Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 114-115
  • Asdod

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Asdod
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Vergelijkbare artikelen
  • Asdod
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Asdodiet
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Filistea, Filistijnen
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Vertrouw op Jehovah voor leiding en bescherming
    Jesaja’s profetie — Licht voor de hele mensheid I
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 114-115

ASDOD

(A̱sdod) [vesting, bolwerk].

Een van de vijf voornaamste steden van de Filistijnen onder hun „asvorsten” en klaarblijkelijk het religieuze centrum van Filistea en de aanbidding van de valse god Dagon. De andere steden waren Gath, Gaza, Askelon en Ekron (Joz. 13:3). Het huidige Asdod ligt ongeveer 7 km ten N.N.W. van de plaats waar eens het oude Asdod lag.

Asdod wordt, samen met Gaza en Gath, in Jozua 11:22 voor het eerst genoemd als woonplaats van de overgebleven, op reuzen gelijkende Enakieten. Aangezien de plaats op een hoogte gebouwd was en aan de heerweg lag die vanuit Egypte langs de kust door Palestina liep, nam Asdod een strategisch gunstige positie in. Toen de Israëlieten het land veroverden, werd de stad samen met haar voorsteden aan Juda toegewezen (Joz. 15:46, 47); maar klaarblijkelijk behoorden haar inwoners tot de „bewoners van de laagvlakte”, die niet uit hun bezit verdreven konden worden „omdat zij strijdwagens met ijzeren zeisen hadden”. — Recht. 1:19.

Gedurende de tijd van koning Saul (1117–1077 v.G.T.) schijnen de Filistijnse steden het toppunt van hun macht te hebben bereikt. Voordat Saul koning werd, brachten de Filistijnen de Israëlieten bij Eben-Haëzer een zware nederlaag toe en maakten zij de ark van het verbond buit, die zij vervolgens naar Asdod brachten en in de tempel van Dagon naast het beeld van hun god plaatsten. Nadat het beeld van Dagon op miraculeuze wijze twee vernederingen had ondergaan, werden de Asdodieten door aambeien gekweld. Deze plaag was zo erg dat er paniek onder hen uitbrak. Nadat de Filistijnse asvorsten met elkaar hadden beraadslaagd, werd de Ark overgebracht naar Gath, waar de plaag zich verder uitbreidde. Na zeven maanden stuurden zij de Ark met een offergave in goud naar Israël terug. — 1 Sam. 5:1–6:18; zie FILISTEA, FILISTIJNEN.

Hoewel koning David de Filistijnen verscheidene nederlagen toebracht, bleven hun belangrijke steden klaarblijkelijk tot de tijd van koning Uzzia (829–777 v.G.T.) onafhankelijk. Van Uzzia wordt gezegd dat hij „oorlogswerktuigen” vervaardigde (2 Kron. 26:15), en in 2 Kronieken 26:6 staat: „En hij [Uzzia] trok voorts uit en streed tegen de Filistijnen en brak door de muur van Gath en de muur van Jabne en de muur van Asdod heen, waarna hij steden bouwde in het gebied van Asdod en onder de Filistijnen.”

Blijkbaar bleef het gebied van Asdod niet onder Judese heerschappij, want inscripties uit latere tijd tonen dat de Assyrische koning Sargon de plaatselijke koning Azuri afzette en in zijn plaats Ahimiti aanstelde. Een opstand noopte Sargon ertoe tegen Filistea op te trekken en hij veroverde Gath, „Asdudu” (Asdod) en „Asdudimmu” (Asdod aan de zee; blijkbaar een afzonderlijke plaats aan de kust). Dit kan betrekking hebben op de in Jesaja 20:1 genoemde veldtocht en een gedeeltelijke vervulling zijn van de profetie in Amos 1:8. Zoals Herodotus vermeldt, werd Asdod (Azotus) in de daaropvolgende eeuw tijdens de regering van Assoerbanipal 29 jaar lang door farao Psammetichus I belegerd. — De Historiën van Herodotus, II, 157.

Op een stenen prisma van de Assyrische koning Sanherib staat dat „Mitinti van Asdod” hem kostbare geschenken en hulde bracht, en over koning Hizkia van Juda (745–716 v.G.T.) wordt dan verder gezegd: „Zijn [Hizkia’s] steden, die ik had geplunderd, scheidde ik van zijn land af en gaf ze aan Mitinti, de koning van Asdod.” In Jeremia’s tijd (na 647 v.G.T.) schijnt Asdod zeer verzwakt te zijn geweest, zodat hij over het „overblijfsel van Asdod” sprak (Jer. 25:20). Nebukadnezar, die in 625 v.G.T. begon te regeren, vermeldt dat de koning van Asdod zich onder de gevangenen aan het Babylonische koningshof bevond. — Vergelijk Zefanja 2:4.

Na de ballingschap vormde Asdod nog altijd een haard van oppositie tegen de Israëlieten (Neh. 4:7), en Nehemia nam de joden die Asdoditische vrouwen hadden getrouwd, streng onder handen. Hun zonen spraken „Asdoditisch, en geen van hen kon joods spreken” (Neh. 13:23, 24). Ten tijde van de Makkabeeën werd het afgodische Asdod omstreeks 163 v.G.T. door Judas de Makkabeeër en later, omstreeks 148 v.G.T., door diens broer Jonathan bestormd. Tijdens deze tweede stormaanval werd de tempel van Dagon platgebrand. — 1 Makkabeeën 5:68; 10:84.

De stad werd omstreeks het jaar 55 v.G.T. door de Romeinen herbouwd en stond algemeen bekend onder haar Griekse naam Azotus. Filippus de evangelieprediker kwam op zijn predikingstocht door Asdod. — Hand. 8:40.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen