Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • wi blz. 3-11
  • De bijbel — Door God geïnspireerd?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De bijbel — Door God geïnspireerd?
  • Zal er ooit een wereld zijn zonder oorlog?
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Zijn er bewijzen voor inspiratie?
  • Staat de bijbel vol tegenstrijdigheden?
  • Alleen te begrijpen door geleerden?
  • Is er enige bijbelse basis voor de mondelinge thora?
  • De mondelinge wet — Waarom op schrift gesteld?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1999
  • Judaïsme — Een zoeken naar God via de Schrift en de overlevering
    De mens op zoek naar God
  • Profetieën die zijn uitgekomen
    De bijbel — Gods woord of dat van mensen?
  • Wat is de Thora?
    Vragen over de Bijbel
Meer weergeven
Zal er ooit een wereld zijn zonder oorlog?
wi blz. 3-11

De bijbel — Door God geïnspireerd?

1, 2. Waarom respecteren velen de bijbel, en waar maken de schrijvers aanspraak op?

THE New Encyclopædia Britannica noemt de bijbel „de waarschijnlijk invloedrijkste verzameling van boeken in de menselijke geschiedenis”. Velen slaan de bijbel hoog aan vanwege zijn ouderdom — delen ervan werden 3500 jaar geleden geschreven. Toch is de erin vervatte praktische raad, die zo up to date is, een van de redenen dat er meer dan drie miljard exemplaren van dit boek verspreid zijn en dat het in zijn geheel of gedeeltelijk in bijna 2000 talen vertaald is, wat het tot ’s werelds best-seller aller tijden maakt.

2 Naast deze factoren, die alle respect voor de bijbel inboezemen, is er nog een kenmerk dat dit boek door de eeuwen heen zoveel invloed en aantrekkingskracht heeft bezorgd — het feit dat de bijbel er aanspraak op maakt de geïnspireerde openbaring van de Almachtige God te zijn. Mozes, die de thora (de eerste vijf boeken van de bijbel) heeft samengesteld, ’schreef alles op’ wat God hem zei, waartoe ook het scheppingsverslag, het bericht over de vloed in Noachs dagen, en de geschiedenis van Abraham en van Mozes’ eigen bemoeienissen met God behoorden (Exodus 24:3, 4). Koning David zei: „De geest van de HEER heeft door mij gesproken, zijn boodschap is op mijn tong” (2 Samuël 23:2). Andere bijbelschrijvers maakten soortgelijke aanspraken op goddelijke leiding. Al deze geschriften samen vormen Gods eigen verklaring van de geschiedenis — de ware betekenis, interpretatie en uiteindelijke afloop ervan. De vele verschillende schrijvers van de Schrift — koningen, loonarbeiders, priesters en anderen — traden allen als secretarissen op om de gedachten van God, de Auteur van de bijbel en Degene die borg staat voor de erin vervatte beloften, op te tekenen.

3. Waaruit blijkt dat geloof in God en geloof in de wetenschap niet onverenigbaar zijn?

3 Aangezien de bijbel er aanspraak op maakt God als Auteur te hebben, betreft misschien de belangrijkste vraag van velen de kwestie of de Auteur ervan wel bestaat. Veel mensen verwerpen Gods bestaan rechtstreeks. Anderen, die in de veronderstelling verkeren dat alle intelligente mensen het denkbeeld dat er een God bestaat en dat men in de bijbel moet geloven, hebben laten varen, vragen: „Waarom geloven geleerden niet in God?” Is die veronderstelling werkelijk juist? Een artikel in het tijdschrift New Scientist zei dat de „opvatting dat geleerden wel ongelovig zullen zijn . . . absoluut verkeerd is”.2 In hetzelfde artikel wordt bericht dat willekeurige opiniepeilingen op universiteiten, instituten voor wetenschappelijk onderzoek en bedrijfslaboratoria te kennen geven dat „wel acht van de tien geleerden een religieuze geloofsovertuiging zijn toegedaan of beginselen ondersteunen die ’niet-wetenschappelijk’ zijn”. Er kan dus niet naar waarheid worden gezegd dat geloof onverenigbaar is met de wetenschap of met geleerden. (Zie kader op blz. 4, 5.)

EVOLUTIE — EEN FEIT?

VOLGENS het scheppingsverslag in Genesis werden alle levensvormen geschapen „naar hun soort”, of fundamentele groep (Genesis 1:12, 24, 25). Veel evolutionisten hebben bij het propageren van hun theorie het bijbelse verslag als lachwekkend afgedaan. Maar is er ook maar één bewijs dat er door kruising of mutaties ooit een nieuwe soort is ontstaan?e Vanaf de vroegst opgetekende berichten tot op heden zijn honden nog steeds honden, en katten blijven katten. Zelfs kakkerlakken, die onder de oudste fossiele insekten aangetroffen worden, zijn praktisch identiek met hedendaagse kakkerlakken.

Ja, wat voor bewijsmateriaal heeft de wetenschappelijke gemeenschap in de ruim honderd jaar waarin ze zich sinds Darwins Origin of Species met intensieve onderzoekingen heeft beziggehouden, voortgebracht?f Tot welke conclusies zijn sommige experts gekomen?

HET FOSSIELENVERSLAG: Het fossiele bewijsmateriaal wordt door sommigen ’het laatste hof van beroep’ genoemd omdat het de enige authentieke geschiedenis van het leven is die de wetenschap ter beschikking staat. Wat laat dit verslag zien?

John Moore, hoogleraar in de natuurwetenschappen, berichtte het volgende over de resultaten van een uitgebreide studie waarmee de Geological Society of London en de Palaeontological Association of England zich hadden beziggehouden: „Zo’n 120 geleerden, allen specialisten, stelden 30 hoofdstukken samen voor een monumentaal boek van meer dan 800 pagina’s, en behandelden daarin het fossielenverslag voor planten en dieren . . . Elke belangrijke vorm of soort van plant en dier blijkt een geschiedenis te hebben die losstaat en onderscheiden is van die van alle andere vormen of soorten! Groepen van zowel planten als dieren verschijnen plotseling in het fossielenverslag. . . . Er is geen spoor van een gemeenschappelijke voorouder, laat staan een schakel met een of ander reptiel, waar ze naar men veronderstelt uit zijn voortgekomen.” — Should Evolution Be Taught?, 1970, blz. 9, 14.

ZOUDEN MUTATIES EVOLUTIE HEBBEN KUNNEN VEROORZAKEN? Vanwege de schadelijke aard van mutaties werd in The Encyclopedia Americana toegegeven: „Het feit dat de meeste mutaties schadelijk zijn voor het organisme, schijnt moeilijk te rijmen met de opvatting dat mutaties de bron zijn van nog onbewerkte grondstoffen voor de evolutie. De mutanten op de plaatjes in biologieboeken vormen inderdaad een verzameling gedrochten en monsters, en mutatie schijnt veeleer een destructief dan een constructief proces te zijn.” — 1977, Deel 10, blz. 742.

HOE STAAT HET MET DE AAPMENSEN? In Science Digest stond: „Het opmerkelijke feit is dat alle tastbare bewijzen die wij voor de evolutie van de mens bezitten, nog steeds in één enkele doodskist passen, en dan is er nog ruimte over! . . . De hedendaagse mensapen bijvoorbeeld schijnen uit het niets opgedoken te zijn. Ze hebben geen verleden, geen fossielenverslag. En de ware oorsprong van hedendaagse mensen — van rechtop lopende, onbehaarde, werktuigen vervaardigende wezens met een grote hersenomvang — is, als wij eerlijk tegenover onszelf moeten zijn, al even mysterieus.” — Mei 1982, blz. 44.

EEN THEORIE DIE IN EEN CRISIS VERKEERT: Let op de volgende door Michael Denton, een moleculair bioloog, geuite commentaren zoals die zijn aangehaald uit zijn boek Evolution: A Theory in Crisis:

„Het is buiten kijf dat Darwin in geen enkel opzicht over voldoende bewijsmateriaal beschikte om zijn evolutietheorie te bevestigen. . . . Zijn algemene theorie, dat alle leven op aarde door een geleidelijke opeenvolgende accumulatie van toevallige nuttige mutaties was ontstaan en geëvolueerd, is nog steeds, net als in Darwins tijd, een hoogst speculatieve hypothese zonder ook maar enig ondersteunend rechtstreeks feitenmateriaal en in de verste verte niet het vanzelfsprekende axioma dat sommige van de agressievere voorstanders ervan ons zouden willen doen geloven. . . . Men zou verwacht hebben dat zo’n uitermate belangrijke theorie, een theorie die de wereld letterlijk veranderd heeft, iets meer zou zijn dan metafysica, iets meer dan een mythe.” — Uitgave van 1986, blz. 69, 77, 358.

e Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen wat „micro-evolutie”, of progressieve ontwikkelingen, aanpassingen en veranderingen binnen een soort, genoemd wordt en „macro-evolutie”, de leer dat de ene soort in de andere evolueert. Zij die evolutie onderwijzen, doelen gewoonlijk op laatstgenoemde opvatting.

f Zie voor een gedetailleerde bespreking het boek Leven — Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping?, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.

Zijn er bewijzen voor inspiratie?

4. Welke wetenschappelijke waarheden werden duizenden jaren geleden in de bijbel vermeld?

4 Wanneer iemand tot de conclusie komt dat er overtuigende bewijzen zijn voor het bestaan van een Schepper, rest nog steeds de vraag of hij mensen ertoe geïnspireerd heeft zijn gedachten en voornemens in de bijbel op te tekenen. Er zijn vele redenen waarom wij er zeker van kunnen zijn dat dit het geval is, en een daarvan is dat de bijbel wetenschappelijk nauwkeurig is. (Zie kader op blz. 6.) Meer dan 3000 jaar geleden bijvoorbeeld zei Job dat God „de aarde ophangt over niets” (Job 26:7, JP). Ongeveer 2700 jaar geleden verklaarde de profeet Jesaja dat God „boven het rond der aarde zit” (Jesaja 40:22, JP). Hoe kunnen Job of Jesaja nu op de hoogte zijn geweest van deze fundamentele wetenschappelijke waarheden dat de aarde in de ruimte hangt en een bol is? Dit mogen thans dan welbekende feiten zijn, maar deze verklaringen werden gedaan toen men van zulke denkbeelden nog nooit gehoord had. Is goddelijke openbaring niet de redelijkste verklaring?

„IN HET BEGIN SCHIEP GOD” . . .

. . . „DE HEMEL EN DE AARDE” (Genesis 1:1, JP). — De meeste geleerden in deze tijd zijn het erover eens dat het universum een begin heeft gehad. De astronoom Robert Jastrow schreef: „Nu zien wij hoe het astronomische bewijsmateriaal leidt tot een bijbelse kijk op de oorsprong van de wereld. De details verschillen, maar de essentiële elementen in het astronomische en het bijbelse verhaal van de oorsprong, de genesis, zijn hetzelfde: de keten van gebeurtenissen die tot de mens leidde, begon plotseling, op een scherp begrensd moment in de tijd, in een flits van licht en energie.” — God and the Astronomers, 1978, blz. 14.

. . . „LEVENDE SCHEPSELEN” (Genesis 1:20). — De natuurkundige H. S. Lipson, die besefte hoe onwaarschijnlijk het is dat leven spontaan is ontstaan, zei: „De enige aanvaardbare verklaring is schepping. Ik weet dat dit voor natuurkundigen een gruwel is, zoals het dat voor mij ook is, maar wij moeten een theorie die ons niet bevalt, niet verwerpen wanneer ze door experimenten wordt gestaafd.” — Physics Bulletin, Deel 31, 1980, blz. 138.

Zou spontane generatie, hoe onwaarschijnlijk ook, toch niet plaatsgevonden kunnen hebben? De natuurkundige en astronoom Fred Hoyle zegt: „Er is geen greintje objectief bewijsmateriaal ter ondersteuning van de hypothese dat het leven hier op de aarde in een organische soep begonnen is.” Hij zegt ook: „Nu biochemici steeds meer ontdekken over de ontzagwekkende complexiteit van het leven, is het zonneklaar dat de kansen dat het bij toeval is ontstaan zo miniem zijn, dat ze volkomen uitgesloten kunnen worden. Het leven kan niet bij toeval ontstaan zijn.” Hoyle voegt eraan toe: „Biologen geven zich over aan ongefundeerde fantasieën teneinde te ontkennen wat zo overduidelijk is, namelijk dat de 200.000 aminozuurketens, en derhalve het leven, niet bij toeval zijn ontstaan.” In feite vraagt hij: ’Hoe zouden alleen door de toevallige aaneenkoppeling van chemische verbindingen in een organische brij de 2000 enzymen kunnen zijn ontstaan die voor leven noodzakelijk zijn?’ Hij zegt dat de mogelijkheid één op 1040.000 is, wat „ongeveer neerkomt op de kans dat men met een zuivere dobbelsteen 50.000 keer achter elkaar een zes gooit!” (The Intelligent Universe, F. Hoyle, 1983, blz. 11, 12, 17, 23) Hij voegt eraan toe: „Als men niet behoort tot degenen die, door algemeen heersende opvattingen of wetenschappelijke opleiding bevooroordeeld, stellig menen dat het leven [spontaan] op de aarde is ontstaan, dan is dit simpele rekensommetje voldoende om die gedachte totaal van de baan te vegen.” — Evolution From Space, Fred Hoyle en Chandra Wickramasinghe, 1981, blz. 24.

5, 6. Welke vervullingen van profetieën vormen het bewijs dat de bijbelschrijvers door God geïnspireerd waren?

5 Profetieën, in feite geschiedenis die werd opgetekend voordat de gebeurtenissen zich voordeden, zijn misschien wel het belangrijkste kenmerk van de bijbel waardoor zijn aanspraak op goddelijke inspiratie wordt bevestigd. De profeet Jesaja voorzei bijvoorbeeld niet alleen dat Jeruzalem door Babylon verwoest zou worden en dat de hele joodse natie in gevangenschap zou gaan, maar ook dat de Perzische generaal Cyrus mettertijd Babylon zou veroveren en de joden uit gevangenschap zou bevrijden (Jesaja 13:17-19; 44:27–45:1). Kunt u zich een ander middel dan goddelijke inspiratie indenken waardoor Jesaja 200 jaar van tevoren feilloos Cyrus’ geboorte, zijn naam en wat hij precies zou doen, zou hebben kunnen voorzeggen? (Zie kader op blz. 7.)

GOD — ’DE ONTHULLER VAN MYSTERIES’ DOOR MIDDEL VAN PROFETIEËN

TOEN de profeet Daniël tot een koning uit de oudheid sprak, zei hij: „Het mysterie waarnaar de koning heeft geïnformeerd — de wijzen, exorcisten, magiërs en waarzeggers kunnen de koning er niet over inlichten. Maar er is een God in de hemel die mysteries onthult” (Daniël 2:27, 28). Zijn er bewijzen dat God werkelijk door middel van profetieën mysteries onthult? Hier volgen enkele voorbeelden.

De val van Babylon: „Zo heeft de HEER gezegd tot Cyrus, Zijn gezalfde — wiens rechterhand Hij heeft gegrepen, om voor hem uit natiën te vertreden, de lendenen van koningen te ontgorden, de deuren voor hem uit te openen en geen poort gesloten te laten blijven.” — Jesaja 45:1, geprofeteerd ca. 732 v.G.T. Zie ook Jeremia 50:35-38; 51:30-32, geprofeteerd v. 625 v.G.T.

Vervulling — 539 v.G.T.: De geschiedschrijvers Herodotus en Xenophon vertellen dat Cyrus de Pers de wateren van de Eufraat, die midden door Babylon stroomde, omleidde en zijn strijdkrachten door de rivierbedding liet optrekken, de Babylonische wachters overrompelde en de stad in één nacht innam. Zelfs met gebruikmaking van deze strategie had Cyrus de stad niet kunnen binnentrekken als de poorten op de oevers van de Eufraat, die toegang gaven tot de stad, niet zorgeloos waren opengelaten. De ’poorten bleven niet gesloten’, precies zoals in de profetie was voorzegd.

Het lot van Tyrus: „Zo heeft de Heer GOD gezegd: Ik ga tegen u optreden, o Tyrus! Ik wil vele natiën tegen u doen aanstormen, net als de zee haar golven doet aanstormen. . . . En ik wil haar aarde van haar afschrapen en haar achterlaten als een kale rots. . . . En zij zullen uw stenen en hout en aarde in het water storten.” — Ezechiël 26:3, 4, 12, geprofeteerd ca. 613 v.G.T.

Vervulling — 332 v.G.T.: Alexander de Grote bouwde een landbrug, of dam, van het vasteland naar het eilanddeel van Tyrus (800 meter uit de kust) zodat zijn soldaten naar de overzijde konden trekken en de eilandstad konden aanvallen. The Encyclopedia Americana bericht: „Met het puin van het op het vasteland gelegen deel van de stad, die hij met de grond had gelijkgemaakt, bouwde hij in 332 een enorme dam om het eiland met het vasteland te verbinden.” Na een betrekkelijk korte belegering werd de eilandstad verwoest, en Ezechiëls profetie werd tot in details vervuld. Zelfs de ’stenen en het houtwerk en het stof’ van Oud-Tyrus (het stadsdeel op het vasteland) werden ’midden in het water gedeponeerd’.

De verwoesting van Jeruzalem: „Vervolgens zei Jesaja tot Hizkia: ’Hoor het woord van de HEER der Legerscharen: Er komt een tijd dat alles in uw paleis, wat uw voorvaders tot op deze dag vergaard hebben, naar Babylon weggevoerd zal worden; niets zal achtergelaten worden.’” — Jesaja 39:5, 6, geprofeteerd ca. 732 v.G.T.; zie ook Jesaja 24:1-3; 47:6.

De profeet Jeremia kondigde af: „Ik ga hen [de Babyloniërs] . . . tegen dit land en zijn bewoners brengen . . . Dit hele land zal een verlaten ruïne worden. En die natiën zullen de koning van Babylon zeventig jaar dienen.” — Jeremia 25:9, 11, geprofeteerd v. 625 v.G.T.

Vervulling — 607 v.G.T. (volgens de meeste wereldlijke chronologieën 586 v.G.T.): Babylon verwoestte Jeruzalem na een belegering van anderhalf jaar. De stad en de tempel werden met de grond gelijkgemaakt en de joden zelf werden naar Babylon weggevoerd (2 Kronieken 36:6, 7, 12, 13, 17-21). De hele natie bleef zeventig jaar in ballingschap, zoals Jeremia had voorzegd. Hun wonderbaarlijke bevrijding in 537 v.G.T. door Cyrus de Grote, die Babylon innam, geschiedde als een vervulling van de profetie van Jesaja, die hem bij name had genoemd (Jesaja 44:24-28). De profeet Daniël, die zich in gevangenschap in Babylon bevond, berekende de precieze tijd van de bevrijding van zijn volk, waarbij hij zijn conclusie op de profetie van Jeremia baseerde. — Daniël 9:1, 2.

6 Enkele van de opmerkelijkste profetieën zijn opgetekend door Daniël, een profeet die in de zesde eeuw v.G.T. leefde. Niet alleen voorzei hij dat Babylon door de Meden en de Perzen ingenomen zou worden, maar hij voorspelde ook gebeurtenissen die lang na zijn tijd, in de verre toekomst, zouden plaatsvinden. In Daniëls profetie werd bijvoorbeeld de opkomst van Griekenland als een wereldrijk onder Alexander de Grote (336–323 v.G.T.) voorzegd, de verdeling van Alexanders rijk onder zijn vier generaals na zijn voortijdige dood, en de opkomst van het Romeinse Rijk, met zijn vreeswekkende militaire macht (eerste eeuw v.G.T.) (Daniël 7:6; 8:21, 22). Al deze gebeurtenissen zijn nu onweerlegbare historische feiten.

7, 8. (a) Welke beschuldiging hebben sommigen met betrekking tot bijbelprofetieën geuit? (b) Waardoor wordt bewezen dat er geen goede grond bestaat voor de beschuldiging dat er bedrog in het spel is geweest?

7 Omdat bijbelprofetieën zo nauwkeurig zijn, hebben critici ze als bedrog gebrandmerkt, dat wil zeggen, als zouden ze niets anders zijn dan geschiedenis die geschreven werd nadat de feiten zich hadden voorgedaan maar die onder het mom van profetie werd gepresenteerd. Maar hoe kan iemand nu redelijkerwijs beweren dat joodse priesters een profetie zouden durven verzinnen? En waarom zouden zij profetieën verzinnen die de scherpst denkbare kritiek tegen henzelf bevatten? (Jesaja 56:10, 11; Jeremia 8:10; Zefanja 3:4) Hoe zou bovendien een hele geletterde natie, die opgeleid en onderwezen was met de bijbel als haar heilige boek, zich door zulk bedrog hebben kunnen laten misleiden? — Deuteronomium 6:4-9.

8 Hoe zou er van enig bedrog in verband met de verdwijning van hele beschavingen, zoals die van Edom en Babylon, sprake kunnen zijn terwijl deze gebeurtenissen vele eeuwen na de voltooiing van de Hebreeuwse Geschriften plaatsvonden? (Jesaja 13:20-22; Jeremia 49:17, 18) Zelfs al beweert iemand dat deze profetieën niet tijdens het leven van de profeten zelf werden geschreven, dan werden ze toch nog vóór de derde eeuw v.G.T. te boek gesteld, want tegen die tijd werden ze reeds in het Grieks vertaald en in de Septuaginta opgenomen. Ook zijn de Dode-Zeerollen (die gedeelten van alle profetische bijbelboeken bevatten) in de tweede en eerste eeuw v.G.T. gedateerd. Zoals is opgemerkt, werden veel profetieën pas na deze tijdsperioden vervuld.

Staat de bijbel vol tegenstrijdigheden?

9-12. (a) Waarom zeggen sommigen dat de bijbel zichzelf tegenspreekt? (b) Hoe worden sommige „tegenstrijdigheden” opgelost?

9 Maar sommigen werpen tegen: ’De bijbel staat vol tegenstrijdigheden.’ Heel vaak hebben degenen die deze bewering uiten, de kwestie niet persoonlijk onderzocht maar hebben zij slechts een of twee vermeende voorbeelden van anderen gehoord. In werkelijkheid worden de meeste zogenaamde tegenstrijdigheden gemakkelijk opgelost wanneer men in gedachte houdt dat de bijbelschrijvers hun onderwerp dikwijls in een paar woorden samenvatten. Een voorbeeld hiervan treffen wij in het scheppingsverslag aan. Velen die Genesis 1:1, 3 met Genesis 1:14-16 vergelijken, hebben gevraagd hoe het mogelijk is dat God op de vierde scheppingsdag de hemellichten „maakte” terwijl het licht — dat kennelijk van deze zelfde hemellichten afkomstig is — reeds op de eerste scheppingsdag de aarde bereikte. In dit geval elimineerde de Hebreeuwse schrijver de noodzaak van een uitvoerige uiteenzetting door een zorgvuldige woordkeus. Merk op dat in vers 14-16 gesproken wordt over „maken” in tegenstelling tot „scheppen” in Genesis 1:1, en „lichten” in tegenstelling tot „licht” in Genesis 1:3. Dit wijst erop dat de zon en de maan, die reeds bestonden, op de vierde scheppingsdag duidelijk door de dichte atmosfeer van de aarde heen konden worden waargenomen.a

10 Genealogische tabellen hebben ook enige verwarring veroorzaakt. Zo vermeldt Ezra in het door hem opgetekende priesterlijke geslachtsregister in 1 Kronieken 5:29-40 (6:3-14, NW) bijvoorbeeld 23 namen, maar noemt hij slechts 16 namen voor dezelfde periode wanneer hij in Ezra 7:1-5 zijn eigen geslachtsregister opstelt. Dit is geen tegenstrijdigheid maar eenvoudig een kwestie van inkorting. Bovendien kan een schrijver, in overeenstemming met het oogmerk waarmee hij een gebeurtenis optekende, details hebben geaccentueerd, afgezwakt, opgenomen of weggelaten die een andere bijbelschrijver bij het optekenen van dezelfde gebeurtenis anders weergaf. Hier is geen sprake van tegenstrijdigheden, maar de verschillen in de verslagen zijn veeleer daaraan toe te schrijven dat de schrijvers vanuit verschillende gezichtspunten en met een bepaalde lezerskring in gedachten schreven.b

11 Vaak kunnen ogenschijnlijke tegenstrijdigheden opgelost worden als wij eenvoudig de context onderzoeken. „Waar haalde Kaïn zijn vrouw vandaan?”, is bijvoorbeeld een veelgehoorde vraag die laat uitkomen dat men meent dat hierdoor een tegenstrijdigheid in het bijbelse verslag wordt onthuld. Men gaat er hierbij van uit dat Adam en Eva slechts twee zonen hadden, Kaïn en Abel. De moeilijkheid wordt gemakkelijk opgelost als men verder leest. In Genesis 5:4 staat: „Na de geboorte van Seth leefde Adam 800 jaar en verwekte zonen en dochters.” Kaïn trouwde dus met een van zijn zusters of misschien met een nicht van hem, hetgeen volledig in overeenstemming zou zijn met Gods oorspronkelijke bedoeling voor de uitbreiding van de menselijke familie. — Genesis 1:28.

12 Het is heel duidelijk dat veel details van de menselijke geschiedenis niet zijn opgetekend als deel van het Goddelijke Bericht. Maar elk detail dat noodzakelijk was, zowel voor degenen die het oorspronkelijk lazen als voor ons in deze tijd, is wèl opgenomen zonder dat het verslag omslachtig en onleesbaar werd.

Alleen te begrijpen door geleerden?

13-15. (a) Waarom geloven sommigen dat de bijbel te moeilijk voor ons is om te begrijpen? (b) Hoe weten wij dat het Gods bedoeling was dat zijn Woord begrepen zou worden?

13 Hebt u ooit de vraag gesteld: „Waarom zijn er zo veel tegenstrijdige interpretaties van de bijbel?” Sommige oprechte mensen raken in verwarring en ontmoedigd wanneer zij horen hoe religieuze autoriteiten elkaar tegenspreken. De conclusie waartoe velen komen, is dat de bijbel onduidelijk en tegenstrijdig is. Als gevolg hiervan verwerpen velen de bijbel volledig, in de mening dat dit boek te moeilijk is om te lezen en te begrijpen. Anderen die met deze grote verscheidenheid van religieuze interpretaties worden geconfronteerd, zien ertegenop de Schrift ernstig te onderzoeken. Sommigen zeggen: „Goedonderlegde mensen hebben jarenlang op religieuze seminaries gestudeerd. Hoe zou ik ooit in twijfel kunnen trekken wat zij leren?” Maar is dit de manier waarop God de kwestie beziet?

14 Toen God de Wet aan de natie Israël gaf, maakte hij niet kenbaar dat hij hun een stelsel van aanbidding gaf dat zij niet konden begrijpen, een stelsel dat overgelaten moest worden aan theologisch geschoolde wijze mannen of „geleerden”. Bij monde van Mozes verklaarde God in Deuteronomium 30:11, 14: „Dit Voorschrift dat ik u heden opleg, is beslist niet te onbegrijpelijk voor u, noch is het buiten uw bereik. Nee, het is erg dicht bij u, in uw mond en in uw hart, opdat gij het moogt nakomen.” Aan de hele natie, niet slechts aan de leiders, werd gezegd: „Neem deze voorschriften die ik u heden gebied, ter harte. Prent ze uw kinderen in. Herhaal ze hardop wanneer gij thuis zijt en wanneer gij weg zijt, wanneer gij neerligt en wanneer gij opstaat” (Deuteronomium 6:6, 7). Gods geboden, die alle op schrift werden gesteld, waren zo duidelijk dat de hele natie, zowel ouders als kinderen, ze konden opvolgen.c

15 Zo ver terug als in Jesaja’s tijd haalden religieuze leiders zich Gods veroordeling op de hals door zich te verstouten Gods wetten te interpreteren en er heel wat aan toe te voegen. De profeet Jesaja schreef: „Dat volk heeft Mij met zijn mond genaderd en Mij met zijn lippen geëerd, maar heeft zijn hart ver van Mij verwijderd gehouden, en zijn aanbidding van Mij is een uit het hoofd geleerd gebod van mensen” (Jesaja 29:13). Hun aanbidding was een gebod van mensen geworden, niet van God (Deuteronomium 4:2). Het waren deze ’mensengeboden’, hun eigen interpretaties en verklaringen, die tegenstrijdig waren. Gods woorden waren dat niet. Zo is het ook in deze tijd.

Is er enige bijbelse basis voor de mondelinge thora?

16, 17. (a) Wat geloven sommigen met betrekking tot een mondelinge wet? (b) Wat geeft de bijbel te kennen met betrekking tot een mondelinge wet?

16 Sommigen geloven dat Mozes behalve de „geschreven thora” nog een „mondelinge thora” ontving. Volgens deze opvatting verordende God het zo dat bepaalde geboden niet opgetekend werden maar veeleer van geslacht op geslacht mondeling werden doorgegeven, zodat ze slechts door mondelinge overlevering bewaard bleven. (Zie kader op blz. 10.) Het bijbelse verslag laat echter duidelijk zien dat Mozes nooit de opdracht heeft gekregen een mondelinge wet door te geven. Exodus 24:3, 4 vertelt ons: „Mozes ging en herhaalde voor het volk alle geboden van de HEER en alle bepalingen; en heel het volk antwoordde met één stem en zei: ’Alle dingen die de HEER heeft geboden, zullen wij doen!’” Vervolgens „schreef [Mozes] alle geboden van de HEER op”. Verder wordt ons in Exodus 34:27 gezegd: „En de HEER zei tot Mozes: Schrijf deze geboden op, want in overeenstemming met deze geboden sluit ik een verbond met u en met Israël.” Voor een ongeschreven mondelinge wet was in het door God met Israël gesloten verbond geen plaats. (Zie kader op blz. 8.) Nergens in de bijbel wordt melding gemaakt van het bestaan van een mondelinge wet.d Wat nog belangrijker is, de leringen ervan zijn in tegenspraak met de Schrift en versterken de verkeerde indruk dat de bijbel zichzelf tegenspreekt. (Zie kader op blz. 22.) Maar het is de mens, niet God, die verantwoordelijk is voor deze verwarring. — Jesaja 29:13. (Zie kaders op blz. 20, 21.)

HEEFT DE THORA „ZEVENTIG GEZICHTEN”?

HET is in het huidige Israël niet ongewoon mensen een welbekende joodse uitdrukking — „De thora heeft zeventig gezichten” — te horen bezigen, waarmee te kennen wordt gegeven dat zij de mening zijn toegedaan dat de Schrift op vele verschillende, zelfs tegenstrijdige, manieren geïnterpreteerd kan worden. Dit wordt beschouwd als iets wat zowel voor de geschreven Wet als voor de zogeheten mondelinge wet geldt. In The Encyclopedia of Judaism staat: „De mondelinge wet is geen eenduidig wetsstelsel; ze omvat vele uiteenlopende en zelfs tegenstrijdige opvattingen. Hierover zeiden de wijzen: ’Ze zijn alle de woorden van de levende God’” (blz. 532). Is het echter redelijk te geloven dat God tot tegenstrijdige en verdeeldheid brengende meningen zou inspireren? Hoe is het gekomen dat zulke tegenstrijdigheden werden aanvaard?

Gedurende de hele periode waarin de Hebreeuwse Geschriften op schrift werden gesteld (ca. 1513–ca. 443 v.G.T.), helderden Gods aangestelde vertegenwoordigers geschilpunten op, waarbij God hen heel vaak ondersteunde door een tentoonspreiding van goddelijke macht of door profetieën te vervullen die hij hen had laten uitspreken (Exodus 28:30; Numeri 16:1–17:15 [16:1-50, NW]; 27:18-21; Deuteronomium 18:20-22). Destijds werd iemand die daarmee in strijd zijnde verklaringen en interpretaties onderwees niet als een geleerde beschouwd, maar als een afvallige. God waarschuwde de gehele natie: „Ziet er nauwlettend op toe u alleen te houden aan datgene wat ik u opleg: voeg er niets aan toe en neem er ook niets van af.” — Deuteronomium 13:1 (12:32, NW).

Mettertijd vond er in de denkwijze van de natie Israël echter een radicale verandering plaats. De Farizeeën, die in de eerste eeuw G.T. een prominente plaats in het judaïsme gingen innemen, waren voorstanders van de leer van de „mondelinge thora”, welke leer zij twee eeuwen voordien hadden ontwikkeld. Zij leerden dat God de natie Israël bij de berg Sinaï niet alleen een geschreven Wet had gegeven, maar tegelijkertijd ook een mondelinge wet aan hen had doorgegeven. Volgens deze overtuiging interpreteerde en verduidelijkte deze geïnspireerde mondelinge wet details van de geschreven Wet, details die God Mozes opzettelijk niet had laten optekenen. De mondelinge wet mocht niet te boek gesteld worden maar moest alleen mondeling worden overgeleverd, van meester op discipel, van geslacht op geslacht. Hierdoor werd speciaal gezag verleend aan de Farizeeën, die zich als de bewaarders van deze mondelinge overlevering beschouwden.g

Na de verwoesting van de tweede tempel in 70 G.T. verkreeg de farizeese zienswijze de overhand en werd het judaïsme een door rabbijnen overheerste vorm van religie, iets wat het voorheen niet geweest was.h Nu in plaats van de priesters of de profeten de rabbijnen nieuwe prominentie hadden verkregen, werd de mondelinge wet het nieuwe belangrijkste attribuut van het judaïsme. The Encyclopedia of Judaism zegt in dit verband: „De mondelinge thora werd geleidelijk als belangrijker beschouwd dan de geschreven thora, aangezien de eerstgenoemde bepalend werd voor de uitleg en het begrip van de laatstgenoemde.” — 1989, blz. 710.

Naarmate het prestige van de rabbijnen steeg en er steeds meer overleveringen kwamen, werd het verbod op het te boek stellen van deze mondelinge wet opgeheven. Aan het eind van de tweede en het begin van de derde eeuw G.T. bracht Jehoeda Hanassi (135–219 G.T.) een systematische samenvatting van deze rabbijnse mondelinge overleveringen bijeen in een werk dat de misjna werd genoemd. Latere toevoegingen werden de tosefta genoemd. De rabbijnen op hun beurt zagen er de noodzaak van in commentaar te geven op de misjna, en deze interpretaties van de mondelinge overlevering gingen de grondslag vormen van een lijvige verzameling boeken die de gemara werd genoemd (samengesteld van de derde tot de vijfde eeuw G.T.). Samen kwamen deze werken als de talmoed bekend te staan. Tot op de huidige tijd blijven er commentaren op al deze rabbijnse meningen gegeven worden. Is het, aangezien het onmogelijk is om al deze zeer van elkaar verschillende gezichtspunten met elkaar in harmonie te brengen, dan verwonderlijk dat velen de voorkeur geven aan de mening dat ’de thora zeventig gezichten heeft’?

g Deze opvatting, die aanvankelijk door de Farizeeën werd gepropageerd, werd door vele van hun tijdgenoten in de joodse natie verworpen. De Sadduceeën, van wie er velen priesters waren, alsook de eerste-eeuwse Essenen, verwierpen dit farizeese denkbeeld. In deze tijd beschouwen zowel de Karaïeten (sinds de achtste eeuw G.T.) als het reformjodendom en de conservatieve stroming van het judaïsme zo’n mondelinge wet niet als door God geïnspireerd. Het huidige orthodoxe judaïsme daarentegen beschouwt deze overleveringen niet alleen als geïnspireerd maar ook als bindend.

h In de Encyclopedia Judaica wordt gezegd: „De titel rabbi is afgeleid van het zelfstandig naamwoord rav, dat in het bijbelse Hebreeuws ’groot’ betekent, en komt in de [Hebreeuwse] bijbel niet voor.”

WAAR WAS DE MONDELINGE WET . . .

. . . toen Mozes al Gods geboden voor de hele natie Israël herhaalde? De natie stemde er toen mee in alles te volbrengen wat hij had herhaald, en vervolgens „schreef [Mozes] alle geboden van de HEER op”. — Exodus 24:3, 4, wij cursiveren.

. . . toen Jozua de natie Israël na hun intocht in het Beloofde Land bijeenbracht en hun opnieuw alle woorden die zij overeengekomen waren te volbrengen, voorlas? „Er was geen woord van alles wat Mozes geboden had dat Jozua niet voorlas in tegenwoordigheid van de hele gemeente van Israël.” — Jozua 8:35, wij cursiveren.

. . . toen in de dagen van koning Josia het zoekgeraakte ’boek van de wet van Mozes’ tijdens de renovatie van de tempel gevonden werd? Zodra de inhoud ervan aan Josia was voorgelezen, scheurde hij uit droefheid zijn klederen, omdat hij besefte dat er geslachten lang niet gehandeld was naar hetgeen in de Wet geschreven stond. Hij trof vervolgens regelingen om het paschafeest te vieren, dat tijdens de hele periode van de koningen en van de rechters die er vóór hen waren geweest, niet altijd op juiste wijze gevierd was. Waar was de ’getrouw overgeleverde’ mondelinge wet gedurende die honderden jaren? Had ze bestaan, dan zouden die inlichtingen nooit in het vergeetboek zijn geraakt. Alleen een nauwkeurig bewaard geschreven bericht stelde de natie in staat terug te keren tot het op juiste wijze doen van Gods wil. — 2 Koningen 22:8–23:25.

. . . toen de profeet Jeremia bekendmaakte: „Van de kleinste tot de grootste zijn zij allen hebzuchtig op winst uit; zowel priester als profeet, zij allen handelen bedrieglijk”? (Jeremia 6:13) Tijdens een groot gedeelte van de geschiedenis van de natie Israël was dit de geestelijke situatie onder de leiders der natie, vooral de priesters, die de verantwoordelijkheid hadden de Wet te onderwijzen (Maleachi 2:7, 8). Geschreven berichten spreken voor zichzelf, maar kon men zich voor het getrouw bewaren van een mondelinge overlevering verlaten op mannen die zo ontrouw waren?

. . . gedurende de meer dan 1000 jaar waarin de Hebreeuwse Geschriften werden opgetekend? Vanaf Mozes tot en met Maleachi wordt er geen gewag gemaakt van het bestaan van zo’n mondelinge wet. Pas honderden jaren later, tijdens de periode van de rabbijnen, toen met elkaar botsende religieuze sekten streden om de macht en het gezag over de joodse natie, bemerken wij dat er sprake is van zo’n denkbeeld. Wordt door die honderden jaren van stilzwijgen over het onderwerp en het getuigenis van de geïnspireerde Schrift niet uitgesloten dat er ooit zo’n geïnspireerde mondelinge wet zou hebben bestaan?

17 In tegenstelling tot de tegenstrijdige interpretaties van mensen is de bijbel zelf duidelijk en betrouwbaar. God heeft ons in zijn Woord voldoende bewijzen verschaft dat de vredige wereld die in Jesaja 2:2-4 wordt geschilderd, niet slechts een droom is maar een ophanden zijnde realiteit. Niemand anders dan God zelf, de God van profetieën, de God van de bijbel, zal die wereld tot stand brengen.

DE DODE-ZEEROLLEN

Dead Sea scroll

Deze rollen, die vóór de gewone tijdrekening gedateerd zijn, onthullen hoe nauwkeurig de tekst van de bijbel door de eeuwen heen overgeleverd is. Ze bevestigen ook dat profetieën vóór hun vervulling opgetekend werden

a Er zij opgemerkt dat de verklaring in Genesis 1:1, waar gesproken wordt over de schepping van de hemellichamen, niet binnen de zes scheppings-„dagen” valt. Bovendien laat het Hebreeuwse woord dat met „dag” is vertaald, ruimte voor de gedachte dat de in Genesis 1:3-31 beschreven gebeurtenissen plaatsvonden gedurende zes ’tijdsperioden’ die elk vele duizenden jaren hebben kunnen omvatten. — Vergelijk Genesis 2:4.

b Zie voor voorbeelden het door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc., uitgegeven boek De bijbel — Gods woord of dat van mensen?, hoofdstuk 7, „Spreekt de bijbel zichzelf tegen?”

c Moeilijke kwesties in verband met rechtszaken werden behandeld volgens een duidelijk omschreven rechterlijke regeling (Deuteronomium 17:8-11). In alle andere belangrijke aangelegenheden die onduidelijk schenen, werd de natie voor het verkrijgen van Gods antwoord niet naar een mondelinge wet verwezen, maar veeleer naar de Urim en de Tummim, die bij de priesters berustten. — Exodus 28:30; Leviticus 8:8; Numeri 27:18-21; Deuteronomium 33:8-10.

d Sommigen hebben in de tekst van Deuteronomium 17:8-11 een zinspeling op een geïnspireerde mondelinge overlevering gelezen. Zoals echter in de voetnoot bij paragraaf 14 vermeld wordt, handelt de tekst uitsluitend over de te volgen procedure bij rechtszaken. Merk op dat het punt niet was of er gedurende vele eeuwen al dan niet verschillende gebruiken of overleveringen werden doorgegeven. Ongetwijfeld werden er enkele overleveringen doorgegeven aangaande de wijze waarop bepaalde aspecten van de Wet specifiek ten uitvoer moesten worden gelegd. Maar het feit dat een overlevering reeds lange tijd bestaat, is geen bewijs voor inspiratie. Merk bijvoorbeeld het overgeleverde gebruik op dat zich met betrekking tot de koperen slang had ontwikkeld. — Numeri 21:8, 9; 2 Koningen 18:4.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen