Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g94 22/6 blz. 20-24
  • Ik vond ware rijkdom in Australië

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Ik vond ware rijkdom in Australië
  • Ontwaakt! 1994
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Een harde jeugd
  • Religieuze speurtocht in een nieuw land
  • Contact met de dorpspriester
  • Terugkeer naar Griekenland
  • De tegenstand laait op
  • Gearresteerd en berecht
  • Terug naar Australië
  • Een meisje uit een matriarchale maatschappij verkiest de ware God te dienen
    Ontwaakt! 1975
  • Ik gaf Jehovah wat hem toekomt
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1999
  • Meer dan vijftig jaar „Kom over”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1996
  • Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986
    Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1986
Meer weergeven
Ontwaakt! 1994
g94 22/6 blz. 20-24

Ik vond ware rijkdom in Australië

HET was april 1971. Na zeven jaar in Australië doorgebracht te hebben, was ik onlangs naar Griekenland teruggekeerd om mijn familie te bezoeken. Het was avond en ik zat rustig aan een cafétafeltje op het dorpsplein van Karies toen de plaatselijke priester en de burgemeester tegenover mij kwamen zitten. Het was duidelijk dat zij op ruzie uit waren.

Zonder mij eerst te groeten ging de priester tot de aanval over: ik was slechts naar Australië geëmigreerd om geld te verdienen. Ik was op zijn zachtst gezegd verbaasd. Ik antwoordde zo kalm mogelijk dat ik in de tijd dat ik in Australië woonde, een rijkdom had weten te verwerven die veel waardevoller was dan geld.

Mijn antwoord verbaasde hem, maar toen wilde hij per se weten wat ik bedoelde. Ik antwoordde dat ik onder meer te weten was gekomen dat God een naam heeft. „En dat is iets wat u mij niet geleerd hebt”, zei ik, hem recht in de ogen kijkend. Voordat hij me kon afbluffen, vroeg ik: „Wilt u me alstublieft zeggen wat de naam van God is waarop Jezus doelde toen hij ons in het Modelgebed leerde bidden: ’Uw naam worde geheiligd’?” — Mattheüs 6:9.

Het nieuws over de discussie verspreidde zich snel over het dorpsplein en binnen tien minuten stonden er zo’n 200 mensen om ons heen. De priester voelde zich niet meer op zijn gemak. Hij wilde mijn vraag over Gods naam niet beantwoorden en zijn antwoorden op andere bijbelse vragen waren vaag. Dat hij van zijn stuk gebracht was, bleek uit het feit dat hij de kelner steeds weer vroeg nog wat ouzo te brengen, een Griekse alcoholische drank.

Er verstreken twee interessante uren. Mijn vader kwam me zoeken, maar toen hij zag wat er aan de hand was, ging hij rustig in een hoekje zitten om het tafereel gade te slaan. De levendige discussie duurde tot half twaalf voort, toen een aangeschoten man boos begon te schreeuwen. Daarop stelde ik de menigte voor om gezien het late uur allemaal naar huis te gaan.

Wat was de aanleiding tot deze confrontatie geweest? Waarom zochten de priester en de burgemeester ruzie met mij? Wat achtergrondinformatie over mijn jeugd in dit deel van Griekenland zal u helpen dat te begrijpen.

Een harde jeugd

Ik ben in december 1940 geboren in het dorp Karies op de Peloponnesos. Wij waren straatarm en als ik niet naar school was, werkte ik naast Moeder van zonsopgang tot zonsondergang op de rijstvelden, waar ik tot aan mijn knieën in het water stond. Toen ik op mijn dertiende de lagere school doorlopen had, regelden mijn ouders het zo dat ik als leerjongen ging werken. Voor mijn opleiding tot loodgieter en glaszetter gaven mijn ouders mijn werkgever 500 kilo tarwe en 20 liter plantaardige olie, wat bijna hun hele jaarinkomen was.

Het leven als leerjongen — mijlenver van huis en vaak werkend van zonsopgang tot middernacht — was lang niet gemakkelijk. Soms overwoog ik naar huis terug te gaan, maar dat kon ik mijn ouders niet aandoen. Zij hadden zo’n onzelfzuchtig offer voor mij gebracht! Dus liet ik hun nooit iets van mijn problemen merken. Ik zei tegen mezelf: ’Je moet volhouden, hoe moeilijk het ook wordt.’

In de loop van de jaren kon ik mijn ouders zo af en toe bezoeken en uiteindelijk voltooide ik op mijn achttiende mijn leertijd. Ik besloot toen naar Athene, de hoofdstad, te gaan, waar de kansen op een baan groter waren. Daar vond ik werk en huurde een kamer. Elke dag na mijn werk ging ik naar huis, kookte voor mijzelf, ruimde mijn kamer op en besteedde dan het beetje vrije tijd dat ik had aan het leren van Duits, Engels en Italiaans.

