Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • it-2 ‘Macedonië, Macedoniër’
  • Macedonië, Macedoniër

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Macedonië, Macedoniër
  • Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Vergelijkbare artikelen
  • Macedonië, Macedoniër
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Macedonië
    Verklarende woordenlijst
  • Thessalonika
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Thessalonika
    Hulp tot begrip van de bijbel
Meer weergeven
Inzicht in de Schrift, Deel 2
it-2 ‘Macedonië, Macedoniër’

MACEDONIË, MACEDONIËR

(Macedo̱nië[r]).

Een gebied in ZO-Europa dat het centrale deel besloeg van wat thans als het Balkanschiereiland bekendstaat. Het strekte zich uit van de Adriatische Zee in het W tot de Egeïsche Zee in het O en lag ten N van Achaje. Macedonië heeft weliswaar talrijke vruchtbare vlakten, maar is grotendeels een berglandschap. In de oudheid vormde Macedonië een belangrijke verbinding tussen het Oosten en het Westen. De door de Romeinen aangelegde Via Egnatia liep van Dyrrachium en Apollonia aan de W-kust van het schiereiland tot voorbij Neapolis aan de O-kust.

De Macedoniërs waren nakomelingen van Jafeth, misschien via Kittim, de zoon van Javan (Ge 10:2, 4, 5). Hoewel de naam Kittim hoofdzakelijk met het eiland Cyprus in verband werd gebracht, gebruikte men deze naam in de oudheid ook ter aanduiding van andere gebieden. De geschiedschrijver Josephus zegt dat de Hebreeën de eilanden en het merendeel der zeekusten (waarschijnlijk die langs de Middellandse Zee) „Chethim” noemden (Joodsche oudheden, I, vi, 1). Dit zou kunnen verklaren waarom Macedonië in het apocriefe boek 1 Makkabeeën 1:1 „Cethim” (KB) of „Kittim” (PC) wordt genoemd en verschaft een eventuele basis voor de veronderstelling dat de Macedoniërs nakomelingen van Kittim zijn.

Geschiedenis. Onder de heerschappij van Philippus II werd Macedonië een toonaangevende macht. Hij slaagde erin Macedonië en de omliggende gebieden te verenigen, en als gevolg van zijn overwinning in de slag bij Chaeronea (338 v.G.T.) verkreeg Macedonië de hegemonie over de meerderheid van de Griekse staten. Toen Philippus werd vermoord, besteeg zijn zoon Alexander (de Grote) de troon. Twee jaar later begon Alexander zijn uitgebreide veroveringsveldtocht. Toen Alexander in Babylon stierf (323 v.G.T.), had hij door middel van zijn militaire overwinningen een rijk opgebouwd dat zich oostwaarts helemaal tot India uitstrekte en Mesopotamië, Syrië, Palestina, Egypte, Klein-Azië, Thracië, Macedonië en Griekenland omvatte. — Zie Da 2:31-33, 39; 7:6; 8:1-7, 20, 21; ALEXANDER nr. 1; BEELD; BEESTEN, SYMBOLISCHE.

Antipater, die regent van Macedonië was geweest toen Alexander in het Oosten oorlog voerde, behield zijn positie toen het rijk na Alexanders dood verdeeld werd. Voordat Antipater stierf, droeg hij het regentschap niet over aan zijn zoon Cassander, maar aan Polyperchon. Dit leidde tot politieke conflicten, die uiteindelijk culmineerden in de erkenning van Cassander als koning van Macedonië. Zijn zoon Alexander volgde hem op, maar werd niet lang daarna door Demetrius Poliorcetes (de zoon van Antigonus Cyclops, een van de generaals van Alexander de Grote) vermoord. Opnieuw heerste er verwarring. Ten slotte besteeg Antigonus Gonatas, de zoon van Demetrius Poliorcetes, de troon. Hoewel Antigonus tweemaal uit zijn koninkrijk werd verdreven, wist hij elke keer weer aan de macht te komen, en Macedonië bleef in handen van de Antigoniden totdat het onder Romeins bestuur kwam. In het midden van de 2de eeuw v.G.T. werd Macedonië een Romeinse provincie. Gedurende de 1ste eeuw G.T. vormde het samen met Achaje in het Z en Moesia in het N een tijdlang een door de legatus van Moesia bestuurde keizerlijke provincie. In 44 G.T. werd Macedonië echter opnieuw een senaatsprovincie onder de jurisdictie van een Romeins bestuurder. — Zie GRIEKENLAND, GRIEKEN.

Paulus’ bediening. Macedonië was het eerste gebied in Europa dat de apostel Paulus op zijn tweede zendingsreis bezocht. Terwijl Paulus zich in Troas in het NW van Klein-Azië bevond, kreeg hij een visioen. „Er stond een zekere man, een Macedoniër, die hem een dringend verzoek deed en zei: ’Kom over naar Macedonië en help ons’” (Han 16:8, 9). Als gevolg van dat visioen vertrok Paulus samen met Lukas, Timotheüs en Silas (als er niet nog meer reisgenoten waren) naar Macedonië. Na zijn aankomst in Neapolis (de havenstad van Filippi in NO-Macedonië) begaf Paulus zich naar Filippi en maakte daar het goede nieuws bekend (Han 16:11-40). Lukas bleef blijkbaar in Filippi, terwijl Paulus, Silas en Timotheüs door de Macedonische steden Amfipolis (zo’n 50 km ten WZW van Filippi) en Apollonia (ongeveer 35 km ten ZW van Amfipolis) reisden. Vervolgens gaf Paulus getuigenis in de Macedonische steden Thessalonika (zo’n 45 km ten WNW van Apollonia) en Berea (ongeveer 65 km ten WZW van Thessalonika) (Han 17:1-12). Vanwege een dreigende oploop van het gepeupel in Berea was Paulus genoodzaakt uit Macedonië te vertrekken. Maar hij liet Silas en Timotheüs in Berea achter, zodat zij voor de nieuwe groep gelovigen daar zouden kunnen zorgen. Silas en Timotheüs zouden zich later weer bij hem voegen (Han 17:13-15). Paulus, die bezorgd was om het welzijn van de pasgevormde gemeente in Thessalonika, zond Timotheüs daarheen om de broeders aan te moedigen (1Th 3:1, 2). Het kan zijn dat Timotheüs zich in Athene (Achaje) bij Paulus heeft gevoegd en vervolgens naar Thessalonika werd teruggezonden. Waarschijnlijker is echter dat Paulus hem in Berea het verzoek deed toekomen de reis naar Thessalonika te maken. Het goede bericht dat Timotheüs bij zijn terugkeer uitbracht, bewoog Paulus ertoe zijn eerste brief aan de Thessalonicenzen te schrijven (1Th 3:6; Han 18:5). Zijn tweede brief aan de Thessalonicenzen volgde niet lang daarna.

Tijdens zijn derde zendingsreis maakte Paulus plannen om naar Macedonië terug te keren (1Kor 16:5-8; 2Kor 1:15, 16). Hoewel Paulus zelf nog wat langer in Efeze bleef, zond hij Timotheüs en Erastus alvast naar Macedonië vooruit (Han 19:21, 22). Niet lang daarna verwekte de Efezische zilversmid Demetrius een oproer tegen Paulus. De stad raakte in verwarring, en terwijl de Efeziërs het theater in stormden, grepen zij „de Macedoniërs Gajus en Aristarchus, Paulus’ reisgezellen,” en sleurden hen mee (Han 19:23-29). Nadat de opschudding was bedaard, begaf Paulus zich op weg naar Macedonië (Han 20:1). Hij onderbrak klaarblijkelijk zijn reis in Troas. Tot zijn teleurstelling trof hij Titus daar niet aan, aangezien die naar Korinthe (Achaje) was gezonden om behulpzaam te zijn bij de inzameling voor de heiligen in Judea (2Kor 2:12, 13). Paulus vervolgde daarop zijn reis naar Macedonië, waar Titus zich bij hem voegde en de apostel te horen kreeg hoe de Korinthiërs op zijn eerste brief hadden gereageerd (2Kor 7:5-7). Daarop schreef Paulus zijn tweede brief aan de Korinthiërs, en later trok hij zuidwaarts naar Griekenland. Hij was van plan per schip van Griekenland naar Syrië te varen, maar omdat de joden een komplot tegen hem hadden gesmeed, moest hij zijn plannen wijzigen en in plaats daarvan naar Macedonië terugkeren (Han 20:2, 3). Drie van zijn reisgezellen waren Macedoniërs: Sopater, Aristarchus en Secundus. — Han 20:4.

Ook al waren de Macedonische christenen zelf arm, zij waren heel edelmoedig. Zij putten zich „boven hun werkelijke vermogen” uit in het schenken van bijdragen voor de behoeftige broeders in Judea (2Kor 8:1-7; vgl. Ro 15:26, 27; 2Kor 9:1-7). Vooral de Filippenzen muntten uit in het ondersteunen van Paulus in zijn bediening (2Kor 11:8, 9; Fil 4:15-17). Zelfs toen de apostel voor de eerste maal in Rome gevangenzat, zond de gemeente in Filippi Epafroditus om als Paulus’ dienaar in zijn behoeften te voorzien (Fil 2:25-30; 4:18). En de Thessalonicenzen werden door hun grote geloof en hun volharding een voorbeeld voor „alle gelovigen in Macedonië en in Achaje”. — 1Th 1:1-8; 4:9, 10.

Het schijnt dat Paulus na zijn vrijlating uit gevangenschap in Rome opnieuw een bezoek aan Macedonië bracht en van daar uit de brief schreef die thans als Eén Timotheüs bekendstaat (1Ti 1:3). Het is mogelijk dat de brief aan Titus ook vanuit Macedonië geschreven is.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen