REËLAJA
(Reëla̱ja).
Iemand wiens naam samen met die van prominente mannen als Zerubbabel en Jesua genoemd wordt aan het begin van de lijst van degenen die in 537 v.G.T. uit Babylon naar Jeruzalem terugkeerden (Ezr 2:1, 2). In Nehemia 7:7 wordt de naam geschreven als Raämja (wat „Jehovah heeft gedonderd; Gebulder van Jehovah” betekent).