BOOGSCHUTTER.
Het gebruik van pijl en boog na de Vloed stelde de mens in staat dieren te doden die, omdat ze te snel of te gevaarlijk waren, op geen andere manier gevangen konden worden. Aldus kon de mens zich van voedsel, kleding en onderdak voorzien. Toen Nimrod aan de macht kwam, dwong hij boogschutters er waarschijnlijk toe in zijn dienst te treden.
In de 20ste eeuw v.G.T. werd Abrahams eerstgeboren zoon Ismaël een „boogschutter” om in de wildernis in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien (Gen. 21:20). Ook Esau, een kleinzoon van Abraham, kon behendig met de boog omgaan (Gen. 27:3). Gedenktekens getuigen dat de Egyptenaren van oudsher de aanval voornamelijk door boogschutters lieten uitvoeren. Ook in Babylon vindt men beeldhouwwerken van boogschutters. In de dagen van Jozua (Joz. 24:12) en David (1 Kron. 12:1, 2), en ook daarna, vormden boogschutters een belangrijk onderdeel van het Israëlitische leger (2 Kron. 14:8; 26:14). De koningen Saul, Achab en Josia vonden respectievelijk door boogschutters van de Filistijnen, de Syriërs en de Egyptenaren de dood. — 1 Sam. 31:1-3; 1 Kon. 22:34, 35; 2 Kron. 35:20, 23.
Op reliëfs in Nineve wordt afgebeeld hoe Assyrische boogschutters in strijdwagens twee bogen bij zich droegen, een lange en een korte. Terwijl zij één pijl afschoten, hielden zij reeds andere pijlen in de hand om zo sneller achter elkaar te kunnen schieten. De aanvalstactiek van de Assyriers schijnt hierin te hebben bestaan, dat zij de vijand met een regen van pijlen overweldigden en dan met zwaard en speer achtervolgden.
De Perzen worden als de beste boogschutters uit de oudheid beschouwd. Op reliëfs in Persepolis en Susa staan Medische en Perzische soldaten met bogen en pijlkokers. Perzische jongens kregen van hun vijfde tot hun twintigste jaar les in boogschieten en paardrijden. De Perzische ruiters waren meesters in het boogschieten, zelfs wanneer zij achteruit moesten schieten. Mobiliteit en bewegingsvrijheid van de boogschutters waren de fundamentele strategie van de Perzen wanneer zij onder een regen van pijlen op de vijand aanstormden.
Bij de westerse rijken Griekenland en Rome stonden pijl en boog niet zo hoog in aanzien als bij de oosterse natiën, ofschoon bij hun overwinningen boogschutters soms een belangrijke rol speelden. De reden hiervoor kan gelegen hebben in het feit dat de methode van de Grieken om de pees van de boog naar het lichaam te trekken, niet zo doeltreffend was als de methode van de Egyptenaren en de Perzen, die de pees vlak bij de wang of het oog brachten. Huurlingen van Kreta en uit Azië schijnen de geoefende boogschutters te hebben verschaft, terwijl de Grieken en Romeinen op zwaard en speer vertrouwden.
[Illustratie op blz. 220]
Egyptische boogschutter staande in een strijdwagen, afgebeeld op een grafschildering in Thebe