Het immorele gepraat en gedrag van andere jongeren beviel me niet, dus vermeed ik hun omgang. Het gevolg was wel dat ik me erg eenzaam voelde. Toen ik 21 werd, moest ik in militaire dienst en in die tijd zette ik mijn talenstudie voort. In maart 1964 verliet ik het leger en emigreerde naar Australië, waar ik mij in Melbourne vestigde.

Religieuze speurtocht in een nieuw land

Al gauw vond ik werk. Ook ontmoette ik Alexandra, die eveneens uit Griekenland kwam, en binnen zes maanden na mijn komst trouwden wij. Enkele jaren later, in 1969, werden wij bezocht door een oudere dame, een van Jehovah’s Getuigen, die ons De Wachttoren en Ontwaakt! aanbood. Ik vond de tijdschriften interessant en legde ze dus op een veilige plaats en gaf mijn vrouw instructies ze niet weg te gooien. Een jaar later kwamen er twee andere Getuigen aan de deur, die mij een gratis huisbijbelstudie aanboden. Ik nam het aanbod aan en wat ik uit de Schrift leerde, was precies waarnaar ik op zoek was geweest om de leegte in mijn leven te vullen.

Zodra mijn buurvrouw hoorde dat ik met de Getuigen studeerde, verwees zij me naar de Evangelists; dat was naar haar zeggen een betere godsdienst. Het gevolg was dat ik ook met een ouderling van de Evangelist Church begon te studeren. Al gauw begon ik bijeenkomsten van zowel de Getuigen als de Evangelists bij te wonen, want ik was vastbesloten de ware religie te vinden.

Tegelijkertijd begon ik, om mijn Griekse opvoeding eer aan te doen, mij meer in de orthodoxe godsdienst te verdiepen. Op een dag ging ik naar drie Grieks-orthodoxe kerken. Toen ik bij de eerste het doel van mijn bezoek uiteenzette, begeleidde de priester mij langzaam naar de deur. Onderwijl legde hij uit dat het voor ons als Grieks-orthodoxen verkeerd was contact met de Getuigen of de Evangelists te hebben.

Zijn houding verbaasde me, maar ik dacht: ’Misschien is deze priester geen goede vertegenwoordiger van de kerk.’ Tot mijn verbazing was de reactie van de priester bij de tweede kerk al niet anders. Hij vertelde me echter wel dat er elke zaterdagavond door een theoloog een bijbelstudieklas in zijn kerk werd gehouden. Toen ik de derde kerk probeerde, werd ik nogmaals teleurgesteld.

Ik besloot echter de bijbelstudieklas bij te wonen die in de tweede kerk werd gehouden en ging er de zaterdag daarop heen. Met veel plezier luisterde ik naar het voorlezen uit het bijbelboek Handelingen. Toen het gedeelte werd gelezen waarin staat dat Cornelius voor Petrus knielde, onderbrak de theoloog het voorlezen en wees erop dat Petrus terecht Cornelius’ daad van aanbidding had afgewezen (Handelingen 10:24-26). Daarop stak ik mijn hand op en zei dat ik een vraag had.

„Ja, wat wilt u weten?”

„Nu, als de apostel Petrus weigerde zich te laten aanbidden, waarom hebben wij dan zijn icoon die wij aanbidden?”

Enkele seconden was het doodstil. Toen leek het wel of er een bom was ingeslagen. Mensen reageerden woedend en er klonken kreten als: „Waar kom jij vandaan?” Twee uur lang werd er verhit gedebatteerd en veel geschreeuwd. Tot slot kreeg ik bij mijn vertrek een boek overhandigd dat ik mee naar huis kon nemen.

Toen ik het opensloeg, waren de eerste woorden die ik las: „Wij zijn Grieken en ons geloof heeft bloed vergoten om onze traditie in stand te houden.” Ik wist dat God niet alleen de God van het Griekse volk is, dus verbrak ik onmiddellijk mijn banden met de Grieks-Orthodoxe Kerk. Van toen af zette ik alleen mijn bijbelstudie met de Getuigen voort. In april 1970 symboliseerde ik mijn opdracht aan Jehovah door de waterdoop en mijn vrouw werd zes maanden later gedoopt.

Contact met de dorpspriester

Tegen het eind van dat jaar stuurde de priester uit mijn geboortedorp in Griekenland mij een brief waarin hij om geld vroeg voor reparaties aan de dorpskerk. In plaats van geld te sturen, zond ik hem het boek De waarheid die tot eeuwig leven leidt, vergezeld van een brief waarin ik uitlegde dat ik nu een van Jehovah’s Getuigen was en dat ik van mening was dat ik de waarheid had gevonden. Na mijn brief ontvangen te hebben, maakte hij in de kerk bekend dat iemand die naar Australië was geëmigreerd, tegen de kerk in opstand was gekomen.

Daarna bleven de moeders die zoons in Australië hadden, de priester vragen of het hun zoon was. Mijn moeder ging zelfs naar zijn huis en smeekte hem het haar te zeggen. „Helaas, het is je zoon”, zei hij. Later vertelde Moeder me dat zij nog liever had gehad dat hij haar had gedood dan dat hij haar dit over mij moest vertellen.

Terugkeer naar Griekenland

Na onze doop wilden mijn vrouw en ik naar Griekenland om onze familie en vrienden te vertellen over de goede dingen die wij uit de bijbel hadden geleerd. Dus keerden wij in april 1971, vergezeld van ons vijfjarig dochtertje Dimitria, voor een lange vakantie terug. Wij verbleven in de stad Kiparissia, zo’n dertig kilometer van mijn geboortedorp Karies. Onze tickets voor de retourvlucht waren zes maanden geldig.

De tweede avond dat ik thuis was, kon Moeder zich niet meer inhouden en vertelde mij onder tranen dat ik de verkeerde weg was ingeslagen en schande over de familienaam had gebracht. Huilend en snikkend smeekte zij me mijn „verkeerde” weg te verlaten. Toen viel zij flauw en zakte in mijn armen ineen. De volgende dag probeerde ik met haar te redeneren en haar uit te leggen dat ik alleen mijn kennis had vergroot van de God over wie zij ons zo liefdevol van kindsbeen af had onderwezen. De avond daarop had ik die gedenkwaardige ontmoeting met de plaatselijke priester en de burgemeester van het dorp.

Mijn twee jongere broers, die in Athene woonden, waren overgekomen voor het paasfeest. Zij meden me beiden alsof ik melaats was. Op een dag begon de oudste van de twee echter te luisteren. Na een gesprek dat ettelijke uren duurde, zei hij dat hij het eens was met alles wat ik hem uit de bijbel had laten zien. Vanaf die dag verdedigde hij me tegenover de rest van de familie.

Daarna ging ik vaak naar Athene om bij mijn broer te logeren. Iedere keer dat ik dat deed, nodigde hij andere gezinnen uit om het goede nieuws te horen. Tot mijn grote vreugde hebben hij en zijn vrouw, samen met drie andere gezinnen waarmee zij de bijbel bestudeerden, later hun opdracht aan God gesymboliseerd door de waterdoop!

De weken gingen snel voorbij en vlak voordat onze zes maanden om waren, kregen wij bezoek van een Getuige die in een gemeente diende die zo’n zeventig kilometer van ons dorp gelegen was. Hij wees erop dat er hulp nodig was bij de prediking in de streek en vroeg of ik wel eens had overwogen voorgoed te blijven. Die avond besprak ik de mogelijkheid met mijn vrouw.

Het zou moeilijk zijn om te blijven, daar waren wij het over eens. Maar het was duidelijk dat het hard nodig was dat de mensen de bijbelse waarheid hoorden. Uiteindelijk besloten wij in ieder geval een jaar of twee te blijven. Mijn vrouw zou naar Australië teruggaan om ons huis en de auto te verkopen en dan zoveel mogelijk bezittingen mee terugbrengen. Nu ons besluit vaststond, gingen wij de volgende ochtend naar de stad en huurden een huis. Ook lieten wij ons dochtertje inschrijven bij de plaatselijke basisschool.

De tegenstand laait op

Al gauw werd ons als het ware de oorlog verklaard. De tegenstand kwam van de politie, het hoofd van de school en de onderwijzers. Op school wilde Dimitria geen kruis slaan. De schoolautoriteiten lieten een politieagent komen om haar angst aan te jagen zodat zij zou gehoorzamen, maar zij hield voet bij stuk. Ik werd bij het hoofd ontboden, die mij een brief van de aartsbisschop liet zien waarin mij gelast werd Dimitria van school te halen. Na een lang gesprek met het hoofd mocht zij echter op school blijven.

Na enige tijd hoorde ik dat er een echtpaar in Kiparissia woonde dat een congres van Jehovah’s Getuigen had bijgewoond, en wij slaagden erin hun belangstelling weer op te wekken. Mijn vrouw en ik nodigden ook Getuigen uit een nabijgelegen dorp bij ons thuis uit om samen de bijbel te bestuderen. Kort daarna kwam de politie echter om ons allemaal mee te nemen naar het politiebureau voor ondervraging. Ik werd ervan beschuldigd mijn huis zonder vergunning als plaats van aanbidding te gebruiken. Maar omdat wij niet gevangen werden gezet, gingen wij door met onze bijeenkomsten.

Ik kreeg een baan aangeboden, maar zodra de bisschop dat hoorde, dreigde hij de zaak van mijn werkgever te laten sluiten als hij mij niet ontsloeg. Er was een loodgietersbedrijf te koop en dat konden wij overnemen. Bijna onmiddellijk kwamen er twee priesters met dreigementen dat zij de zaak zouden sluiten en enkele weken later verordende de aartsbisschop dat ons gezin geëxcommuniceerd moest worden. Iedereen die destijds door de Grieks-Orthodoxe Kerk werd geëxcommuniceerd, werd als een volslagen uitgestotene behandeld. Een politieagent werd voor onze zaak gestationeerd om iedereen ervan te weerhouden binnen te stappen. Ondanks het feit dat er geen klanten kwamen, hielden wij hardnekkig de zaak elke dag open. De vervelende situatie waarin wij verkeerden, werd al snel het onderwerp van gesprek.

Gearresteerd en berecht

Op een zaterdag ging ik met nog iemand op zijn motorfiets op weg om in een naburige plaats te prediken. Daar hield de politie ons aan en nam ons mee naar het politiebureau, waar wij het hele weekend in hechtenis werden gehouden. Op maandagochtend werden wij per trein naar Kiparissia teruggebracht. Het nieuws dat wij waren gearresteerd, verspreidde zich en er verzamelde zich een menigte bij het station om ons onder politiegeleide te zien aankomen.

Nadat onze vingerafdrukken waren genomen, werden wij naar de openbare aanklager gebracht. Hij begon de zaak met de woorden dat hij hardop beschuldigingen tegen ons zou voorlezen die afkomstig waren van dorpelingen die door de politie ondervraagd waren. „Ze vertelden ons dat Jezus Christus Koning was geworden in het jaar 1914”, luidde de eerste beschuldiging.

„Hoe komt u aan dat vreemde idee?”, vroeg de aanklager strijdlustig.

Ik stapte naar voren, pakte de bijbel die hij op zijn lessenaar had liggen, opende die bij Mattheüs hoofdstuk 24 en stelde hem voor dat gedeelte te lezen. Hij aarzelde een ogenblik maar pakte toen de bijbel en begon te lezen. Na enkele minuten gelezen te hebben, zei hij opgewonden: „Hé, als dit waar is, moet ik alles aan de kant zetten en in een klooster gaan!”

„Nee”, zei ik kalm. „U moet de bijbelse waarheid leren kennen en dan anderen helpen de waarheid eveneens te vinden.”

Er arriveerden enkele advocaten en wij konden in de loop van de dag ook enkelen van hen getuigenis geven. De ironie wil dat dit ons nog een aanklacht opleverde — wegens proselitisme!

Dat jaar moesten wij driemaal voorkomen, maar uiteindelijk werden wij ontslagen van rechtsvervolging. Met de overwinning scheen het ijs gebroken te zijn wat de houding van de bevolking tegenover ons betrof. Van toen af stelden zij zich vrijer tegenover ons op en begonnen zij te luisteren naar wat wij over Gods koninkrijk te zeggen hadden.

Uiteindelijk werd het studiegroepje in ons huis in Kiparissia een gemeente. Een christelijke ouderling werd naar onze nieuwe gemeente overgeplaatst en ik werd als dienaar in de bediening aangesteld. De vergaderingen bij ons thuis werden spoedig geregeld bijgewoond door vijftien actieve Getuigen.

Terug naar Australië

Toen er twee jaar en drie maanden verstreken waren, besloten wij naar Australië terug te keren. De jaren hier zijn snel voorbijgegaan. Mijn dochter Dimitria heeft haar geloof bewaard en is getrouwd met een dienaar in de bediening in een gemeente van Melbourne. Ik dien nu als ouderling in een Griekssprekende gemeente in Melbourne, waar ook mijn vrouw en onze vijftienjarige dochter Martha heen gaan.

De kleine gemeente die wij in Kiparissia achterlieten, is nu flink gegroeid en veel mensen daar die het waard zijn, hebben hun hart geopend voor bijbelse waarheden. In de zomer van 1991 ben ik een paar weken in Griekenland op bezoek geweest en heb ik in Kiparissia een openbare lezing gehouden, die door zeventig personen werd bijgewoond. Tot mijn grote vreugde is mijn jongere zus Maria ondanks tegenstand van de familie een dienstknecht van Jehovah geworden.

Ik ben dankbaar dat ik in Australië de gelegenheid heb gehad ware rijkdom te vinden — kennis en begrip van onze Schepper, Jehovah God, en van zijn Koninkrijksregering. Mijn leven heeft nu echt een doel en mijn gezin en ik verwachten in de nabije toekomst te zien hoe de zegeningen van Gods hemelse regering zich over de hele aarde uitbreiden. — Verteld door George Katsikaronis.

[Illustratie op blz. 23]

Kiparissia, waar ik woonde nadat ik uit Australië terug was

[Illustratie op blz. 23]

Met Alexandra, mijn vrouw

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen