Deel 5
De wetenschap — Het niet-eindigend speuren van de mens naar waarheid
De „wonderen” van de twintigste eeuw
WAT in de negentiende eeuw nog pure „magie” leek, werd in de twintigste eeuw werkelijkheid. Binnen één generatie maakten mensen tal van ontwikkelingen mee: van het rijden in hun eigen T-Ford tot de sensatie op kleurentelevisie mensen op de maan te zien lopen. Langs wetenschappelijke weg bewerkte „wonderen” worden tegenwoordig lang niet meer als uitzonderlijk beschouwd maar grotendeels normaal gevonden.
„De wetenschappelijke prestaties uit de vroege twintigste eeuw”, zo merkt The New Encyclopædia Britannica op, „zijn zelfs te gigantisch om gecatalogiseerd te worden.” Het werk spreekt echter van „een algeheel patroon van vooruitgang” en zegt dat „op elk hoofdterrein de vorderingen gebaseerd waren op het geslaagde beschrijvende werk van de negentiende eeuw”. Dit onderstreept het feit dat wetenschap een niet-eindigend speuren naar waarheid is.
Vervangen door groepen
Reeds in de zeventiende eeuw waren in Europa wetenschappelijke genootschappen of academies gevormd, groepen geleerden die bijeenkwamen om denkbeelden en inlichtingen uit te wisselen. Om bekendheid te geven aan de nieuwste ontdekkingen begonnen deze genootschappen zelfs hun eigen tijdschriften uit te geven. Dit leidde tot een veelomvattende uitwisseling van inlichtingen, waardoor de basis voor verdere wetenschappelijke vooruitgang geconsolideerd werd.
Tegen de negentiende eeuw waren universiteiten nauw betrokken geraakt bij wetenschappelijk onderzoek, en in daaropvolgende jaren werden in hun laboratoria belangrijke vindingen gedaan.a Tegen het begin van de twintigste eeuw zetten ook bedrijven researchlaboratoria op, die na verloop van tijd nieuwe geneesmiddelen, synthetische stoffen (zoals plastics) en andere produkten ontwikkelden. Daar heeft het publiek van geprofiteerd, en de bedrijven die het onderzoek deden, hebben miljoenen guldens aan winsten geboekt.
De vestiging van deze laboratoria en researchgroepen duidde op een tendens tot georganiseerd wetenschappelijk onderzoek in tegenstelling tot individuele inspanningen. Sommige wetenschappers vroegen zich af of dat de beste benadering was. In 1939 wierp John D. Bernal, de Ierse natuurkundige en autoriteit op het gebied van de röntgendiffractie, de vraag op: „Moet de wetenschap voortschrijden via de willekeurige coördinatie van het werk van begaafde individuen, die elk hun innerlijke licht volgen, of via groepen werkers die elkaar wederzijds assisteren en hun werk integreren volgens een bepaald vooropgezet maar plooibaar plan?”
Met het oog op de complexiteit en de hoge kosten van wetenschappelijk onderzoek pleitte Bernal voor werken in groepsverband, waarbij hij opmerkte dat het probleem slechts was, hoe de activiteiten goed te organiseren. Hij voorspelde: „Steeds meer zal de tendens veld winnen wetenschappelijk onderzoek in teamverband te verrichten.” Nu, meer dan een halve eeuw later, is duidelijk dat Bernal gelijk had. De tendens heeft zich voortgezet, zodat de wetenschappelijke „wonderen” van de twintigste eeuw in versneld tempo verwezenlijkt werden.
„Wat God gewrocht heeft!”
Op 24 mei 1844 lukte het Samuel Morse, de uitvinder van de morsecode, deze vier woorden tellende uitroep per telegraaf over een afstand van meer dan 50 kilometer over te seinen. Nu werd de negentiende-eeuwse grondslag voor de latere twintigste-eeuwse telecommunicatie-„wonderen” gelegd.
Ongeveer dertig jaar later, in 1876, trof Alexander Graham Bell voorbereidingen om een zender te testen met Thomas Watson, zijn assistent, toen Bell een zuur morste. Zijn kreet: „Meneer Watson, kom gauw. Ik heb u nodig”, bleek meer dan slechts een kreet om hulp te zijn. Watson, die zich in een andere kamer bevond, hoorde de boodschap, besefte dat het de eerste volkomen verstaanbare zin was die ooit per telefoon was overgebracht, en kwam aangehold. Sindsdien komen mensen nog steeds aanhollen als de telefoon rinkelt.
De afgelopen 93 jaar heeft wetenschappelijke kennis, gepaard met technologische know-how, mensen in steeds grotere aantallen een levensstandaard bezorgd die nog nooit bereikt was. De wereld is teruggebracht tot de grootte van een buurtschap. „Onmogelijke” dingen zijn de norm geworden. In feite zijn telefoon, televisie, auto’s en vliegtuigen — en een onbekend aantal andere twintigste-eeuwse „wonderen” — zozeer een deel van onze wereld, dat wij geneigd zijn te vergeten dat de mensheid het er het grootste deel van haar bestaan zonder heeft moeten stellen.
Toen de eeuw begon, aldus The New Encyclopædia Britannica, „schenen de triomfen der wetenschap kennis en macht in overvloed te beloven”. Maar van de technologische vooruitgang die ondertussen is geboekt, is niet overal in gelijke mate geprofiteerd, en hij kan ook niet geheel en al als onmiskenbaar nuttig worden aangemerkt. „Weinig mensen”, zo vervolgt dit naslagwerk, „konden de problemen voor maatschappij en milieu voorzien die juist door deze successen teweeggebracht zouden worden.”
Waardoor zijn de problemen ontstaan?
De fout ligt niet bij wetenschappelijke feiten die ons meer inzicht in het universum verschaffen, noch bij de technologie die ze praktisch aanwendt ten behoeve van de mens.
Deze twee — wetenschap en technologie — gaan al lang samen. Maar volgens het boek Science and the Rise of Technology Since 1800 „is hun nauwe verbondenheid, nu algemeen bekend, pas zeer recent tot stand gekomen”. Kennelijk was zelfs tijdens het eerste deel van de Industriële Revolutie de band niet zo stevig. De nieuw verworven wetenschappelijke kennis droeg bij tot de ontwikkeling van nieuwe produkten, maar dat gold ook voor de ambachtelijke ervaring, handvaardigheid en bedrevenheid in de omgang met machines.
Toen de Industriële Revolutie begon, won het vergaren van wetenschappelijke kennis echter aan snelheid, waardoor er een bredere basis ontstond als uitgangspunt voor de technologie. Bezield door nieuwe kennis ging de technologie aan de slag om te proberen manieren te vinden ter verlichting van geestdodend werk, ter verbetering van de gezondheid en ter bevordering van een betere, gelukkiger wereld.
De technologie kan echter niet beter zijn dan de wetenschappelijke kennis waarop ze is gebaseerd. Als de wetenschappelijke kennis gebrekkig is, zullen alle technologische ontwikkelingen die erop gebaseerd zijn eveneens gebreken vertonen. Vaak zullen bijwerkingen pas aan het licht treden nadat er aanzienlijke schade is aangericht. Wie had bijvoorbeeld kunnen voorzien dat de invoering van spuitbussen met CFK’s of koolwaterstoffen eens de beschermende ozonlaag van de aarde in gevaar zou brengen?
Er is ook nog iets anders bij betrokken — de drijfveer. Een toegewijd wetenschapper kan geïnteresseerd zijn in kennis op zich en is misschien bereid tientallen jaren van zijn leven aan research te besteden. Maar een zakenman, die meer geïnteresseerd kan zijn in het maken van winst, is erop gebrand de kennis onmiddellijk aan te wenden. En welke politicus zal geduldig tientallen jaren wachten met het gebruiken van technologie waaraan hij denkt politieke invloed te kunnen ontlenen als ze onmiddellijk wordt aangewend?
De natuurkundige Albert Einstein legde de vinger op de wonde plek toen hij zei: „De ontketende macht van het atoom heeft alles veranderd behalve de manieren waarop wij denken en dus koersen wij op een ongekende catastrofe af.” (Wij cursiveren.) Ja, veel van de problemen die door de twintigste-eeuwse „wonderen” zijn ontstaan, zijn niet zonder meer toe te schrijven aan gebrekkige wetenschappelijke kennis, maar ook aan uit de hand gelopen, door zelfzuchtige belangen gedreven technologie.
Zo heeft de wetenschap — om een sprekend voorbeeld te noemen — ontdekt dat geluid en beeld uitgezonden konden worden naar plaatsen op afstand — televisie. De technologie ontwikkelde daarvoor de noodzakelijke know-how. Maar door een verkeerde denkwijze van de kant van de hebzuchtige handel en veeleisende klanten werden deze opmerkelijke kennis en technologie aangewend voor het uitzenden van pornofilms en bloederige geweldscènes naar vredige huiskamers.
Evenzo heeft de wetenschap ontdekt dat materie omgezet kon worden in energie. De technologie ontwikkelde daar de noodzakelijke know-how voor. Maar door een verkeerde manier van denken van de zijde van nationalistische politici werden deze kennis en technologie aangewend om kernbommen te vervaardigen, die nog steeds als het zwaard van Damocles boven het hoofd van de wereldbevolking hangen.
