen die gevangenzat in het concentratiekamp Sachsenhausen. Stossier stierf kort voordat Sovjet-troepen het kamp bevrijdden”
[Illustratie op blz. 19]
„Wat broos zijn de beveiligingen van de beschaving”, zei de Amerikaanse president Clinton bij de inwijding van het museum. „De holocaust zal ons eraan blijven herinneren dat kennis afgescheiden van waarden de menselijke nachtmerrie alleen maar kan versterken, dat een hoofd zonder een hart geen menselijkheid is”