De dagen van het satanisme zijn geteld
JEHOVAH GOD schiep Adam en Eva, plaatste hen in een paradijs en zei hun zich te vermenigvuldigen en de aarde te vullen met een rechtvaardig nageslacht. Zij zouden zorg moeten dragen voor de tuin, die moeten bewerken en onderhouden, en zij zouden eeuwig leven, alles op slechts één gemakkelijk te vervullen voorwaarde: ’Gij moogt niet eten van een bepaalde boom in het midden van de tuin. Als gij daarvan eet, zult gij sterven.’ — Genesis 1:27, 28; 2:8, 9, 15-17; Jesaja 45:18.
Een machtige engel rebelleerde tegen God en werd Satan, hetgeen „Tegenstrever” betekent, omdat hij macht naar zich toe wilde trekken. Hij wilde dat de aanbidding van het menselijke ras zich op hem richtte. Hij bracht Eva ertoe de verboden vrucht te eten en beweerde daartoe dat de vrucht goed was tot voedsel en dat zij niet zou sterven maar als God zou worden, in staat om zelf te bepalen wat goed en wat kwaad is. Haar eerste beslissing was een verkeerde; zij bepaalde dat het eten van de verboden vrucht goed zou zijn. Eva at, gaf er ook van aan Adam en hij at, en beiden stierven uiteindelijk. Zo bracht Adam zonde en dood over hun nageslacht, dat zich sindsdien in een stervende toestand bevindt (Genesis 3:1-6; Romeinen 5:12). Het eerste mensenpaar verkoos Satan te volgen en zij werden de eersten die tot de aanbidding van Satan bekeerd werden. Tot op deze dag vinden miljoenen dat de religie van hun oorspronkelijke ouders nog steeds goed genoeg is voor hen. ’Wanneer gij u als slaven aan iemand blijft aanbieden om hem te gehoorzamen, zijt gij slaven van hem omdat gij hem gehoorzaamt.’ — Romeinen 6:16; Johannes 17:15, 16; 1 Johannes 5:19.
Jehovah sprak het uiteindelijke vonnis over Satan uit maar stond hem toe zijn handelwijze een bepaalde tijd voort te zetten. Dit zou Satan de gelegenheid bieden een door hem geuite uitdaging te bewijzen dat God geen mensen op aarde kon plaatsen die Hem onder beproeving trouw zouden blijven — een uitdaging die zo dramatisch werd uitgebeeld, en ten gunste van Jehovah’s kant van de strijdvraag werd beantwoord, in de eerste twee hoofdstukken van het bijbelboek Job. Onder wrede en boosaardige aanvallen van Satan verkoos Job zelf zijn rechtschapenheid jegens God te bewaren, waarmee hij bewees dat Satan een leugenaar was (Genesis 3:15; Exodus 9:16; Job 42:7). In Hebreeën hoofdstuk 11 staat nog een lange lijst van getuigen die Jehovah’s kant kozen in de strijdvraag met betrekking tot de universele soevereiniteit.
Christus Jezus is bij uitnemendheid degene die voor altijd voorzag in het afdoende antwoord ten gunste van Jehovah’s kant van de grote strijdvraag van universele soevereiniteit en menselijke rechtschapenheid jegens God. Dit was een verpletterende nederlaag voor Satan. Jezus wees zonder meer het aanbod af dat Satan hem deed van heerschappij over de hele wereld in ruil voor slechts één daad van aanbidding jegens Satan. Jezus verduurde ook onverschrokken een afschuwelijke beproeving toen hij stierf aan een martelpaal. Hij overwon zowel Satan als Satans wereld, ons daarmee een volmaakt model verschaffend om na te volgen. — Mattheüs 4:8-10; 27:50; Johannes 16:33; Hebreeën 5:7-10; 1 Petrus 2:21.
Gezien de rampzalige tijden waarin wij leven, kan het lijken alsof Satan alleen maar sterker wordt en het satanisme groeit. Het bijbelboek Openbaring geeft echter in hoofdstuk 12, in de verzen 7-9, 12, een totaal ander beeld:
„Er brak oorlog uit in de hemel: Michaël [Christus Jezus] en zijn engelen streden tegen de draak, en de draak en zijn engelen streden, maar hij zegevierde niet, en ook werd er voor hen geen plaats meer gevonden in de hemel. Neergeslingerd werd daarom de grote draak, de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd, die de gehele bewoonde aarde misleidt; neergeslingerd werd hij naar de aarde, en zijn engelen werden met hem neergeslingerd. Weest hierom vrolijk, gij hemelen en gij die daarin verblijft! Wee de aarde en de zee, want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft.”
De dagen van de Paradijsaarde zullen zonder tal zijn!
’Wetend dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft’, verhoogt Satan zijn demonische activiteit in deze „laatste dagen” (Jakobus 5:1-3). Toch schijnt achter de wolken de zon. Openbaring 21:1, 3-5 onthult wat deze hoopgevende omstandigheid is: „Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de vroegere hemel en de vroegere aarde waren voorbijgegaan, en de zee is niet meer. Toen hoorde ik een luide stem, afkomstig van de troon, zeggen: ’Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.’ En Degene die op de troon was gezeten, zei: ’Zie! Ik maak alle dingen nieuw.’ Ook zegt hij: ’Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig.’”
Christus Jezus zal dus duizend jaar regeren en gedurende die tijd zal Jehovah uitvoering geven aan zijn oorspronkelijke voornemen toen hij de aarde schiep en de mens daarop plaatste (Openbaring 20:1, 2, 6). U zult u herinneren wat de mensheid had moeten doen: de aarde vullen met een rechtvaardig nageslacht, zorg dragen voor de aarde en haar planten en dieren, in vrede leven en elkaar liefhebben. De vervulling van dat voornemen is opgeschort om Satan te laten proberen zijn uitdaging waar te maken dat hij alle mensen van Jehovah God af kan keren. Miljarden mensen heeft hij in slavernij gebracht, maar hij heeft gefaald in het geval van ettelijke miljoenen rechtschapenheidbewaarders. — Romeinen 6:16.
Gedurende een tijd van herstel zal Jehovah’s barmhartigheid door bemiddeling van Christus Jezus zich zelfs tot in het graf uitstrekken om de mogelijkheid tot eeuwig leven op een paradijsaarde aan te bieden aan miljarden die de afgelopen duizenden jaren zijn gestorven: „Verwondert u hierover niet, want het uur komt waarin allen die in de herinneringsgraven zijn, zijn stem zullen horen en te voorschijn zullen komen, zij die goede dingen hebben gedaan, tot een opstanding des levens, zij die verachtelijke dingen hebben beoefend, tot een opstanding des oordeels.” — Johannes 5:28, 29.
Ieder die dan weigert zich te voegen naar de rechtvaardige toestanden van die nieuwe aarde, zal niet in leven blijven om de aarde, haar planten en dieren, de vrede van de mensheid of de ware aanbidding van Jehovah God aan te tasten of te vernietigen. Psalm 37:10, 11, 29 bevestigt dit: „Nog maar een korte tijd en de goddeloze zal er niet meer zijn; en gij zult stellig acht geven op zijn plaats, en hij zal er niet zijn. De zachtmoedigen daarentegen zullen de aarde bezitten, en zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede. De rechtvaardigen, díe zullen de aarde bezitten, en zij zullen er eeuwig op verblijven.”
Micha 4:2-4 belooft ware vrede en zekerheid: „Vele natiën zullen stellig heengaan en zeggen: ’Komt, en laten wij opgaan naar de berg van Jehovah en naar het huis van de God van Jakob; en hij zal ons onderrichten omtrent zijn wegen, en wij willen zijn paden bewandelen.’ Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van Jehovah uit Jeruzalem. En hij zal stellig rechtspreken onder vele volken en de zaken rechtzetten met betrekking tot verre, machtige natiën. En zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten smeden en hun speren tot snoeimessen. Zij zullen, natie tegen natie, geen zwaard opheffen, ook zullen zij de oorlog niet meer leren. En zij zullen werkelijk ieder onder hun wijnstok en onder hun vijgeboom zitten, en er zal niemand zijn die hen doet beven; want het is de mond van Jehovah der legerscharen die het heeft gesproken.”
Deze toestand van vrede zal ook de dieren gaan omvatten, zoals Jehovah in Hosea 2:18 aankondigt: „Ik [zal] op die dag stellig een verbond sluiten in verband met het wild gedierte van het veld en met het vliegende schepsel des hemels en het kruipend gedierte van de aardbodem, en de boog en het zwaard en oorlog zal ik uit het land verbreken, en ik wil hen in zekerheid doen neerliggen.” Ezechiël 34:25 spreekt eveneens van een verbond dat de aanwezigheid van „schadelijk wild gedierte” uitsluit.
Verder belooft Jesaja 11:6-9 vrede tussen de dieren in het Paradijs: „De wolf zal werkelijk een poosje bij het mannetjeslam vertoeven, en bij het bokje zal de luipaard zelf zich neerleggen, en het kalf en de jonge leeuw met manen en het weldoorvoede dier alle bij elkaar; en een kleine jongen nog maar zal leider over ze zijn. Ja, de koe en de beer zullen weiden; samen zullen hun jongen neerliggen. En zelfs de leeuw zal stro eten net als de stier. En de zuigeling zal stellig spelen bij het hol van de cobra; en op de lichtopening van een giftige slang zal een gespeend kind werkelijk zijn eigen hand leggen. Men zal generlei kwaad doen noch enig verderf stichten op heel mijn heilige berg; want de aarde zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah, zoals de wateren ook de zee bedekken.”
De zachtmoedigen zullen de aarde beërven. Zij zullen zuinig zijn op de lucht, het water en de bodem. Bronnen en stroompjes zullen het uitgedroogde land drenken. Wouden zullen opnieuw de bergen bekleden die uit winstbejag zijn kaalgekapt. Er zullen weer volop gezonde bossen zijn en vroegere woestijnen zullen bloeien als de roos. De blinden zullen zien, de doven zullen horen, de kreupelen zullen lopen en de stommen zullen spreken (Jesaja 35:1-7). Waardering voor Jehovah’s glorieuze bergen en valleien en zijn kustlanden langs rusteloze zeeën en oceanen zal nooit toelaten dat menselijke hebzucht weer de kop opsteekt om de aarde te ruïneren. Het zal gemakkelijk, natuurlijk zijn voor een ieder van de volmaakte mensheid, vervuld van de vruchten van Jehovah’s geest, om er vreugde in te scheppen zijn naaste lief te hebben als zichzelf en bovenal Jehovah lief te hebben met zijn hele hart, ziel, verstand en kracht. Ja, de hele mensheid zal de geestelijke vruchten „liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing” voortbrengen. — Galaten 5:22, 23.
Te mooi om waar te zijn?
Inmiddels zullen sommige lezers wellicht zeggen: ’Het klinkt allemaal te mooi om waar te zijn.’ Maar nee, de nu bestaande toestanden zijn te slecht om voort te bestaan. Wij bevinden ons in wat de bijbel „de laatste dagen” noemt. Zie om u heen en u vindt bevestigd dat dit zo is. Aangaande „de laatste dagen” zegt Gods Woord dat er „kritieke tijden zullen aanbreken, die moeilijk zijn door te komen. Want de mensen zullen zichzelf liefhebben, het geld liefhebben, zullen aanmatigend zijn, hoogmoedig, lasteraars, ongehoorzaam aan ouders, ondankbaar, deloyaal, zonder natuurlijke genegenheid, niet ontvankelijk voor enige overeenkomst, kwaadsprekers, zonder zelfbeheersing, heftig, zonder liefde voor het goede, verraders, onbezonnen, opgeblazen van trots, met meer liefde voor genoegens dan liefde voor God, die een vorm van godvruchtige toewijding hebben, maar de kracht ervan niet blijken te bezitten; en keer u af van dezen. Maar goddeloze mensen en bedriegers zullen van kwaad tot erger voortgaan, terwijl zij misleiden en worden misleid.” — 2 Timotheüs 3:1-5, 13.
Zelfs als zij met deze overduidelijke schildering van onze tijd geconfronteerd worden, zullen velen nog spotten. Ook dat valt te verwachten. Hun spot vormt op zich een onderdeel dat past in het patroon van bewijsmateriaal dat wij ons in de laatste dagen bevinden: ’In de laatste dagen zullen er spotters komen met hun spotternij, die overeenkomstig hun eigen begeerten te werk gaan en zeggen: „Waar is nu de beloofde tegenwoordigheid van hem? Ach wat, van de dag af dat onze voorvaders zijn ontslapen, blijven alle dingen precies zo als sedert het begin der schepping.” De hemelen en de aarde van nu zijn voor het vuur opgespaard en ze worden bewaard voor de dag van het oordeel en van de vernietiging der goddeloze mensen. Er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig zijn belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen.’ — 2 Petrus 3:3, 4, 7, 13.
Jehovah belooft dat als zijn nieuwe wereld van rechtvaardigheid er is, dit verdorven oude samenstel van Satans wereld gewoon niet meer in de geest zal opkomen: „Ik schep nieuwe hemelen en een nieuwe aarde; en de vroegere dingen zullen niet in de geest worden teruggeroepen, noch zullen ze in het hart opkomen. Maar verheugt u uitbundig en weest blij voor eeuwig over wat ik schep” (Jesaja 65:17, 18). De dagen van het satanisme zijn geteld, en op Gods bestemde tijd zal ook Satan zelf voor altijd vernietigd worden. — Openbaring 20:1-3, 7-10.
Inderdaad, de gezegende toestanden die op de Paradijsaarde zullen ontstaan, zijn niet te mooi om waar te zijn; Jehovah beschouwt de huidige omstandigheden van dit oude samenstel onder Satan als te slecht om voort te duren.
[Illustratie op blz. 10]
De gezegende toestanden die op de Paradijsaarde zullen ontstaan, zijn niet te mooi om waar te zijn