Wie wonen er in het geestenrijk?
DE WERELD is een „supermarkt” vol godsdienstige opvattingen en gezindten geworden. In Afrika alleen al bestaan duizenden godsdienstige groeperingen, elk met hun eigen ideeën over wat zich in het geestenrijk afspeelt. Maar voor een duidelijk en waarheidsgetrouw beeld moeten wij ons tot de bijbel wenden. Daarin worden de geesten die het geestenrijk bewonen — zowel de goede als de slechte — geïdentificeerd. De bijbel maakt ook duidelijk op wie wij met succes een beroep kunnen doen voor hulp en bescherming.
Jehovah, de Almachtige God
De traditionele godsdienst in Afrika leert dat aan het hoofd van de voorouders en godheden een almachtige God staat. In het boek African Mythology wordt in verband daarmee gezegd: „Het lijdt geen twijfel dat bijna alle, zo niet alle, Afrikaanse volken in een Opperwezen geloven, de schepper van alle dingen.” En het boek African Religion in African Scholarship schrijft: „Daar God de absolute heerser over het heelal is, bestaan alle andere wezens en alle macht dank zij Hem. De absolute autoriteit en macht berust bij Hem.”
De bijbel stemt ermee in dat er Een is die de oppermacht heeft in het geestenrijk en beschrijft hem als „de God der goden en de Heer der heren, de grote, sterke en vrees inboezemende God, die niemand partijdig bejegent noch steekpenningen aanneemt”. — Deuteronomium 10:17.
Er zijn in Afrika honderden namen en titels in gebruik voor degene die als de hoogste wordt beschouwd. Maar wat zegt Gods Woord over de goddelijke naam? De psalmist schreef: „Gij, wiens naam Jehovah is, gij alleen [zijt] de Allerhoogste . . . over heel de aarde” (Psalm 83:18). Deze heilige naam komt ruim 7000 maal in het bijbelverslag voor, hoewel sommige bijbelvertalers hem vervangen hebben door titels als „God” of „Heer”.
Omdat Jehovah alles vermag, kan hij ons helpen. Hij beschrijft zichzelf als „een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid, die liefderijke goedheid bewaart voor duizenden, die dwaling en overtreding en zonde vergeeft, maar hij zal geenszins vrijstelling van straf geven”. — Exodus 34:6, 7; 1 Samuël 2:6, 7.
Engelen, machtige dienaren Gods
Lang voordat Jehovah mensen of zelfs de aarde schiep, had hij geestelijke personen in de hemel geschapen. De bijbel zegt dat toen God „de aarde grondvestte . . . alle [engelen]zonen Gods voorts juichend hun instemming betuigden” (Job 38:4-7). Er zijn miljoenen engelen. Jehovah’s dienstknecht Daniël schreef over een visioen van hemelse dingen waarin hij „duizend duizenden [zag] die [God] bleven dienen, en tienduizend maal tienduizend die vlak voor hem bleven staan”. — Daniël 7:10.
De eerste geestelijke persoon die door Jehovah werd geschapen, was degene die als Jezus Christus bekend kwam te staan (Johannes 17:5; Kolossenzen 1:15). Voordat Jezus als mens op aarde leefde, woonde hij als een machtig geestelijk schepsel in de hemel. Na zijn dood als mens werd Jezus opgewekt tot leven in de hemel, waar hij opnieuw een machtig geestelijk schepsel werd. — Handelingen 2:32, 33.
Jezus bezit grote macht in de hemel. In Judas 9 wordt Jezus, die ook als Michaël bekendstaat, „de aartsengel” genoemd, wat wil zeggen dat hij de hoogste of voornaamste engel is (1 Thessalonicenzen 4:16). Hij bezit ook autoriteit over de aarde. Jehovah heeft hem „heerschappij en waardigheid en een koninkrijk gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen alle hèm zouden dienen” (Daniël 7:13, 14). Ondanks Jezus’ grote autoriteit blijft hij onderworpen aan zijn Vader, Jehovah. — 1 Korinthiërs 11:3.
Terwijl trouwe engelen Jehovah dienen, dienen zij ook Gods dienstknechten op aarde. De apostel Paulus schreef: „Zijn [engelen] niet allen geesten voor openbare dienst, uitgezonden om te dienen ten behoeve van hen die redding zullen beërven?” (Hebreeën 1:14) Zij bekommeren zich er vooral om dat mensen de waarheid over Jehovah leren kennen. De apostel Johannes zag in een visioen een „engel in het midden van de hemel vliegen, en hij had eeuwig goed nieuws, om dat als blijde tijdingen bekend te maken aan hen die op de aarde wonen, en aan elke natie en stam en taal en elk volk, en hij zei met een luide stem: ’Vreest God en geeft hem heerlijkheid.’” — Openbaring 14:6, 7.
Satan en de demonen, vijanden van God en de mens
Helaas zijn niet alle engelen God trouw gebleven. Sommigen zijn tegen hem in opstand gekomen en zo vijanden van zowel God als de mensheid geworden. De voornaamste opstandeling is Satan de Duivel.
Hoewel velen thans ontkennen dat Satan bestaat, ontkent niemand dat het kwaad bestaat. Geloven in het kwaad en toch niet geloven dat het een oorzaak heeft, leidt tot „een onontkoombaar probleem”, wordt in het boek The Death of Satan opgemerkt. „Wij zijn ons van iets bewust waarvoor onze cultuur ons niet langer de woordenschat biedt om het onder woorden te brengen.”
De bijbel daarentegen heeft die woordenschat wel en zet duidelijk de waarheid over de bron van het kwaad uiteen. De bijbel legt uit dat de engelenschepselen die Jehovah schiep, allemaal rechtvaardig en goed waren; hij heeft geen enkele goddeloze engel geschapen (Deuteronomium 32:4; Psalm 5:4). Toch kregen de engelen, net als de mensen, het vermogen om te kiezen tussen goed en kwaad. Een van deze volmaakte geestenzonen ontwikkelde een zelfzuchtig verlangen om zich de aanbidding toe te eigenen die Jehovah rechtmatig toekomt. Zo verwierf hij zich de naam Satan, die „Tegenstrever” betekent. (Vergelijk Jakobus 1:14, 15.) Satan is niet louter een trickster (bedrieger), zoals sommige Afrikaanse godsdiensten leren; ook is hij geen „lijfwacht” die degenen beschermt die geregeld offers aan hem brengen. De bijbel toont aan dat hij door en door boosaardig en gemeen is.
Andere engelen sloten zich bij Satans opstand tegen God aan. Deze demonenengelen zijn ook vijanden van mensen op aarde. Ook zij zijn kwaadaardig en gemeen. In vroeger tijden hebben zij sommige mensen stom en blind gemaakt (Mattheüs 9:32, 33; 12:22). Anderen, onder wie kinderen, hebben zij met ziekte of krankzinnigheid geslagen (Mattheüs 17:15, 18; Markus 5:2-5). Het is duidelijk dat niet één verstandig mens iets met Satan of die demonen te maken zou willen hebben.
Waar zijn de voorouders?
Miljoenen mensen in Afrika en elders geloven dat de dood niet het einde van het leven is maar slechts een overgang tot leven in het geestenrijk, het domein van zowel godheden als voorouders. De wetenschapper John Mbiti, een deskundige op het gebied van Afrikaanse godsdiensten, schrijft over het geloof in voorouders, die hij de „levend-doden” noemt: „Zij zijn de ’geesten’ waar Afrikaanse volken zich het meest om bekommeren . . . Zij weten en interesseren zich voor wat er in de familie [op aarde] gebeurt. . . . Zij zijn de behoeders van familieaangelegenheden, -tradities, -ethiek en -activiteiten. Een overtreding op die terreinen is uiteindelijk een overtreding tegen de voorouders, die, in deze hoedanigheid, optreden als de onzichtbare politie van de families en gemeenschappen. Omdat de levend-doden nog steeds ’mensen’ zijn, vormen zij de beste groep tussenpersonen tussen mensen en God: zij kennen de behoeften van mensen, zij zijn ’kort geleden’ hier bij de mensen geweest, en tegelijkertijd hebben zij algehele toegang tot de kanalen van communicatie met God.”
Wat zegt de bijbel evenwel over de toestand van de doden? De bijbel maakt duidelijk dat er niet zoiets is als de „levend-doden”. Mensen zijn óf levend óf dood — nooit allebei. Gods Woord leert dat de doden niet kunnen horen, zien, spreken of denken. De doden zijn niet in staat als politie toezicht uit te oefenen op de levenden. De bijbel zegt: „De doden . . . zijn zich van helemaal niets bewust . . . Hun liefde en hun haat en hun jaloezie zijn reeds vergaan . . . Er is geen werk noch overleg noch kennis noch wijsheid in Sjeool [het graf], de plaats waarheen gij gaat” (Prediker 9:5, 6, 10). „[De mens] keert terug naar zijn grond; waarlijk, op die dag vergaan zijn gedachten.” — Psalm 146:4.
Terug tot het stof
Mocht het u moeilijk vallen dit te aanvaarden, sta dan eens stil bij wat er met de eerste mens, Adam, gebeurde. Jehovah vormde Adam „uit stof van de aardbodem” (Genesis 2:7). Toen Adam Jehovah’s gebod overtrad, was de dood zijn straf. God zei tegen hem: „Gij [zult terugkeren] tot de aardbodem . . ., want daaruit werdt gij genomen. Want stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren.” — Genesis 3:19.
Voordat Jehovah Adam uit het stof schiep, bestond Adam niet. Toen hij ’tot de aardbodem terugkeerde’, werd hij dus opnieuw levenloos, net als het stof. Hij ging niet over naar het rijk der voorouderlijke geesten. Hij ging niet naar de hemel of een hel. Toen hij stierf, was dat het einde voor hem.
Gebeurt met andere mensen hetzelfde bij hun dood? Inderdaad. De bijbel zegt: „Allen [zowel mensen als dieren] gaan naar één plaats. Zij zijn allen uit het stof ontstaan, en zij keren allen tot het stof terug” (Prediker 3:20). De bijbel belooft wel dat God de menselijke doden zal opwekken tot leven op een paradijsaarde, maar die tijd ligt nog in de toekomst (Johannes 5:28, 29; Handelingen 24:15). Ondertussen dienen wij de doden niet te vrezen en geen offers aan hen te brengen, want zij kunnen ons niet helpen noch ons schade berokkenen.
Satan en zijn demonen willen mensen misleiden ten aanzien van de toestand van hun gestorven voorouders en bevorderen dus de leugen dat mensen na de dood voortleven. Onware verhalen vormen één manier waarop zij dit doen (1 Timotheüs 4:1). Ook gebruiken zij visioenen, dromen en geestenmediums om mensen te doen geloven dat zij contact hebben gehad met de doden. Maar het zijn niet de doden waarmee contact wordt gelegd. In plaats daarvan zijn het demonen die voorgeven overleden mensen te zijn. Daarom laat Jehovah zich uiterst veroordelend uit over degenen die bij de doden te rade gaan, hetzij rechtstreeks of indirect, langs andere wegen, zoals waarzeggerij. — Deuteronomium 18:10-12.
[Illustratie op blz. 6]
Via visioenen, dromen en geestenmediums misleiden de demonen mensen en jagen zij hun angst aan
[Illustraties op blz. 7]
Om mensen te misleiden geven demonen voor de overledenen te zijn