De wetenschap in het juiste perspectief blijven bezien
Het verraadt een verdere onjuiste denkwijze als mensen technologisch ontwikkelde instrumenten die bedoeld waren als slaven, de baas laten worden. In het blad Time werd in 1983 voor dit gevaar gewaarschuwd toen het niet zijn gebruikelijke man van het jaar koos maar een „apparaat van het jaar”, de computer.
Time redeneerde: „Als mensen ervan uitgaan dat de computer dingen doet die zij altijd in hun hoofd deden, wat gebeurt er dan met hun hoofd? . . . Als een in het geheugen van een computer opgeslagen woordenboek met gemak eventuele spelfouten kan corrigeren, wat heeft het dan voor zin te leren spellen? En als de geest bevrijd wordt van intellectuele routineklusjes, zal ze zich dan snel op belangrijke denkbeelden werpen of lui haar tijd besteden aan meer videospelletjes? . . . Stimuleert de computer de hersenactiviteit werkelijk of geeft ze de hersenen, door zo veel van hun werk te doen, de kans om traag te worden?”
Niettemin zijn sommige mensen zo onder de indruk van wetenschappelijke prestaties dat zij de wetenschap nagenoeg vergoddelijken. De wetenschapper Anthony Standen sprak daarover in zijn uit 1950 daterende boek Science Is a Sacred Cow. Mogelijke overdrijving in aanmerking genomen, zit er een kern van waarheid in wat Standen zegt: „Wanneer een in witte jas geklede wetenschapper . . . een of andere verklaring aflegt voor het grote publiek, kan het zijn dat hij niet wordt begrepen, maar is hij er op zijn minst zeker van dat hij wordt geloofd. . . . Staatslieden, industriëlen, predikanten, burgerleiders, filosofen, allemaal worden zij met vragen bestookt en bekritiseerd, maar wetenschappers — nooit. Wetenschappers zijn verheven wezens die het summum van populair prestige genieten, want zij hebben het monopolie van de formule ’Het is wetenschappelijk bewezen . . .’, die elke mogelijkheid er anders over te denken, lijkt uit te sluiten.”
Wegens deze verkeerde denkwijze grijpen sommige mensen schijnbare tegenstrijdigheden tussen de wetenschap en de bijbel aan als bewijs dat wetenschappelijke „wijsheid” tegenover godsdienstig „bijgeloof” staat. Sommigen zien in deze zogenaamde tegenstrijdigheden zelfs een bewijs voor Gods niet-bestaan. In feite echter is het niet God die niet bestaat, maar bestaan de veronderstelde tegenstrijdigheden niet die geestelijken in het leven hebben geroepen door zijn Woord verkeerd te interpreteren. Daardoor beledigen zij de goddelijke Auteur van de bijbel en bewijzen zij tegelijkertijd het niet-eindigend speuren van de mens naar wetenschappelijke waarheid een slechte dienst.
Bovendien bevorderen deze religieuze leiders doordat zij nalaten hun parochianen bij te brengen dat zij de vrucht van Gods geest moeten beoefenen, een sfeer van zelfzucht waardoor mensen voornamelijk aan hun eigen verlangen naar persoonlijk comfort en gemak denken. Dit gaat vaak ten koste van anderen, dermate zelfs dat wetenschappelijke kennis wordt misbruikt om medemensen af te slachten. — Galaten 5:19-23.
De valse religie, de onvolmaakte menselijke politiek en de hebzuchtige handel hebben mensen gevormd tot wat zij nu zijn: ’mensen die zichzelf liefhebben, die ondankbaar en zonder zelfbeheersing zijn’, egoïsten die gedreven worden door een verkeerde manier van denken. — 2 Timotheüs 3:1-3.
Dat zijn de mensen en organisaties die de uitdagingen van de 21ste eeuw hebben geschapen, uitdagingen waaraan de wetenschap nu het hoofd moet zien te bieden. Zal ze daarin slagen? Lees het antwoord in de laatste aflevering van deze serie artikelen in onze volgende uitgave.
[Voetnoot]
a Veel van het onderzoek voor het Manhattanproject bijvoorbeeld, het Amerikaanse spoedproject ter ontwikkeling van de kernbom, vond plaats in de researchlaboratoria van de University of Chicago en de University of California in Berkeley.
[Inzet op blz. 20]
Als de wetenschappelijke kennis gebrekkig is, zullen erop gebaseerde ontwikkelingen gebreken vertonen
[Inzet op blz. 22]
Niet alle wetenschappelijke prestaties zijn heilzaam
[Illustratieverantwoording op blz. 19]
Uit de collecties van het Henry Ford Museum & Greenfield Village
NASA-foto